Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Kamerbrief Definitieve fosfaat- en stikstofproductie 2016

Brief aan de Tweede Kamer van staatssecretaris van Dam (Economische Zaken) over de definitieve fosfaat- en stikstofproductie 2016. De cijfers van het CBS tonen eens eens te meer het belang van het fosfaatreductieplan 2017 aan.

30 juni 2017

De fosfaatproductie voor 2016 kan niet rechtstreeks worden vertaald naar de reductieopgave van 2017. Voor de definitieve fosfaatproductie 2016 is, zoals gebruikelijk, uitgegaan van de definitieve dieraantallen in de landbouwtelling 2016 (peildatum 1 april 2016), terwijl voor het vaststellen van het referentiescenario 2017 voor melkvee gebruik gemaakt is van het werkelijk aantal dieren eind 2016. Aangezien de melkveestapel gedurende 2016 nog is gegroeid, betekent dit dat de fosfaatproductie in de referentiescenario hoger is dan de definitieve fosfaatproductie 2016. De opgave voor 2017 is daarom nog steeds een reductie van 6,6 miljoen kilogram. Rekening houdend met onzekerheden en tegenvallers blijft de ambitie om 8,2 miljoen kilogram fosfaatproductie te verminderen. De definitieve fosfaatproductiecijfers bieden geen aanleiding om het maatregelenpakket voor 2017 te verzwaren.

De kamerbrief:

Op 20 december jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voorlopige prognose door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van de fosfaat- en stikstofproductie van de veehouderij in 2016 (Kamerstuk 33 037, nr.184). Met deze brief informeer ik u over de definitieve fosfaat- en stikstofproductie 2016 die het CBS vandaag publiceert.

Definitieve fosfaat- en stikstofproductie 2016

De fosfaat- en stikstofproductie wordt jaarlijks door het CBS gemonitord in het kader van verplichtingen die volgen uit de derogatiebeschikking bij de Nitraatrichtlijn. Een voorwaarde uit de derogatiebeschikking is dat Nederland in een jaar niet meer dan 172,9 miljoen kilogram fosfaat en niet meer dan 504,4 miljoen kilogram stikstof produceert (het feitelijke productieniveau in 2002).

De prognose van december jl. voor de fosfaatproductie in 2016 bedroeg 177 miljoen kilogram, voor de stikstofproductie bedroeg deze 507,5 miljoen kilogram. De cijfers zijn berekend door het aantal dieren in de landbouwtelling van 2016 te vermenigvuldigen met voorlopige cijfers voor de fosfaat- en stikstofuitscheiding per dier.

Op 30 juni 2017 heeft het CBS de definitieve fosfaat- en stikstofproductie in 2016 bekend gemaakt, gebaseerd op de definitieve dieraantallen, het werkelijk voergebruik en de werkelijke mineralengehalten in het diervoeder. Het CBS stelt de definitieve fosfaatproductie van de Nederlandse veehouderij in 2016 vast op 175,2 miljoen kilogram. Dit is een daling met 4,9 miljoen kilo ten opzichte van 2015. Het fosfaatproductieplafond uit de derogatievoorwaarden is in 2016 met 2,3 miljoen kilo overschreden. De definitieve stikstofproductie in 2016 is vastgesteld op 504,3 miljoen kilo. Hiermee blijft de stikstofproductie precies onder het stikstofproductieplafond.

Nadere duiding cijfers

De fosfaatproductie in de melkveehouderij stijgt licht ondanks de forse uitbreiding van de melkveestapel. De uitscheidingsfactoren per dier vallen lager uit door lagere fosforgehalten van het ruwvoer. Het sectorplafond in deze sector is in 2016 overschreden met 4,6 miljoen kilo.

In 2015 was er een lichte overschrijding van het fosfaatplafond voor de varkenshouderij met 0,4 miljoen kilo. De krimp van de varkensstapel zorgt ervoor dat in 2016 de fosfaatproductie in de varkenshouderij met 0,9 miljoen kilo is gedaald en daarmee weer onder het fosfaatplafond voor deze sector is uitgekomen.

De omvang van de pluimveehouderij is gedaald ten opzichte van 2015. Doordat er echter een verschuiving in diercategorieën binnen de pluimveehouderij heeft plaatsgevonden, is de fosfaatproductie in deze sector gestegen ten opzichte van 2015. Het sectorplafond in deze sector is in 2016 met 1,5 miljoen kilogram overschreden.

De groep overige diercategorieën bestaat uit schapen, geiten, paarden, pony's, konijnen en pelsdieren. De fosfaatproductie van deze groep is met 1,4 miljoen kilo gedaald door een wijziging in de afbakening van landbouwbedrijven.

Fosfaatreductieplan 2017

Het feit dat de definitieve fosfaatproductie voor 2016 lager blijkt te zijn dan eerder verwacht is positief. Tegelijkertijd toont de overschrijding van het fosfaatproductieplafond eens te meer het belang aan van het fosfaatreductieplan 2017.

De fosfaatproductie voor 2016 kan niet rechtstreeks worden vertaald naar de reductieopgave van 2017. Voor de definitieve fosfaatproductie 2016 is, zoals gebruikelijk, uitgegaan van de definitieve dieraantallen in de landbouwtelling 2016 (peildatum 1 april 2016), terwijl voor het vaststellen van het referentiescenario 2017 voor melkvee gebruik gemaakt is van het werkelijk aantal dieren eind 2016. Aangezien de melkveestapel gedurende 2016 nog is gegroeid, betekent dit dat de fosfaatproductie in de referentiescenario hoger is dan de definitieve fosfaatproductie 2016. De opgave voor 2017 is daarom nog steeds een reductie van 6,6 miljoen kilogram. Rekening houdend met onzekerheden en tegenvallers blijft de ambitie om 8,2 miljoen kilogram fosfaatproductie te verminderen. De definitieve fosfaatproductiecijfers bieden geen aanleiding om het maatregelenpakket voor 2017 aan te passen.

Artikel delen