Een gezonde en leefbare wijk wordt een essentieel onderdeel van de omgevingsvisie, een product van de nieuwe Omgevingswet, die 26 wetten overneemt in relatie tot gebiedsontwikkeling waarin ook bewegen en sport een prominente plek krijgen. De gemeente Amsterdam vindt sport essentieel voor de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van mensen, in het bijzonder voor kinderen. Om dit te bewerkstelligen speelt de inrichting van de fysieke leefomgeving een essentiële rol en door vroegtijdig in te spelen op de nieuwe wetgeving, kan de gemeente Amsterdam haar ambities omschreven in de sportvisie 2025 verwezenlijken.
Stelling:
Om een succesvolle implementatie van de nieuwe Omgevingswet in relatie tot een gezonde leefomgeving te realiseren dient de wet te worden uitgevoerd door middel van participatief beleid en Mutual Gain Approach, waarbij er op basis van het gelijkwaardigheidsprincipe en in nauwe samenhang met alle betrokken actoren in de omgeving wordt samengewerkt om te komen tot een breed gedragen omgevingsvisie en omgevingsplan.
Inleiding
Op 18 april sta ik voor de Buiksloterkerk waar straks de informatiemarkt Elzenhagen Zuid wordt geopend. Bewoners, ondernemers en sociale instellingen waaronder vertegenwoordigers van de moskee zijn aanwezig om kennis te nemen van het voorliggende stedenbouwkundige plan..
De informatiemarkt is het feestelijke startschot van wat straks een hoogwaardige stedelijke en duurzame woonwijk in combinatie met maatschappelijke-, sport- en onderwijsvoorzieningen moet worden, dat enerzijds aansluit bij het hoog stedelijke bebouwingskarakter van het stationsgebied en anderzijds aansluit bij het landschappelijke- en recreatieve waardevolle karakter van de Noord-Hollandse Kanaalzone (Gemeente Amsterdam, 2017a). Althans dat is de visie van de Gemeente Amsterdam voor het gebied Elzenhagen Zuid. Er ligt namelijk ook een alternatieve stedenbouwkundige visie voor de omgeving, opgesteld door het Elzenhagen Zuid Overleg (ELZO) een consortium van vier bewonersorganisaties (ELZO, 2017).
Ik vraag een aanwezige groep bewoners naar hun betrokkenheid bij de totstandkoming van dit stedenbouwkundige plan voor dit gebied. Zij geven aan dat dit de eerste keer is dat zij geïnformeerd zijn over de ontwikkelingen en dat zij de woontorens die gepland staan aan de rand van het gebied wel erg hoog vinden worden. Wanneer ik hen vraag naar de sport- en beweegfaciliteiten die gerealiseerd gaan worden in wijk, waaronder een openbaar toegankelijke atletiekbaan en wandelallee langs het kanaal, geven zij aan het jammer te vinden dat zij nu pas betrokken worden, omdat ze niet enthousiast zijn over de gepresenteerde plannen voor de wijk. Daarna raakte ik in gesprek met een meeluisterende vertegenwoordiger van woningbouwcorporatie de Key, die vanuit haar functie betrokken is geweest bij de concretisering van stedenbouwkundig plan. Ik vraag haar naar de betrokkenheid van de verschillende stakeholders in het gebied in relatie tot de totstandkoming van het stedenbouwkundige plan. Zij geeft aan dat er de standaard bewoners avonden zijn georganiseerd en dat de lokale pers regelmatig een bericht heeft gedeeld over inspraak avonden, maar als het erop aankomt het toch echt de professionals zijn die de besluiten nemen en zij verwijst naar de projectleider van Elzenhagen Zuid, van de afdeling Grond & Ontwikkeling (G&O) van de gemeente Amsterdam.
Wanneer ik bij het planning en fasering informatiebord sta om kennis te nemen van de voorgenomen ontwikkelingen in chronologisch perspectief, raakt de projectleider betrokken bij een heftige discussie met een van de vertegenwoordigers van de ELZO, die vertelde dat hij
het er niet bij liet zitten.
Wat het startschot van een duurzame relatie met de betrokken professionals en andere stakeholders had moeten worden voor het gebied Elzenhagen Zuid, eindigt naar alle waarschijnlijkheid in talloze inspraken bij de raad, juridisch getouwtrek en gesoebat over een gebied met o.a enorm veel potentie om te sporten en te recreëren.
Wanneer ik deze informatiemarkt even later reflecteer, rijst bij mij de vraag of botsingen met betrokken stakeholders zoals die in Elzenhagen met de invoering van de nieuwe Omgevingswet tot het verleden zullen behoren. Welke vorm van beleid is noodzakelijk om de wet succesvol te kunnen implementeren met ook oog voor gezondheid en beweging in de fysieke ruimte?
