Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Gemeenteraad: wat is straks uw rol bij Omgevingswet?

'Wat is belangrijk binnen onze gemeente? Wat voor een gemeente willen wij zijn?' Het is met de komst van de Omgevingswet belangrijk om na te denken over de eigen rol van de gemeenteraad. Wie laat los en wie pakt op?

VNG 16 september 2017

VNG-voorzitter Jan van Zanen opende 17 september de Raad op Zaterdag in Utrecht.

  • Vindt uw raad het belangrijk om vanaf de start inhoudelijk te sturen of is het gesprek belangrijker dan de uitkomst?

  • Neemt uw raad zelf het initiatief om het gesprek te voeren of wordt achteraf getoetst of het college van B&W elke inbreng voldoende heeft meegenomen?

Wat kunnen raden nu doen?

De invoering van de wet schuift op, en er zijn overgangstermijnen.

Maar ik raad u echt aan: Leun niet achterover. Het is nooit te vroeg om te beginnen met de voorbereidingen, de belangrijke elementen die de basis vormen van de Omgevingsvisie liggen nu ook op het bordje van onze gemeenteraden.

Mijn ervaring met andere wetgevingstrajecten (met name decentralisatie, en specifiek die van de zorg) dat het heel goed om daar als raden en college vroeg mee te beginnen, omdat je dan niet onder druk van een invoeringsdatum staat.

Daarbij kan het helpen dat, in de laatste 6 maanden voor de verkiezingen veel raadsleden die opgaan voor een volgende periode, buiten zijn en de straat opgaan. In gedachten de Omgevingswet, kunt u het instrument invullen.

U kunt aan de deur horen waar mensen mee zitten en horen welke invulling zij geven aan in wat voor een gemeente wil ik wonen.

Meer informatie

Kijk in onderstaande portal voor nieuws, achtergrondinformatie en factsheets voor raadsleden. Ook de speech van Jan van Zanen is terug te lezen.

Speech VNG-voorzitter Jan van Zanen
Raad op Zaterdag (Doe-dag over de omgevingswet)
16 september 2017

Alleen het gesproken woord geldt

Dames en heren,

Wat goed om u hier, op zaterdagmorgen te zien. Het geeft maar weer eens aan hoe betrokken u bent. Dat is ook niet zo gek; Je gaat immers de politiek in, zeker de lokale, omdat je iets wilt.

Vaak is dat iets heel concreets, iets dat niet naar wens is en dus moet veranderen. Even vaak is dat iets groots, zoals een kindvriendelijke of groene of veilige gemeente. Het is haast altijd het antwoord op de vraag: In wat voor een gemeente wil ik wonen. Je hebt een droom, een ideaal, je denkt/hoopt die droom via de politiek waar te kunnen maken. Vandaag, vanochtend en vanmiddag gaat het over de instrumenten en werkwijzen, nieuwe én bestaande, die we daar voor kunnen benutten. Instrumenten en werkwijzen die bovendien permanent aan veranderingen onderhevig zijn.

De samenleving wordt steeds meer een netwerk terwijl politiek en bestuur, als we niet opletten, blijven opereren in verticale, hiërarchische verhoudingen.

Raadsleden bevinden zich al heel gauw in een spagaat tussen deze twee werelden: je kunt er dan voor kiezen de kloof te zijn of te belichamen óf de brug te vormen naar de samenleving.

Hun drie rollen (de kaderstellende, de controlerende rol en de volksvertegenwoordigende) waren altijd complementair huiselijker gezegd aanvullend - maar komen steeds meer door die ontwikkeling met elkaar in botsing. Het gaat schuren. De gemeentelijke praktijk wordt steeds complexer (hoe moet je overzicht houden van de gestelde kaders?), er is minder tijd voor het raadswerk (hoe moet je controleren wat het college van B&W doet en zegt?), en inwoners willen volksvertegenwoordigers die weer veel meer en tussen en onder de mensen komen en aansluiting zoeken bij de netwerksamenleving (dat is de

invulling van jouw verbindende rol). En de nieuwe Ow is daarvan een goed voorbeeld.

