Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Advocaat-generaal Szpunar (Hof van Justitie) concludeert over vragen Raad van State over toepassing Dienstenrichtlijn bij detailhandelsbestemmingen

Op 18 mei 2017 is de conclusie van advocaat-generaal M. Szpunar gepubliceerd ten aanzien van de prejudiciële vragen die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 januari 2016 aan het Hof van Justitie heeft gesteld. De vragen zagen op de uitleg van de Europese Dienstenrichtlijn.

24 mei 2017

Achtergrond

Aanleiding was het door de gemeenteraad van Appingedam vastgestelde bestemmingsplan 'Stad Appingedam'. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het Woonplein aan de rand van Appingedam. Op dit Woonplein wordt in het bestemmingsplan door de gemeenteraad omvangrijke/volumineuze detailhandel toegestaan, zoals detailhandel in meubels, keukens en bouwmaterialen. Vastgoedondernemer Visser Vastgoedbeleggingen BV wil aldaar echter een schoenen- en kledingwinkel vestigen. In dit verband had hij aangevoerd dat de gemeenteraad in strijd handelt met de Europese Dienstenrichtlijn, door alleen detailhandel in omvangrijke goederen toe te staan.

De vragen van de Afdeling bestuursrechtspraak aan het Hof

De Afdeling bestuursrechtspraak zag in dit betoog aanleiding om vragen te stellen aan het Hof, of de Europese Dienstenrichtlijn van toepassing is. De Afdeling wilde verder van het Hof weten of detailhandel die bestaat uit de verkoop van goederen aan consumenten een dienst is. Daarnaast wilde de Afdeling weten of de Dienstenrichtlijn van toepassing is op ruimtelijke ordeningsvoorschriften die ertoe strekken om de leefbaarheid van het stadscentrum te behouden en leegstand tegen te gaan. Tevens wilde de Afdeling duidelijkheid over de vraag of in deze kwestie sprake is van een zogenoemde 'zuivere interne situatie' en of de Dienstenrichtlijn op zo'n situatie van toepassing is.

De conclusie van de advocaat-generaal

Verder heeft de Afdeling gevraagd, als de Dienstenrichtlijn volgens het Hof op deze zaak toegepast zou moeten worden, of de ruimtelijke ordeningsvoorschriften in deze zaak moeten worden aangemerkt als eisen of als een vergunningsstelsel zoals bedoeld in de Dienstenrichtlijn. Afhankelijk van het antwoord op die vraag wilde de Afdeling weten of deze voorschriften dan in strijd zijn met de Dienstenrichtlijn.

De advocaat-generaal heeft nu geconcludeerd (

lees de volledige conclusie hier

). De AG heeft het Hof in overweging gegeven om de vragen Raad van State, samengevat, als volgt te beantwoorden:

  • Detailhandel in de vorm van verkoop aan consumenten van goederen (zoals schoenen en kleding) valt onder de definitie van "dienst"';

  • De bepalingen van hoofdstuk III van Dienstenrichtlijn zijn van toepassing in zuiver interne situaties;

  • Een bestemmingsplan is geen vergunningenstelsel. Een plan als hier aan de orde, op grond waarvan uitsluitend bepaalde soorten detailhandel zijn toegestaan, behelst een territoriale beperking in de zin van de Dienstenrichtlijn, die kan worden gerechtvaardigd indien wordt aangetoond dat daarmee op evenredige wijze de bescherming van het stedelijk milieu wordt nagestreefd.

Gevolgen voor de praktijk

Als het Hof de advocaat-generaal in deze conclusie volgt, heeft dit naar verwachting vergaande gevolgen voor de bestemmingsplanpraktijk. Elke keer als iemand zich als een dienstenverrichter beperkt of uitgesloten voelt, zou hij van het bevoegd gezag een evenredigheidstoets, zoals opgenomen in de Dienstenrichtlijn kunnen verlangen.

Artikel delen