Dilemma
Een van de kernpunten van nieuwe Omgevingswet is dat de omgevingsplannen participatief en integraal ontwikkeld moet worden met alle betrokken stakeholders in een gebied. Dit is fundamenteel anders dan in de case van Elzenhagen Zuid, waar de gemeente Amsterdam alternatieve visies zoals die van de ELZO volledig naast zich neer kan leggen.
In dit essay beschrijf ik de mogelijkheden en ook de mogelijke belemmeringen van de nieuwe Omgevingswet ten aanzien van gebiedsontwikkeling en ik leg de relatie met het thema gezondheid, sport en bewegen, waarbij ik ook het handelingsperspectief van de betrokken ambtenaren meeneem.
Dit doe ik door eerst de context, trends en ontwikkelingen te beschrijven van gebiedsontwikkeling en ruimtelijke ordening, die aanleiding gaven tot het ontwikkelen van de nieuwe wetgeving. Daarna wordt de nieuwe Omgevingswet nader verklaard en wordt de relatie en invloed van de nieuwe Omgevingswet gelegd op het thema gezondheid en bewegen. Ik vervolg met de implicaties en dilemmas die op dit moment een succesvolle implementatie van de nieuwe Omgevingswet in de weg kunnen staan. Tot slot schets ik in de discussie aan de hand van de
Mutual gain approach
een handelswijze voor lokale overheden om de nieuwe Omgevingswet succesvol te kunnen implementeren.
Aanleiding nieuwe wetgeving
De Nederlandse planningstraditie staat bekend om zijn grootschalige en integrale aanpak met een grote hoeveelheid aan wetten en normeringen(Buitelaar, Rademaker, Planbureau voor de Leefomgeving., & Urhahn Urban Design (Amsterdam)., 2012). Deze manier van gebiedsontwikkeling met strenge normeringen en wetten heeft ons lange tijd ten aanzien van een gezonde leefomgeving veel goeds gebracht. Wanneer we de lucht, bodem en waterkwaliteit vergelijken met die van dertig jaar geleden kan iedereen constateren dat wij er flink op vooruit zijn gegaan. Alleen al het Amsterdamse grachtenwater is daar een mooi voorbeeld van. Maar belangrijker nog is dat een aantal jaar geleden het gemeenschappelijke bewustzijn over onze leefomgeving is toegenomen, want het is nu haast ondenkbaar dat de gemeente Amsterdam keuzes maakt die bijdragen aan minder schone lucht of een minder gezonde leefomgeving. Kortom, het werken met strenge normen en complexe wet- en regelgeving heeft niet alleen Amsterdam maar ook de rest van Nederland schoner, veiliger en gezonder gemaakt.
Echter vergeleken met het eerste decennium van deze eeuw wordt het veld van de ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling vandaag de dag nog met andere vraagstukken geconfronteerd (Lupi, 2015).
Duurzaamheid en gezondheid zijn nu trending topics bij gebiedsontwikkeling. De inbedding van duurzaamheid en gezondheid in de ruimtelijke wetgeving verloopt echter uiterst moeizaam en is onderhevig aan sterk wijzigende beleidsinzichten (Helleman, 2016). Het ruimtelijke instrumentarium, maar zeker ook de ruimtelijke uitvoeringspraktijk kunnen deze ontwikkelingen maar nauwelijks bijbenen(Wim Bomhof & Jan Oosterkamp, 2013).
Door het woud aan regelgeving hebben initiatiefnemers van activiteiten in de fysieke leefomgeving vaak te maken met meerdere wetten en meerdere bevoegde gezagsinstanties, die initiatieven in de leefomgeving niet of nauwelijks in samenhang beoordelen. Ook komt integraal beleid niet of moeizaam tot stand. Bovendien ligt de balans bij ontwikkeling van een gebied te veel bij zekerheid en te weinig bij een dynamiek van groei dankzij duurzame ontwikkeling (Kamer der Staten-Generaal, 2016). De huidige visies en bestemmingsplannen zijn voor een belangrijk deel een verwijzing naar het falende beleid omtrent deze trends en ontwikkelingen.