De bedoeling van o.a. de nieuwe Omgevingswet is dat participatie niet beperkt blijft tot een formeel moment met het indienen van een zienswijze. Inwoners en andere belanghebbenden (denk daarbij aan het maatschappelijk middenveld, bedrijven, initiatiefnemers en buurgemeenten) moeten juist vanaf het begin betrokken worden en inbreng kunnen hebben. Hoe elke gemeente dat organiseert is aan de gemeente zelf.

Het participatiebeleid wordt door de gemeenteraad vastgesteld. Het is daarom van belang om nu alvast na te denken over de speelruimte en de spelregels die gelden voor dat gesprek over dat participatiebeleid. Wie wordt bij dat gesprek betrokken, in welke fase van de ontwikkeling, wat gebeurt er met de uitkomsten? Het is voor de gemeenteraad belangrijk om na te denken over de eigen rol: vindt de raad het belangrijk om vanaf de start inhoudelijk te sturen (sterke kaderstellende rolopvatting) of is het gesprek belangrijker dan de uitkomst (volksvertegenwoordigende opvatting)?

Neemt de gemeenteraad zelf het initiatief om het gesprek te voeren of wordt er alleen maar achteraf getoetst of het college van B&W elke inbreng voldoende heeft meegenomen (sterk controlerende rolopvatting)?

Er is gelukkig een scala aan initiatieven en programmas ontstaan om die volksvertegenwoordigende rol, waar we het meest mee worstelen te versterken en te vernieuwen. Ik noem: Lokale Democratie in Beweging, Democratic Challenge, Code Oranje, G1000 en nog veel meer.

Aan de andere kant waarschuwen critici/wetenschappers voor het spanningsveld tussen de representatieve en participatieve democratie. Duidelijk is in ieder geval, dat merk ik ook in mijn eigen praktijk: Er is niet een one-size fitts-all antwoord. Alle experimenten hebben in elk geval gemeen dat ze uitgaan van een nieuwe balans tussen de systeem- en de leefwereld, ze gaan over vertrouwen gekoppeld aan het verschuiven van macht. Waarbij het erom gaat, en dat is moeilijk voor een ieder: Wie laat los en wie pakt op?

Hoe interessant en vernieuwend wetgeving ook kan zijn, en de Omgevingswet biedt kansen, veel blijft dezelfde basis houden. Laten we zeggen dat driekwart van de wetgeving hetzelfde blijft. En ook driekwart van de initiatieven die worden ontwikkeld onder de nieuwe wetgeving zal hetzelfde resultaat opleveren als onder de huidige wetgeving. Ook nu maken gemeenten visies en plannen voor

gebiedsontwikkeling, de wet verandert bovendien niet veel aan wat wel of niet mogelijk is.

Wat wél verandert is de weg naar de oplossing van een maatschappelijke opgave. Die wordt, als het goed is, transparanter en makkelijker te volgen.

Van inwoners wordt wat betreft de fysieke leefomgeving een sterke betrokkenheid en meer eigen initiatief verwacht. Niet alleen bij het ontwikkelen van een visie op de omgeving, maar ook bij het oppakken van initiatieven en het zoeken van draagvlak daarvoor bij betrokkenen.

Dat past bij de algemene maatschappelijke trend van een terugtredende overheid en een grotere zelfredzaamheid van inwoners.

Van de gemeenteraad wordt verwacht dat hij welwillend staat tegenover initiatieven en daarvoor ruimte geeft. Omdat het gaat om zowel de ontwikkeling en de inrichting, als om de bescherming en behoud van de leefomgeving moet de raad telkens alle belangen binnen de gemeenschap zien, beschermen en afwegen. De gemeenteraad heeft aan de ene kant de verantwoordelijkheid om ruimte te bieden aan initiatieven, maar aan de andere kant ook om op te komen voor de belangen van betrokkenen en mogelijke tegenstanders.

