Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBDHA:2024:17233

23 oktober 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 24/4429


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2024 in de zaak tussen


Stichting “[eiseres]”, gevestigd te [vestigingsplaats],

eiseres

(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Zwinkels),

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

verweerder

(gemachtigden: mr. P. Yildirim en mr. M.C. Remeijer-Schmitz).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: F.W.M. Kooijman uit Den Haag.

Inleiding

1. Bij besluit van 5 januari 2024 heeft verweerder eiseres een last onder dwangsom opgelegd (het bestreden besluit). Eiseres zou zonder omgevingsvergunning vergunningplichtige werkzaamheden hebben laten uitvoeren. Deze werkzaamheden betreffen het plaatsen van luchtbehandelingskasten op het gebouw aan de [adres] te Den Haag.

1.1.Op 16 februari 2024 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit.

1.2.Op grond van artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft eiseres aan verweerder verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de rechtbank. Verweerder heeft daarmee ingestemd.

1.3.De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [naam] en de gemachtigde, de gemachtigden van verweerder en derde-partij.

Beoordeling door de rechtbank

Omgevingswet van toepassing?

2. Aan het opleggen van de last heeft verweerder een overtreding van artikel 5.6 van de Omgevingswet ten grondslag gelegd (handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning). Naar het oordeel van de rechtbank is de Omgevingswet echter niet van toepassing, nu – zoals ook is overwogen in het bestreden besluit – de last is opgelegd naar aanleiding van een handhavingsverzoek van 12 juli 2023, dus vóór 1 januari 2024. Op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op dit besluit het recht zoals dat gold vóór laatstgenoemd tijdstip van toepassing.

2.1.Reeds om die reden zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank zal onderzoeken of de rechtsgevolgen van het besluit in stand kunnen blijven, nu de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ook een grondslag biedt voor handhaving tegen handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning (artikel 2.3 Wabo).

Is sprake van een overtreding?

3. Eiseres betoogt dat de last ten onrechte is opgelegd, omdat er geen grondslag voor handhaving is, nu de luchtbehandelingskasten al vergund zijn in de omgevingsvergunning van 5 december 2018.

3.1.Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het bestreden besluit ten onrechte gebaseerd op de grondslag dat eiseres zou hebben gehandeld in strijd met een vergunningvoorschrift. Zoals de rechtbank in de uitspraak van heden in zaak nr. 23/389 (r.o. 6 tot en met 6.7) heeft overwogen, zijn de luchtbehandelingskasten niet reeds vergund in de omgevingsvergunning van 5 december 2018. Die omgevingsvergunning bevat geen voorschrift ten aanzien van luchtbehandelingskasten. Eiseres kan daarom door het plaatsen van de luchtbehandelingskasten niet in strijd met een voorschrift van die omgevingsvergunning gehandeld hebben. Eiseres handelt wel in strijd met de verboden van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c en artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo. Die overtredingen zijn echter niet aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd.

3.2.Het betoog slaagt.

3.3.Met het oog op een definitieve geschilbeslechting en het door verweerder nieuw te nemen besluit op het handhavingsverzoek van derde-partij, zal de rechtbank hierna ook de beroepsgrond van eiseres ten aanzien van de door haar gestelde bijzondere omstandigheden waaronder volgens haar moet worden afgezien van handhaving bespreken.

Beginselplicht tot handhaving

4. Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om handhavend op te treden in de regel van die bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat in verband daarmee van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

Bijzondere omstandigheden?

5. Eiseres betoogt dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte stelt dat eiseres niet heeft kunnen aantonen dat de kasten niet verplaatst kunnen worden en dat geen kleinere kasten geplaatst kunnen worden. Zij is daartoe niet in de gelegenheid gesteld. Eiseres heeft bij haar vergunningaanvraag aan de Welstands- en Monumentencommissie wel de notitie “Onderzoek alternatieve plaatsing installaties dak [notitie]” van 1 december 2022 verstrekt, waaruit blijkt dat de kasten niet verplaatst kunnen worden naar een locatie waar zij uit het zicht staan.

5.1.Zoals toegelicht in de uitspraak van heden in zaak nr. 23/389 (r.o. 8.3), is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het besluit tot weigering van de omgevingsvergunning voor de luchtbehandelingskasten onvoldoende heeft gereageerd op het standpunt van eiseres dat er een dwingende noodzaak bestaat om de luchtbehandelingskasten te plaatsen en dat alternatieven voor de omvang en locaties niet voorhanden zijn. Ook in het in de onderhavige zaak bestreden besluit wordt dit standpunt onvoldoende weersproken. Op de door eiseres overgelegde notitie van 1 december 2022 wordt in het geheel niet gereageerd. Het standpunt van verweerder dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden waaronder verweerder dient af te zien van handhaving, is daarom niet deugdelijk gemotiveerd.

5.2.Het betoog slaagt.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Uit het voorgaande blijkt dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit niet in stand kunnen blijven. De rechtbank komt daarom niet toe aan de overige beroepsgronden, die zien op de duidelijkheid van de last, de hoogte van de dwangsom en de veronderstelde verzending van het bestreden besluit aan een verkeerd adres. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op het handhavingsverzoek van derde-partij, met inachtneming van deze uitspraak.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;

  • vernietigt het bestreden besluit;

  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het handhavingsverzoek van derde-partij met inachtneming van deze uitspraak;

  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 371, - aan eiseres moet vergoeden;

  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750, - aan proceskosten aan eiseres.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Ciftci-Ibis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2024.

De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.

griffier

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Artikel delen