Veel van deze visies en bestemmingsplannen zijn ingegeven door conservatisme, dat wil zeggen dat de regels en de verbeelding geënt zijn op bestaand beleid (woonvisies, detailhandelsvisies, groenbeleid, verkeersbeleid, parkeerbeleid, bedrijventerreinennotas enzovoort) zonder vooraf te onderzoeken of dit beleid voor het plangebied echt ruimtelijk relevant is en bijdraagt aan een goede ruimtelijke ordening(Wim Bomhof & Jan Oosterkamp, 2013). De planologie is ondergeschikt gemaakt aan het juridisch instrumentarium; met bestemmingsplannen die topzwaar zijn en door het hoog opgetaste (gemeentelijke) beleid, vastlopen als een kar in de modder als resultaat (Wim Bomhof & Jan Oosterkamp, 2013). Deze beperkte blik leidt er bovendien tot op heden toe dat er onvoldoende sociaal geïntegreerde sport- en beweegvoorzieningen in een gebied worden gerealiseerd (Eelman, 2016).
De nieuwe Omgevingswet, ruimte voor ontwikkeling & waarborgen voor kwaliteit.
Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de nieuwe Omgevingswet en op 22 maart 2016 is het voorstel aangenomen in de Eerste Kamer. In de nieuwe Omgevingswet worden 26 wetten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving en gebiedsontwikkeling geïntegreerd tot één wet voor de gehele leefomgeving. Het doel daarvan is de onderwerpen die in die wetten zijn geregeld beter op elkaar te laten afstemmen. De nieuwe Omgevingswet biedt de mogelijkheid gebiedsgerichte instrumenten te maken waardoor gebieden integraal kunnen worden bestudeerd. Daardoor kan overlap en tegenstrijdigheid in regelingen worden tegengegaan en in de toekomst worden voorkomen (Meeuwissen, Ruler, Braakensiek, Hoorn, & Woudstra, 2016).Het bevoegd gezag beslist nu vaak alleen over het voorliggende deelproject zonder naar de samenhang van een gebied te kijken. Om een goede beslissing te nemen, is nu het raadplegen van tientallen wetten en regels noodzakelijk en die ingewikkelde route is regelmatig spelbreker bij wenselijke, innovatieve en duurzame initiatieven. De nieuwe Omgevingswet richt zich daarentegen op het verbinden van denken en handelen tussen burgers, ondernemers en overheden, niet vanuit (schijn) tegenstellingen maar vanuit synergie (Ministerie van Infrasturctuur en Milieu, 2016), waarbij het een kernpunt van de wet is dat het vroegtijdig samenwerken met de omgeving: bewoners, bedrijven, belangenorganisaties wettelijk wordt verankerd. De nieuwe Omgevingswet stelt namelijk bij gebiedsontwikkeling de initiatiefnemers centraal. Dit is een structureel verschil met de benadering van de huidige wetgeving, waar de sectorale eisen het vertrekpunt zijn. Door dit nieuwe uitgangspunt in de nieuwe Omgevingswet worden de particuliere initiatieven belangrijker bij de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en op die manier hoopt de wetgever het draagvlak voor het plan in een gebied te vergroten, wat uiteindelijk zal leiden tot snellere besluitvorming (Kamer der Staten-Generaal, 2016). De nieuwe wet zal in 2019 worden ingevoerd; gebiedsontwikkeling zal nooit meer hetzelfde zijn.
Het nieuwe stelsel moet er aan bijdragen dat naast de bestuursorganen zoals de gemeente Amsterdam ook particuliere initiatiefnemers oog krijgen voor de verschillende belangen binnen de fysieke leefomgeving (Ministerie van Infrasturctuur en Milieu, 2016).
Minder, eenvoudiger en snellere procedures zullen het voor initiatiefnemers of deze nu publiek of privaat zijn gemakkelijker maken om initiatieven in de leefomgeving te gaan ontplooien. In een programma kan vervolgens de uitwerking van beleid plaatsvinden: bepaalde beleidsthemas of gebiedsontwikkelingen zoals sport en gezondheid kunnen hierin worden geconcretiseerd. Zodat opgesteld beleid voor de leefomgeving ten aanzien van gezondheid, sport en bewegen simpeler, effectiever en beter passend bij de lokale situatie kan worden ingericht samen met burgers en lokale (sport)organisaties.
De nieuwe Omgevingswet in relatie tot de gezondheid en bewegen
De nieuwe Omgevingswet wordt nu zo ingericht dat het kan inhaken op verschillende themas die spelen in de leefomgeving op de lokale situatie, waaronder de zorg voor een gezonde leefomgeving. De koppeling van gezondheid en ruimtelijke inrichting werd namelijk vaak in het verleden nog weinig gemaakt (Duivenvoorden & Hoorn, 2016a; Kruize et al., 2015). De zorg voor een gezonde leefomgeving kan door de invoering van de wet steeds vaker prioriteit krijgen bij ruimtelijke ontwikkelingen (Duivenvoorden & Hoorn, 2016b), waarbij het verder gaat dan alleen zorgen voor een lage geluidsbelasting, vermindering van fijnstof en schoon zwemwater maar ook meer ingericht kan worden op actuele themas zoals obesitas of eenzaamheid: de ziektes van de 21e eeuw die de levensverwachting ernstig kunnen verlagen(Kamphuis et al., 2016). Het ruimtelijke ontwerp en inrichting van de leefomgeving kan een belangrijke bijdrage leveren aan de gezondheidsbevordering op deze vlakken, want een gezonde leefomgeving is een randvoorwaarde voor een gezonde leefstijl en heeft een preventieve werking op de gezondheid van mensen en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan Healthy Ageing (Engbers Van der Klauw & van der Ploeg M van der Weerd, 2014; Wendel-Vos, Blokstra, Zwakhals, Wijga, & Tijhuis, 2015).