De gemeenteraad stelt de kaders vast, net als het strategisch beleid van de gemeente en toetst en controleert of het college van B&W het beleid volgens afspraak en naar tevredenheid (dat is natuurlijk een politiek oordeel) heeft uitgevoerd. In essentie blijft de rolverdeling tussen de gemeenteraad en het college van B&W na de invoering van de Omgevingswet daarmee onveranderd. Wel krijgt het college meer bevoegdheden bij de uitvoering van het beleid en is de gemeenteraad nadrukkelijker belast met de hoofdlijnen en het toezicht op het beleidsproces. Met het bestaand raadsinstrumentarium (het indienen van amendementen, moties, schriftelijke/mondelinge vragen, interpellatie, recht van onderzoek en initiatief en de actieve informatieplicht) houdt de gemeenteraad ook gedurende het proces nog steeds de vinger aan de pols en stuurt het, als het goed is in de gewenste ontwikkelrichting.

De Omgevingswet gaat om de ontwikkeling dat is natuurlijk essentieel-, inrichting, bescherming en behoud van de leefomgeving. Niet alles kan binnen de beperkte ruimte die wij in Nederland, in alle gemeenten, hebben. Soms kan economische ontwikkeling ten koste gaan van leefbaarheid, natuur ten koste van bereikbaarheid en omgekeerd. Dit vraagt om politieke keuzes en die zullen voor elke gemeenteraad en binnen elke raadsfractie anders liggen.

Elke gemeente heeft verschillende maatschappelijke opgaven waaraan wordt gewerkt. Er zijn gemeenten die kampen met bevolkingskrimp, terwijl andere gemeenten een tekort hebben aan huisvesting. De wet gaat uit van het principe decentraal wat kàn, centraal wat móét.

Dat geeft gemeenten meer afwegingsruimte om lokaal maatwerk te leveren.

Waarbij de raad dus de vraag moet beantwoorden: wat is belangrijk binnen de gemeente? en wat voor een gemeente willen wij zijn?

De gemeenteraad kan per gebied vaststellen welke kwaliteit er is, welke kwaliteit wenselijk is en welke stappen kunnen worden gezet om deze te realiseren. Dit laatste wordt ook wel uitnodigingsplanologie genoemd. Mogelijke oplossingen en ruimte voor ontwikkelingen krijgen dan een plek in de Omgevingsvisie.

Wat de meeste gemeenten nu al doen, is het inventariseren van de geldende structuurvisies, beleidsnoties en verordeningen, die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

Zijn er hiaten, overlappingen of tegenstrijdigheden?

Bij welke projecten of beleidsvorming is al het gesprek gevoerd met de inwoners en andere betrokkenen en hoe is dat verlopen?

Met welke andere gemeenten wordt samengewerkt en zijn er nieuwe aanknopingspunten straks in het kader van de Omgevingsvisie?

Veel gemeenten experimenteren met specifieke projecten om alvast te oefenen. Binnen elke gemeente is er een basis om op voort te bouwen. Mijn advies is: ga het wiel niet opnieuw uitvinden: bouw op de basis die er al ligt in de gemeente.

Uit onderzoek (Raadslid.nu, eind 2016) blijkt dat bij drie kwart van de gemeenteraden het onderwerp in de raad al eens voorbijgekomen. Ruim drie kwart van de raadsleden weet geheel of gedeeltelijk wat de wet gaat betekenen voor de inwoners en voor de rol van de raad. Bijna de helft van de raadsleden ziet de wet als een verantwoordelijkheid van het college; ruim een kwart als een verantwoordelijkheid van de gemeenteraad.

