Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Wat is de juridisch juiste volgorde van vaststelling, als voor het realiseren van bouwplannen aanpassing van bestemmingsplan én geurverordening noodzakelijk zijn?

28 februari 2012

Vraag & Antwoord

ANTWOORD

Uitgangspunt bij het antwoord op deze vraag is dat er nog géén geurverordening is vastgesteld op basis van een structuurvisie. Een structuurvisie is een document waarin een bestuursorgaan zijn beleidsuitgangspunten formuleert. In dit document kán een gebiedsvisie zijn opgenomen op basis waarvan een geurverordening wordt vastgesteld. Een structuurvisie is géén burgers bindend document.De gemeenteraad moet voor het gehele grondgebied van de gemeente bestemmingsplannen vaststellen. Het bestemmingsplan legt direct en juridisch bindend de bestemming van een concreet gebied vast.Een geurverordening op grond van artikel 6 Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) kán zowel voor de gehele gemeente als voor één bestemmingsplan worden vastgesteld.  Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan wordt onderzocht welke waarden in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor die waarden (art. 3:2 Awb en 3.1.6 Bro). Ook geurhinder is een verplicht milieuthema in het bestemmingsplan. Vanuit dit ruimtelijk kader mogen gemeenten op grond van artikel 6 Wet geurhinder en veehouderij (Wvg) bij verordening binnen bepaalde grenzen afwijken van het in die wet opgenomen toetsingskader voor aanvragen om een omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten (i.c. van veehouderijen).Afwijkende normen gelden binnen een bepaald gebied. Het hanteren van afwijkende normen moet worden onderbouwd vanuit een ruimtelijke visie op de ontwikkeling van het gebied. Het gaat dan om de zogenaamde gebiedsvisie die deel uit kan maken van het bestemmingsplan. Daarbij moet een relatie worden gelegd met de bestaande en te verwachten achtergrondbelasting aan geur in het gebied. Wanneer voor het realiseren van bouwplannen aanpassing van een bestemmingsplan én een geurverordening nodig zijn, is de aanbevolen volgorde:stel eerst een gebiedsvisie op waarin de overwegingen ter onderbouwing van het bestemmingsplan en de verordening zijn vastgelegdleg dan het bestemmingsplan vast (ruimtelijke poot, juridische grondslag)en daarna de verordening (sectoraal).Het bestemmingsplan is kaderstellend.  Om die reden kan de gemeenteraad na vaststelling van dit kader gebruik maken van de aanvullende verordenende bevoegdheid op grond van artikel 6 Wgv om een geurverordening vast te stellen. Tegen de verordening is geen beroep mogelijk, tegen het bestemmingsplan wel; als het bestemmingsplan sneuvelt, kan dat gevolgen hebben voor de verordening..Meer informatieHandreiking bij Wet Geurhinder en veehouderij  (via InfoMil) Milieu in ruimtelijke plannen / Gemeente (VROM e.a., 2008)Door VNG1 januari 2012