Gezondheid heeft daarom ook begin juni 2015 een definitieve plek gekregen in de nieuwe Omgevingswet. Er zijn amendementen (wijzigingen op wetsontwerp) aangenomen waardoor gezondheid een veel betere plek in de nieuwe Omgevingswet heeft gekregen. Gemeentebesturen kunnen hiermee de bescherming van gezondheid een integrale plek geven in hun omgevingsbeslissingen zoals het omgevingsplan (GGD GHOR, 2015).
Er zijn al gemeenten die de gezondheid, sport en bewegen integraal hebben laten meewegen in hun ruimtelijke planvorming. Zo heeft de gemeente Utrecht gezondheid mee laten wegen in de ruimtelijke planvorming en richt zich op beweegvriendelijke stedenbouw. Bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld de wijk Rijnsburg worden actieve vormen van transport, zoals wandelen en fietsen, gestimuleerd. In dit pilotproject is beweegvriendelijkheid uitgewerkt op verschillende planniveaus (structuurvisie, stedenbouwkundig plan en inrichtingsplan). Maar ook het stedenbouwkundig ontwerp in de gemeente Houten komt zoveel mogelijk tegemoet aan sport en bewegen doordat de fietser hier in de wijk volop de ruimte heeft terwijl het doorgaand verkeer over een rondweg geleid wordt. Bovendien is er een groene geluidswal die de woningen afschermt van het verkeer. Door het uitgebreide fietsnetwerk in de wijk wordt er veel gefietst en dus bewogen (Kruize et al., 2015; RIVM, 2009) Amsterdam heeft inmiddels ook veel ervaring opgedaan met het sportief en beweegvriendelijk inrichten van wijken en buurten. Zo is een nieuwe woonbuurt in Overamstel zo ontworpen dat bewoners eerder op de fiets stappen of gaan lopen en in Zuidoost zijn met kleine aanpassingen op een loopdek van een garage spelbelijningen voor kinderen gerealiseerd (Gemeente Amsterdam, 2017b). De gemeente Amsterdam heeft de kennis en kunde rond ruimtelijke inrichting en beweeggedrag samengevoegd tot een integrale en lerende aanpak; de Bewegende Stad. Met de Bewegende Stad wordt in één stedelijk programma de expertise op het gebied van gedragsverandering gecombineerd met de expertise op het gebied van de ruimtelijke inrichting van de stad (Gemeente Amsterdam, 2016a). De nieuwe Omgevingswet biedt mogelijkheden om het programma van de Bewegende Stad te integreren in de nieuw in te richten omgevingsplannen en zo haar sportieve beweegambities in de leefomgeving een duidelijke, in de wet verankerde plek te geven.
Een andere kijk is nodig
Het is maar de vraag in hoeverre het integreren van talloze wetten en regels daadwerkelijk leidt tot het oplossen van de ervaren knelpunten ten aanzien van integratie van gezondheid en sporten in de praktijk. Eén van de lessen die uit het maken van bestemmingsplannen met verruimde reikwijdte zoals het implementeren van gezondheid tot op heden wordt geleerd, is dat het lastig is los te komen van de bestaande werkwijze en van de bestaande regelingen. Waaruit bleek dat juist het veranderen van de werkwijze bij ruimtelijke diensten een lastige opgave is (J. van der Velde & A. de Boon, 2015). Daarom wordt er gesteld dat de nieuwe Omgevingswet meer invloed zal hebben op het proces en gedrag dan de inhoud (Leven, 2017). Bij beantwoording van Kamervragen over dit dilemma geeft Minister Schultz van Haegen aan dat zij erkent dat voor een succesvolle implementatie de houding en het gedrag voor 80% het succes van de nieuwe Omgevingswet bepalen en dat de instrumenten zoals de wetgeving dit voor 20% doen. Er zit namelijk een verschil tussen de sturingsfilosofie van de wet en de wettelijke voorschriften. De filosofie waarin participatie van stakeholders zit krijg je er als het ware gratis bij geleverd, maar het blijft een aanbeveling (Zeeuw de, 2017), zodat lagere overheden zoals de gemeente Amsterdam ook andere keuzes kunnen maken, waarbij de oude rigide planmatige aanpak zonder participatie blijft bestaan. Om een andere werkwijze af te dwingen is dus naast wetgeving een verandering van cultuur in houding en gedrag vereist (Bouma, Duijn, & Klundert, 2016).
