Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Geen rol voor de algemene zorgplicht naast de energiebesparingsplicht

Energiebesparende maatregelen moeten worden gebaseerd op art. 2.15 Activiteitenbesluit.

3 mei 2016

Zoals bekend moeten ondernemingen met een wat groter energieverbruik alle energiebesparende maatregelen treffen die zich terugverdienen binnen 5 jaar. Gebeurt dat niet, dan kan het bevoegd gezag handhavend optreden. Ik verwijs naar mijn eerdere blog over art. 2.15 Activiteitenbesluit.

Naast dit artikel 2.15 Activiteitenbesluit is er ook de algemene zorgplicht voor het milieu van artikel 2.1 Activiteitenbesluit. Deze zorgplicht houdt kort gezegd in dat ook wanneer de onderneming de regels van het Activiteitenbesluit gewoon volgt, zij extra maatregelen moet treffen wanneer ze weet dat die regels niet toereikend zijn, althans nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken. Om deze zorgplicht na te leven kan het bevoegd gezag zogenoemde maatwerkvoorschriften hanteren. De energiebesparende maatregelen worden dan op voorhand opgelegd in plaats van een handhavingstraject achteraf (zoals bij artikel 2.15).

Onderlinge verhouding zorgplicht energiebesparingsplicht

De vraag is of het bevoegd gezag wel een beroep kan doen op deze algemene zorgplicht naast de specifieke regeling van artikel 2.15. De zorgplicht is immers slechts een zogenoemde vangnetbepaling. Alleen wanneer het Activiteitenbesluit geen uitputtende regeling bevat over een bepaald onderwerp kan de zorgplicht in beeld komen (zie o.a.: uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, hierna: ABRS, van

10 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR4631

).

Recent heeft de

rechtbank Amsterdam

zich hierover uitgesproken en geoordeeld dat er geen rol is voor de zorgplicht naast de besparingsplicht van art. 2.15. Dit nu artikel 2.15 als een uitputtende regeling moet worden beschouwd.

De kwestie: koeling datacentrum

In deze zaak ging het over een datacentrum waaraan de gemeente Amsterdam energiebesparende maatregelen had opgelegd door middel van maatwerkvoorschriften. Deze maatregelen hielden onder meer in dat de temperatuur van de koellucht van de serverruimtes ten minste 24 graden zou moeten zijn en dat bij vervanging van de koelinstallatie deze voorzien zou moeten worden van een zogenoemde vrije koeling. Voorts was een verplichting opgelegd om verslag te doen van het energieverbruik. Het desbetreffende datacentrum verzette zich hiertegen en wilde de vrijheid behouden om voor een ander soort koelsysteem (zgn. inverter driven compressors) te kiezen.

Oordeel rechtbank

Aan een oordeel over het type koelinstallatie kwam de rechtbank evenwel niet toe, nu er helemaal geen maatwerkvoorschriften op grond van de zorgplicht opgelegd hadden mogen worden. Volgens de rechtbank is de energiebesparingsplicht uit het Activiteitenbesluit een uitputtende regeling, dit nu art. 2.15 verplicht om alle maatregelen te nemen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Er zijn dus geen maatregelen denkbaar met een dergelijke terugverdientijd die buiten het bestek van art. 2.15 vallen. Verder druist het aldus de rechtbank - tegen de systematiek van het Activiteitenbesluit in indien maatwerkvoorschriften zouden kunnen worden opgelegd die er toe strekken energiebesparende maatregelen te nemen met een terugverdientijd van meer dan vijf jaar.

Gevolgen voor de praktijk

Als ook de ABRS deze lijn hanteert, dan kan een energiebesparingsplicht dus uitsluitend worden afgedwongen via een handhavingstraject op grond van artikel 2.15. Dit heeft onder meer tot gevolg dat de regels over het minimale energieverbruik, de terugverdientijd van maximaal 5 jaar en de erkende maatregelenlijsten in acht genomen moeten worden. Het bevoegd gezag kan derhalve geen andere of verdergaande maatregelen opleggen en zal zich moeten beperken tot toepassing van art. 2.15 Activiteitenbesluit. Nu ieder groter bedrijf, kantoor en instelling aan de besparingsplicht is gebonden kan deze uitspraak in de praktijk interessant zijn.