Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Beantwoording Kamervragen over windmolens die afgebroken worden maar niet meer worden vervangen

Minister Kamp (EZ) stuurt de Tweede Kamer zijn reactie op de vraag van het lid Jan Vos (PvdA) over windmolens die afgebroken worden maar niet meer worden vervangen, waardoor het Energieakkoord in gevaar komt.

24 november 2016

Hierbij stuur ik uw Kamer de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door het lid Jan Vos (PvdA) over windmolens die afgebroken worden maar niet meer worden vervangen, waardoor het Energieakkoord in gevaar komt (ingezonden 18 november 2016, kenmerk 2016Z21590).

1

Bent u op de hoogte van de berichtgeving over windmolens die afgebroken worden maar niet meer worden vervangen, waardoor het Energieakkoord in gevaar komt? 1)

1)

http://www.ad.nl/nieuws/afbraak-windmolens-dreigt-klimaatdoelen-in-gevaar~a970057d/

Antwoord

Ja.

2

Klopt het dat dat de 6.000 megawatt (MW) aan wind op land niet haalbaar is als een substantieel deel van de bestaande windmolen wordt afgebroken, maar niet meer worden vervangen?

Antwoord

Ja.

3

Klopt het dat bijna de helft van de huidige turbines, bijna 3.000 MW in totaal, hun subsidie gaat verliezen tot eind 2017?

Antwoord

Van circa 1.680 MW aan opgesteld vermogen windenergie op land loopt dit jaar of komend jaar de subsidie af. Dit betreffen windmolens die op grond van de regeling Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP) subsidie op de opgewekte hernieuwbare elektriciteit ontvangen. Deze regeling is in 2006 gesloten en kende in tegenstelling tot de huidige SDE+ regeling een subsidiabele periode van 10 jaar. Deze windmolenexploitanten hebben dan de maximale subsidiabele periode doorlopen die destijds in de beschikking is vastgelegd. Er is dus geen sprake van verlies van subsidie.

4

Klopt het dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), een onderdeel van uw ministerie dus, stelt dat 1.330 MW het risico loopt te stoppen en niet meer te worden vervangen?

Antwoord

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft in opdracht van het kernteam wind op land geïnventariseerd hoeveel opgesteld vermogen het risico loopt op ongewenste sanering. Hierbij komt RVO uit op een theoretisch maximum van 1.330 MW. Voor de goede orde merk ik op dat in de notitie geen uitspraak wordt gedaan over de kans dat dit risico zich daadwerkelijk manifesteert. De huidige praktijk is dat het overgrote deel van de turbine-eigenaren de windturbine ook na afloop van de subsidieperiode in bedrijf houdt tot het moment waarop de windturbine aan het einde van de technische levensduur is. Overigens geeft RVO in de notitie ook aan dat er van de circa 1.680 MW aan opgesteld vermogen waarvan de subsidieperiode zal verstrijken 350 MW direct is gekoppeld aan bestaande herstructureringsprojecten. Voor de overige 1.330 MW aan opgesteld vermogen is op het moment van schrijven nog niet bekend of deze ook vervangen of opgeschaald worden door een nieuwe generatie windturbines. De SDE+ maakt mogelijk om dit deel van het bestaand vermogen het komend decennium te vervangen. Bijkomend voordeel hiervan is dat een moderne windturbine een veelvoud aan energie opwekt ten opzichte van de windturbines van 10-20 jaar geleden. Een mooi voorbeeld van een herstructureringsproject dat nog niet is meegenomen in de notitie van RVO is het project Windplan Blauw in het noorden van de Flevopolder. Op 2 december 2016 start voor dit project een rijkscoördinatieprocedure. Het project voorziet in de realisatie van circa 65 nieuwe windturbines in ruil voor de sanering van 74 verouderde windturbines in hetzelfde gebied.

5

Deelt u de mening dat het daarom van groot belang is dat "repowering" van de kleinschalige projecten uw bijzondere aandacht zou moeten krijgen, omdat anders de doelen van het Energieakkoord uit het zich raken als gevolg van dit weglekeffect?