Dus de vernieuwing van het omgevingsrecht in de vorm van de nieuwe Omgevingswet zal nooit volledig tot zijn recht komen zonder een andere attitude en werkwijze en daarmee stelt de wet de lagere overheden zoals de gemeente Amsterdam voor een complexe uitdaging (Rheiter, 2016). De wet streeft namelijk veel meer na dan alleen een stelselherziening, een vereenvoudiging en herschikking van allerlei regels, maar het beoogt ook om een cultuur van samenhang en samenwerking tot stand te brengen.
In een leidraad voor gemeente ten aanzien van de nieuwe Omgevingswet, stellen Boon en van der Velden dat cultuurverandering op dit moment wellicht belangrijker is dan structuur en organisatieveranderingen (J. van der Velde & A. de Boon, 2015). De nieuwe Omgevingswet vergt een andere kijk op gebiedsontwikkeling. Gebiedsontwikkeling is nu vooral procesgericht in plaats van doelgericht, waarbij er niet in samenhang met alle stakeholders gekeken wordt naar wat een gebied nu echt nodig heeft (Rheiter, 2016).
Omslag in cultuur,
gemakkelijker gezegd dan gedaan!
Er komt meer verantwoordelijkheid te liggen op decentraal niveau met betrekking tot gebiedsontwikkeling. Dit vraagt naast structuur en organisatieveranderingen ook een verandering van werkwijze (Wim Bomhof & Jan Oosterkamp, 2013). Zoals eerder gesteld moet er dan een cultuurverandering binnen een gemeentelijke organisatie in gang gezet worden(J. van der Velde & A. de Boon, 2015; Ministerie van Infrasturctuur en Milieu, 2016; Platform 31, 2016; Staten-generaal, 2014). In de literatuur wordt er veel gesproken over een cultuurverandering die noodzakelijk is bij de diensten die zich bezighouden met gebiedsontwikkeling. De overstap van sectoraal naar integraal werken lijkt echter een van de lastigste zo niet onmogelijke opgaven te zijn (Bouma et al., 2016). Men is van mening dat cultuurverandering niet makkelijk of snel zal verlopen en dat het succes van de nieuwe Omgevingswet voor een zeer belangrijk deel afhangt van deze cultuuromslag, zoals de minister ook al eerder stelde.
Er zijn gemeenten die al bezig zijn met experimenteren in het kader van de nieuwe Omgevingswet (Bouma et al., 2016), ook met betrekking tot de gewenste cultuuromslag. Hoogleraar gebiedsontwikkeling de Zeeuw van de TU Delft roept in zijn artikel
de nieuwe Omgevingswet een vat vol dilemmas
lagere overheden op, zoals de gemeente Amsterdam, om meer te experimenteren met de nieuwe Omgevingswet en de vernieuwde werkwijze die hier aan ten grondslag zou moeten liggen. Lokale overheden zoals de gemeente Amsterdam zouden moeten investeren in het opstarten van proeftuinen, waarbij hij aangeeft dat er bij de proeftuinen een breder bereik moet zijn dan louter ruimtelijke ordeningsvraagstukken alleen. De betrokken stakeholders dienen in nauwe samenwerking met verschillende bestuurders te komen tot een bredere consensus en ontwerp voor een bepaald gebied. Hij benadrukt dat discussie op basis van gelijkwaardigheid hierin een vereiste is (Zeeuw de, 2017).
Dus bestaande structuren en patronen in het denken en handelen, kunnen een verandering in de weg staan en van invloed zijn op het succes van de nieuwe Omgevingswet. De gemeente Amsterdam zou dus meer moeten investeren in experimenten, om diensten en actoren die zich bezighouden met gebiedsontwikkeling te laten wennen aan de veranderingen van houding, gedrag en werkwijze om ten einde cultuuromslag mogelijk te maken.