In de Memorie van Toelichting op de Omgevingswet komt het woord vertrouwen meer dan vijftig keer voor en is er een hele paragraaf aan gewijd. Het gaat om de keuze meer verantwoordelijkheid bij de samenleving te leggen.

Heel belangrijk hier bij is: als wij als lokale overheden vertrouwen verwachten, moet we ook vertrouwen geven.

Dat betekent dat de een zich in de ander (en in zijn belangen) moet verdiepen en de ander ook wat moet gunnen. Dat geldt voor de relatie gemeente-samenleving

(bewoners, bedrijfsleven), maar ook voor de relatie tussen de overheidslagen en ketenpartners.

Omdat de Omgevingsvisie over de fysieke leefomgeving gaat, is afstemming en samenwerking met andere partijen verplicht. Het gaat om inwoners en bedrijven, maar ook om andere overheden en regionale uitvoeringsdiensten.

Bij samenwerking gaat het om het bereiken van gezamenlijke ambities en doelen, die anders niet gerealiseerd kunnen worden.

Door samenwerking ontstaat meerwaarde maar het betekent ook dat je soms de ander iets moet gunnen. Het is dus telkens de afweging: Wat kan de gemeente zelfstandig beslissen en uitvoeren en wat kan de gemeente beter en sneller samen met anderen doen?

Er is een invoeringsdatum, die is voor de zomer opgeschoven en er is ook een overgangstermijn voor de Omgevingswet. Ik raad u echt aan: Leun niet achterover. Het is nooit te vroeg om te beginnen met de voorbereidingen, de belangrijke elementen die de basis vormen van de Omgevingsvisie liggen nu ook op het bordje van onze gemeenteraden. Mijn ervaring met andere wetgevingstrajecten (met name decentralisatie, en specifiek die van de zorg) dat het heel goed om daar als raden en college vroeg mee te beginnen, omdat je dan niet onder druk van een invoeringsdatum staat.

Daarbij kan het helpen dat, in de laatste 6 maanden voor de verkiezingen veel raadleden die opgaan voor een volgende periode, buiten zijn en de straat opgaan. In gedachten de Omgevingswet, kunt u het instrument invullen. U kunt aan de deur horen waar mensen mee zitten en horen welke invulling zij geven aan in wat voor een gemeente wil ik wonen.

Ik zei al eerder maak gebruik van wat u heeft. Best practices van anderen kunnen u ook weer inspireren om nieuwe/andere aanpakken te kiezen. De VNG zal voorbeelden verzamelen en in de etalage zetten.

Ik realiseer me dat deze nieuwe wetgeving weer discussie geeft voor de rol van de raad en het college. Maar blijft alstublieft voor de inhoud gaan en niet alleen aan macht denken. Daar gaat het niet om. Probeer in de nieuwe periode met het nieuwe instrument op te halen wat er buiten leeft en steeds je droom in het oog te houden. En niet alleen energie te steken, of je nu in het college zit of in de raad, is de procedure in ons onderlinge verkeer goed gelopen? Belangrijker is de procedure hoe het onderlinge verkeer met de samenleving goed is afgelopen.

Vandaag, op deze Raad op Zaterdag, gaat het niet om de techniek. Er zijn mensen aanwezig die de techniek kennen en u daarover kunnen informeren. Maar het gaat er niet om hoeveel wetten er wel of niet opgaan in de Omgevingswet, maar het gaat om de vraag: Hoe gaat de wet bij u in de praktijk werken? Wat verandert er mogelijkerwijs in uw rol én wat merkt de samenleving er van? Ik heb in 1989 bewust gekozen om naast mijn gewone werk lid te worden van de gemeenteraad in deze stad. Ik heb het raadswerk altijd met veel passie gedaan. Ik gun u daarvan de helft, want het is heel veel werk. Ik ben blij dat u zich vandaag wil oriënteren en het sterkt me omdat u het antwoord allang weet in welke gemeente u wilt wonen. Succes vandaag.

Artikel delen