Antwoord

Alle doelen van het Energieakkoord hebben mijn bijzondere aandacht, zo ook de doelstelling van 6000 MW wind op land die met provincies is overeengekomen. Indien bestaande kleinschalige projecten niet worden voortgezet en daarmee niet meer bijdragen aan de doelstelling, is het aan de provincies om daarvoor vervangende locaties aan te wijzen.

6

Klopt het dat u nog bezig bent met het vormgeven van de subsidieregeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+) voor 2017, waarvoor u inmiddels de advies-basisbedragen van Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) en DNV GL heeft ontvangen?

Antwoord

Ja. Ik zal uw Kamer op korte termijn informeren over de vormgeving van de SDE+ in 2017.

7

Kunt u in de SDE+ regeling 2017 terdege rekening houden met de bovengenoemde problematiek?

8

Kunt u overwegen om een verhoogd SDE+ tarief te introduceren voor kleinschalige windprojecten met een capaciteit tot een MW, zodat de potentie van "repowering" beter kan worden benut?

Antwoord 7 en 8

De geschetste situatie is geen reden voor een uitzonderingspositie voor vervanging van of aanleg van kleinschalige windmolens in de SDE+. Voor dit type projecten gelden dezelfde voorwaarden die generiek gelden voor alle windmolens op land. Het kabinet zet zich in om de doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020 en 16% hernieuwbare energie in 2023 op een kosteneffectieve manier te realiseren. Daarbij past het benutten van de technisch en economisch meest voor de hand liggende technieken. Dat is ook het uitgangspunt bij de vaststelling van de maximale basisbedragen voor de verschillende toegestane technieken in de SDE+, waaronder windenergie op land. Binnen de gestelde randvoorwaarden is het aan de projectontwikkelaar om zijn eigen afwegingen te maken ten aanzien van techniek, financiering, ashoogte en ruimtelijke inpassing van een project. Een uitzonderingspositie, in de zin van een hogere subsidie voor een kleine windmolen, zou een stap terug zijn en de energietransitie duurder maken. Hetzelfde geldt voor het verlengen van de subsidie voor windmolens waarvan de subsidiabele periode is verstreken. Deze windmolens hebben immers al een afdekking van de onrendabele top ontvangen en extra subsidie zou over de gehele periode tot overstimulering leiden. Daar ben ik niet toe bereid en die ruimte biedt het Europese milieusteunkader ook niet.

9

Kunt u daarnaast versneld tot besluitvorming overgaan om te bewerkstelligen dat de postcoderegeling blijft, zodat alle betrokkenen weten waar ze aan toe zijn en initiatieven durven te nemen en te financieren?

Antwoord

Ik hecht eraan dat betrokkenen zekerheid hebben over regelingen als de regeling verlaagd tarief energiebelasting. Op basis van de huidige wet geldt al de garantie dat de coöperatie 15 jaar lang van de regeling zoals die nu luidt gebruik kan maken. De evaluatie van de postcoderoosregeling is voorzien in 2017, dan zal er ook de nodige ervaring zijn opgedaan met deze regeling. Ik zal in overleg treden met de staatssecretaris van Financiën om deze evaluatie zo spoedig mogelijk in 2017 uit te voeren.

10

Kunt u daarnaast overwegen om in overleg te treden met provincies die buitensporige RO-beperkingen stellen aan nieuwe of vervangende windmolens? Kunt u overwegen om deze medeoverheden hiertoe een aanwijzing te geven?

Antwoord

De provincies hebben zich verbonden aan de doelstelling voor wind op land en werken net als ik hard aan de realisatie hiervan. Op alle niveaus vinden hier met grote regelmaat overleggen over plaats tussen het Rijk en de provincies.

Op 1 december a.s. spreek ik zelf weer met de provincies over wind op land. Bij dit overleg komen al deze onderwerpen aan bod.

11

Bent u bereid om in gesprek te gaan/een rondetafelgesprek te organiseren met partijen uit het veld (WEA, NVDE, PAWEX, individuele windproducenten enz.) over praktische oplossingen hoe deze weglekproblematiek kan worden ondervangen?

Antwoord

Dit onderwerp staat op de agenda van het kernteam wind op land. In het kernteam wind op land is de sector vertegenwoordigd door de Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA).

12

Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan de voortzetting van het Algemeen overleg over energie voorzien op 24 november 2016?

Antwoord

Ja.

Artikel delen