Mutual Gain als filosofie & werkwijze voor de nieuwe Omgevingswet
Aanbevelingen, vervolgvragen en discussie
De verschuiving in de wetgeving en de regelgeving zorgt voor meer kansen voor de gemeente Amsterdam en haar burgers, maar het roept het ook vragen op. Hoe moeten lokale ambtenaren omgaan met deze nieuwe wetgeving? Hoe moet worden omgegaan met de conflicten die mogelijkerwijs ontstaan als burgers of organisaties zaken proactief oppakken en andere burgers of organisaties hier problemen mee hebben zoals we gezien hebben in het voorbeeld van het bewonerscollectief ELZO bij de totstandkoming van het stedenbouwkundige plan Elzenhagen Zuid. Wie is waarop aanspreekbaar? Hoe moet worden omgegaan met die conflicten?
Een van de uitgangspunten van de nieuwe Omgevingswet is dat gebieden in nauwe samenhang met betrokken actoren in een gebied moeten worden ontwikkeld. Maar hoe breng je de verschillende werelden zowel intern als extern bij elkaar? Ambtenaren sport en bewegen zijn doorgaans niet van een ruimtelijke afdeling zoals stedenbouw en andersom. Het vraagt inlevingsvermogen en flexibiliteit van de betrokken ambtenaren om met bewoners, ondernemers en andere betrokken actoren te komen tot een gezonde omgeving vastgelegd in een omgevingsplan, dat moet voldoen aan de nieuwe eisen. Mutual Gain Approach (MGA) is een werkwijze die kan bijdragen om dit proces te bevorderen..
De MGA is op de Universiteit van Harvard in de Verenigde Staten ontwikkelde benadering voor het onderhandelen over lastige, voornamelijk ruimtelijke, vraagstukken. De kern van de MGA is dat alle belanghebbenden bij de onderhandelingen worden betrokken en dat aan ieders belang wordt tegemoet gekomen bij het vinden van oplossingen (Evers, Susskind, & Schot, 2009, p. 11). Oplossingsrichtingen die gecreëerd worden door het toepassen van MGA komen zoveel mogelijk tegemoet aan deze belangen en worden zo breed gedragen (Graaf, 2007, p. 4)
De MGA verschilt met de traditionele besluitvorming ten eerste omdat de mate van betrokkenheid van verschillende actoren wordt ingeschaald. Anders dan bij bijvoorbeeld de traditionele inspraak avonden van Elzenhagen, waarin iedereen wordt uitgenodigd, worden actoren stapsgewijs benaderd en er wordt onderscheid gemaakt in de mate van belang die actoren hebben bij een onderwerp zoals een stedenbouwkundig plan of in het geval van de nieuwe Omgevingswet, bij de formulering van een omgevingsplan.
Het tweede verschil bij het toepassen van MGA is de manier waarop naar oplossingen wordt gezocht en op welke manier deze worden ingediend. Bij traditionele besluitvormingsprocessen door middel van inspraak wordt er een voorstel ingediend en wordt er vervolgens over dit ene voorstel gestemd, waarbij men niet op voorhand wordt aangemoedigd om vooraf te zoeken naar oplossingsrichtingen die geformuleerd zijn door meerdere belanghebbenden. Dit betekent over het algemeen dat alle betrokkenen verschillende aanpassingen en oplossingen kunnen aandragen aan een plan, zoals we dat ook gezien hebben bij Elzenhagen Zuid. MGA daarentegen heeft geen individuele oplossingen omdat eerst alle ideeën en belangen bijeen worden gelegd om een gezamenlijke oplossing te construeren (Evers et al., 2009, p. 109).Daarnaast wordt een voorstel bij MGA niet unaniem goedgekeurd of afgekeurd, maar wordt door alle belanghebbenden gesleuteld aan de oplossingen, net zo lang als nodig is en voor alle belanghebbenden acceptabel . MGA gaat daarnaast niet uit van posities die actoren in een gebied innemen zoals bij een traditionele stakeholdersanalyse, maar gaat uit van de belangen die stakeholders hebben. Hierdoor is het mogelijk om gezamenlijk betere, creatievere ideeën en oplossingen te vinden waarbij er met zoveel mogelijk belangen rekening wordt gehouden (Evers & Susskind, 2009, p. 13).
Tot slot is het grote verschil met traditionele inspraaksessies te zien in de vorm van leiderschap die ambtenaren zouden moeten hanteren, de MGA stelt namelijk heel andere eisen aan de werkwijze tijdens een bijeenkomst aan de voorzitter van de vergadering. Over het algemeen heeft de voorzitter bij een commissie de leiding en agendamacht en kan hierdoor het besluit sturen en beïnvloeden(12 Shepsle & Bonchek, 1997). Bij de MGA is er sprake van faciliterend leiderschap en hierbij is de betrokken voorzitter voornamelijk procesbegeleider die er op gericht is de juiste belanghebbenden bij elkaar te brengen en alle belanghebbenden op een effectieve manier onderdeel uit te laten maken van het besluitvormingsproces (Evers et al., 2009, p. 113)
Conclusie
De strekking van de nieuwe Omgevingswet is om gebiedsontwikkeling flexibeler en globaler te regelen. De wetgever in Den Haag reikt met de nieuwe Omgevingswet het instrumentarium aan om dit bij lagere overheden zoals de gemeente Amsterdam mogelijk te maken. Hoe invulling aan de nieuwe Omgevingswet wordt gegeven is echter niet specifiek voorgeschreven. De lokale keuzes en het succes wordt voor het overgrote deel door de gemeente Amsterdam zelf bepaald.
