Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Belangrijke wijziging van de Woningwet voor lokale handhavingsjuristen

Op 1 januari jl. trad een belangrijke wijziging van de Woningwet in werking. De wetswijziging betekent een ingrijpende versterking van het handhavingsinstrumentarium van gemeenten om tegen overtreding van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012 op te treden. Toch is het voor handhavingsjuristen oppassen geblazen bij het gebruik van de nieuwe bevoegdheden.

23 februari 2015

Op 1 januari jl. trad een belangrijke wijziging van de Woningwet in werking. De wetswijziging betekent een ingrijpende versterking van het handhavingsinstrumentarium van gemeenten om tegen overtreding van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012 op te treden. Toch is het voor handhavingsjuristen oppassen geblazen bij het gebruik van de nieuwe bevoegdheden.

De belangrijkste wijzigingen voor gemeenten zijn:

  1. Verduidelijking van de in artikel 1a Woningwet vervatte zorgplicht.

Artikel 1a Woningwet bevat een algemene plicht om ervoor zorg te dragen dat geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt als gevolg van de staat van vastgoed.

Omdat het artikel de zorgplicht in algemene termen beschrijft, is de reikwijdte niet altijd op voorhand duidelijk. De rechter moet in dat geval achteraf uitsluitsel geven. Om meer duidelijkheid te verschaffen over de reikwijdte van de zorgplicht, heeft de regering een derde lid aan artikel 1a van de Woningwet toegevoegd die gebouweigenaren kan dwingen tot het (laten) onderzoeken van de staat van het bouwwerk.

Het is nu aan de minister om in een ministeriële regeling een aantal categorieën bouwwerken aan te wijzen waarvoor deze onderzoeksplicht gaat gelden. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat het in ieder geval zal gaan om gebouwen waarbij is gebleken dat evidente veiligheids- of gezondheidsrisicos aanwezig zijn. Tevens zal de minister enkele voorschriften geven waaraan dit onderzoek moet voldoen.

Zodra de minister de ministeriële regeling heeft vastgesteld, kunnen handhavingsjuristen hierdoor meer informatie krijgen over de staat van bepaalde vastgoed in hun gemeente. Dit biedt houvast bij het optreden tegen overtredingen van de Woningwet.

  1. Een bestuurlijke boete bij herhaalde overtreding van artikel 1b Woningwet.

Voorheen kon op overtreding van artikel 1b van de Woningwet een last onder dwangsom of bestuursdwang worden opgelegd. Op grond van dit artikel is het (kort gezegd) verboden om bij of krachtens een Algemene Maatregel van Bestuur zoals het Bouwbesluit 2012 - bepaalde technische voorschriften te overtreden. Deze bepaling was bij veel gemeenten in onbruik geraakt, omdat handhaving door handhavingsjuristen vaak rechtstreeks op grond van het Bouwbesluit 2012 plaatsvond.

Door de invoering van een bestuurlijke boete wordt artikel 1b van de Woningwet nieuw leven ingeblazen. Bij een herhaalde overtreding van artikel 1b Woningwet kan het College van B&W nu ook boetes opleggen. Die boete kan oplopen tot een bedrag van 19.500,00.

Waar voorheen een last onder dwangsom of bestuursdwang werd toegepast, kunnen gemeenten nu ook bestraffend optreden wanneer een gebouw niet voldoet aan bouwvoorschriften. Dit vereist echter wel het een en ander van het aanpassingsvermogen van een handhavingsjurist.

Waar de last onder dwangsom en bestuursdwang strekken tot herstel van de overtreding, heeft een bestuurlijke boete een bestraffend karakter: gericht op leedtoevoeging. Daarom gelden bij het gebruik van dit instrument, aanvullende eisen:

  • Bij het opleggen van een bestuurlijke boete geldt een ander wettelijk kader: titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In het bijzonder wordt gewezen op de artikelen 5:41 en 5:43 Awb;

  • De handhavingsjurist moet zich ervan bewust zijn dat hij - bij het afnemen van een verklaring - aan de overtreder de cautie verleend (artikel 5:10a Awb). Dit geldt voor mondelinge- én voor schriftelijke verklaringen. De overtreder is niet verplicht een verklaring af te leggen;

  • Anders dan bij een herstelsanctie waar slechts een marginale toetsing plaatsvindt - zal de rechter bij een bestuurlijke boete indringend toetsen of de overtreding daadwerkelijk is begaan. Op het bestuursorgaan rust daarom een verzwaarde bewijslast. Slaagt zij hierin niet, dan zal de rechter de bestuurlijke boete vernietigen.

  • De hoogte van de boete moet in verhouding zijn met de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreder. Ook hieraan toetst de rechter anders dan bij een dwangsom of bij kostenverhaal - zonder terughoudendheid.

De wetswijziging kan handhavingsjuristen goede handvaten bieden bij de handhaving van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012. Daarentegen kan de bestuurlijke boete ook tot nodige kopzorgen leiden. Het is daarom van belang dat handhavingsjuristen goed op de hoogte zijn van de gevolgen van toezicht en handhaving met een bestuurlijke boete.

Voor meer informatie over dit onderwerp of advies over de juridische gevolgen die de wijziging van de Woningwet kan hebben, neemt u vrijblijvend contact op met

Tim Segers

,

Peter Huijbregts

of

Jelle Bekke

.

Gerelateerde info:

Artikel delen