De aanpassingen die nodig zijn voor een succesvolle implementatie van de nieuwe Omgevingswet in de cultuur en de werkwijze van diensten die zich bezighouden met gebiedsontwikkeling zorgen ervoor dat de rol van de betrokken ambtenaren verandert en dit vraagt om een andere manier van werken. Van opleggen als projectleider of programmamanager naar begeleiden als procesmanager, een relatief nieuwe manier van werken voor de lokale overheid. Zij moet de betrokken stakeholders bijvoorbeeld meer als partner zien. Voor het organiseren van een breed draagvlak bij een optimale gebiedsontwikkeling is het van belang de betrokken stakeholders vroegtijdig en constructief op basis van gelijkwaardigheid bij het proces te betrekken. Zo kan er beter op vragen en wensen worden aangesloten en er wordt een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor publieke ambities en doelen gecreëerd (Engbersen, Schreuders, Laven, & Ham, 2016).
De gemeente Amsterdam zou nu al een andere, nieuwe werkwijze zoals Mutual Gain Approach (MGA) moeten omarmen om de noodzakelijke cultuuromslag te kunnen maken zodat de nieuwe Omgevingswet succesvol geïmplementeerd kan worden. Door MGA toe te passen in experimenten met de nieuwe Omgevingswet kunnen in de toekomst conflicten tussen de stakeholders zoals die in Elzenhagen Zuid tot het verleden gaan behoren en bovendien kan gebiedsontwikkeling hierdoor verder geoptimaliseerd worden, met ook oog voor gezondheid, sport en bewegen. Op deze manier kan de gemeente Amsterdam haar hoofddoelstelling omschreven in de Sportvisie 2025 verwezenlijken:
Amsterdam is een alom erkende sportstad die uitnodigt tot (sportief) bewegen door een beweegvriendelijke en -stimulerende inrichting van de openbare ruimte, een duurzame en toegankelijke sportinfrastructuur en een rijk en divers aanbod van sport- en beweegactiviteiten voor alle Amsterdammers
(Gemeente Amsterdam, 2016b).
Bibliografie
Bouma, G., Duijn, M., & Klundert, M. van de. (2016).
Eindrapportage Pilots Omgevingsvisie
. Den Haag.
Buitelaar, E., Rademaker, B. (Bert), Planbureau voor de Leefomgeving., & Urhahn Urban Design (Amsterdam). (2012). Vormgeven aan de spontane stad: belemmeringen en kansen voor organische stedelijke herontwikkeling. Retrieved from http://www.pbl.nl/publicaties/2012/vormgeven-aan-de-spontane-stad-belemmeringen-en-kansen-voor-organische-stedelijke-herontwikkeling
Duivenvoorden, A., & Hoorn, M. (2016a). Leerkring gezondheid & ruimte 2016 - 2017. Retrieved March 19, 2017, from http://www.platform31.nl/wat-we-doen/programmas/sociaal/leerkring-gezondheid-en-ruimte
Duivenvoorden, A., & Hoorn, M. (2016b). Verbinden maatschappelijke opgaven aan leefomgeving: samenhang ruimte en gezondheid. Retrieved March 19, 2017, from http://www.platform31.nl/nieuws/verbinden-maatschappelijke-opgaven-aan-leefomgeving-samenhang-ruimte-en-gezondheid
Eelman, M. Stadsontwikkeling? Denk sportinclusief! (2016).
ELZO. (2017).
ELZO alternatief stedebouwkundigplan voor elzenhagen-zuid
. Amsterdam.
Engbers Van der Klauw, L. D., & van der Ploeg M van der Weerd, M. K. (2014).
Onderbouwing van argumenten voor een beweegvriendelijk omgeving
. Delft.
Engbersen, R., Schreuders, H., Laven, J., & Ham, S. van der. (2016).
Experimentenprogramma Wijk Investeren Eindevaluatie
. Den Haag.
Evers, F., Susskind, L., & Schot, J. van der. (2009). Het kan wel!: bestuurlijk onderhandelen voor een duurzaam resultaat.
Gemeente Amsterdam. (2016a).
Beweegatlas Amsterdam 2016
.
Gemeente Amsterdam. (2016b). De Sportieve Stad, p. 25. Amsterdam.
Gemeente Amsterdam. (2017a).
Stedenbouwkundig Plan Elzenhagen Zuid
. Amsterdam.
Gemeente Amsterdam. (2017b). Wat is de Bewegende Stad? - Gemeente Amsterdam. Retrieved April 26, 2017, from https://www.amsterdam.nl/bestuur-organisatie/volg-beleid/bewegende-stad/wat-is/
GGD GHOR. (2015). Gezondheid heeft definitieve plek gekregen in Omgevingswet. Retrieved April 28, 2017, from http://www.ggdghor.nl/nieuws/2015/07/01/gezondheid-heeft-definitief-zijn-plek-gekregen-de-omgevingswet/
Graaf, H. de. (2007). Een win-win aanpak voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken: Een evaluatie van een zestal pilots in het kader van de Integrale Strategie. Retrieved from https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/14604
Helleman, G. (2016).
Gerben Helleman - Op zoek naar nieuwe verhoudingen - 2016.pdf.crdownload
. University of Applied Sciences Den Haag.
J. van der Velde, & A. de Boon. (2015).
Omgevingswet, wat nu?
Retrieved from http://werkplaatsomgevingswet.nl/wordpress/wp-content/uploads/2015/09/Leidraad-omgevingswet.pdf
Kamer der Staten-Generaal, T. (2016). Tweede Kamer der Staten-Generaal 2.
Kamphuis, A., Deelen, I., Doeleweerd, M. van, Jansen, M., Dessing, D., & Poelman, M. (2016). De gezonde stad.
AGORA
,
3
. Retrieved from https://www.ris.uu.nl/ws/files/26366277/stad.pdf
Kruize, H., Bont, A. W. M. M. de, Dale, D. van, Ree, J. van der, Wendel-Vos, G. C. W., & Hartog, F. R. J. den. (2015).
Ruimte en gezondheid, een vanzelfsprekende combinatie? Een verkenning naar de relatie tussen ruimtelijke ordening en gezondheid vanuit het ruimtelijke, milieu- en volksgezondheidsdomein
. Den Haag.
Leven, L. gezond. (2017). Omgevingswet: Veilige en gezonde leefomgeving | Loketgezondleven.nl. Retrieved March 19, 2017, from https://www.loketgezondleven.nl/gezonde-gemeente/gezondheidsbeleid-maken/wettelijke-kaders-gezondheidsbeleid/omgevingswet-en-gezondheid
Lupi, T. (2015). Framework voor werken met meervoudige waardecreatie bij collectieve gebiedsontwikkeling. Den Haag: Platform 31.
Meeuwissen, A. J., Ruler, R. Van, Braakensiek, M., Hoorn, M., & Woudstra, E. M. H. P. J. (2016). Inleiding in integratie van gemeentelijke regelgeving Van bestemmingsplan naar omgevingsplan II, 144.
Ministerie van Infrasturctuur en Milieu. (2016).
Omgevingswet in themas De stelselherziening uitgediept
. Den Haag.
Platform 31. (2016).
Ontwikkelingen uitnodigen met flexibiliteit
. Den Haag.
Rheiter, E. (2016).
Uitnodigingsplanologie en de Omgevingswet Een ambacht en een nieuwe cultuur
. Retrieved from http://theses.ubn.ru.nl/bitstream/handle/123456789/2041/BA Thesis_Uitnodigingsplanologie en de Omgevingswet_Eric Rheiter 23 juni 2016 definitief.pdf?sequence=1
RIVM. (2009).
Inspiratie voor gezonde mobiliteit
. Den Haag. Retrieved from http://www.rivm.nl/dsresource?objectid=25201a0c-04b1-41a5-9ab3-1fa515c09d54&type=org&disposition=inline
Shepsle, A., & Bonchek, M. (1997). Analyzing politics: rationality, behavior, and institutions. Retrieved from http://ecsocman.hse.ru/text/19151039/
Staten-generaal, T. K. Der. (2014).
Regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet); Memorie van toelichting; Memorie van toelichting
. Den Haag.
Wendel-Vos, G. C. W., Blokstra, A., Zwakhals, S. L. N., Wijga, A. H., & Tijhuis, M. A. R. (2015). De fysieke omgeving in relatie tot bewegen en voeding Onderzoek in het kader van preventie van overgewicht.
Wim Bomhof, & Jan Oosterkamp. (2013).
Onderzoek flexibele bestemmingsplannen
. den Haag .
Zeeuw de, F. (2017). Omgevingswet: vat vol dilemmas.
RO Magazine #11
.