RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8381
(gemachtigde: mr. A.C.M. Brom),
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, voorheen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit , verweerder
(gemachtigde: mr. A.R. Alladin).
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de oplegging van een boete wegens overtreding van de Meststoffenwet.
1.1.Verweerder heeft met het besluit van 13 december 2022 (het primaire besluit) aan eiseres een boete van € 380,- opgelegd. Met het besluit van 5 oktober 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Met het besluit van 29 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het besluit van 5 oktober 2023 herzien en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.De rechtbank heeft het beroep op 15 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is een erkend intermediair en transportbedrijf dat onder andere dierlijke meststoffen naar het buitenland exporteert. Door een toezichthouder van de Rijkdienst van Ondernemend Nederland (hierna: RVO) is geconstateerd dat eiseres in de maanden juli en augustus 2022 38 mestmonsters niet tijdig naar een erkend laboratorium heeft gestuurd voor analyse. Dit is in strijd met het geldende mestbeleid.n
Artikel 80, gelezen in samenhang met artikel 124, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (Regeling), (feitcode M513). Boetebeleid Meststoffenwet RVO (2022)
Wat zijn de regels?
3. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat vindt eiseres?
4. De boete is ten onrechte opgelegd. Feitcode M513 spreekt over toezending van het mestmonster en niet over de ontvangstdatum van het monster bij het laboratorium, zoals verweerder stelt. Er zit verschil tussen het moment van toesturen en het moment van ontvangst. De datum waarop het monster (de vracht) digitaal wordt aangemeld bij het laboratorium moet worden gezien als het moment van toezenden. Gelet op dit stelsel van regels ontbreekt in dit geval een toereikende grondslag voor de boete en is er dus geen sprake van een beboetbaar feit. Het opleggen van een boete is daarom in strijd met het legaliteitsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel.n
Eiseres verwijst naar de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 6 juli 2021, ECLI:NL:CBB:2021:709.
4.1.Bij een overtreding van feitcode M513 (een administratieve overtreding) moet een waarschuwing vooraf worden gegeven, omdat het geen ernstige overtreding (categorie B) is. Op grond van het matigingsbeleid van verweerder en de daarbij behorende omschrijving kan worden vastgesteld dat overtreding van feitcode M513 niet kwalificeert als een ernstige overtreding, omdat deze ook niet door de NVWA wordt vastgesteld of uit onderzoek van de NVWA blijkt. Verder hebben de overtredingen met feitcode M513 naar hun aard en omvang geen enkel gevolg voor natuur en milieu, de veiligheid van de mens, de gezondheid van de mens, dier of plant of het dierenwelzijn, zodat er ook geen sprake kan zijn van een ernstige overtreding. In andere zaken, waaronder in een zaak bij de rechtbank Overijssel,n
Uitspraak van de rechtbank Overijssel van 22 februari 20219, ECLI:NL:RBOVE:2019:683.
4.2.Verder is ten onrechte een boete opgelegd voor 38 overtredingen, terwijl in het primaire besluit staat dat het om 36 overtredingen gaat.
4.3.Tot slot is het besluit onjuist ondertekend, namelijk met een jpg-plaatje van een handtekening. Het besluit is daardoor niet ‘daadwerkelijk ondertekend’ door de persoon die het besluit heeft opgesteld en is daarmee in strijd met artikel 10:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het is daardoor niet mogelijk te controleren of de beslissing bevoegd is genomen.n
Eiseres verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3355.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank heeft in eerdere zaken tussen eiseres en verweerder al overwogen geen grond te zien voor het oordeel dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het legaliteits- of rechtszekerheidsbeginsel.n
Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 23 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:11729, en 5 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:8529. Toelichting bij de Regeling van 28 augustus 2018, Stcrt. 2017, nr. 48214.
5.1.Het standpunt van eiseres dat verweerder vooraf een waarschuwing had moeten geven, omdat geen sprake is van een ernstige overtreding, wordt door de rechtbank niet gevolgd. De rechtbank wijst daarbij opnieuw op haar eerdere uitspraken, waarin is overwogen dat een dergelijke verplichting niet uit het boetebeleid voortvloeit. In het boetebeleid staat, zoals eiseres zelf ook in haar beroepschrift heeft geciteerd, dat alle overtredingen van de Meststoffenwet worden aangemerkt als ernstige overtredingen, dat bij deze overtredingen een sanctionerende en/of een corrigerende interventie wordt opgelegd en dat aan dit type overtredingen geen waarschuwing voorafgaat. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat bij sommige administratieve overtredingen, waaronder een overtreding met feitcode M513, de op te leggen boete met een andere staffel wordt gematigd, niet maakt dat er toch eerst een waarschuwing moet worden gegeven. Dat verweerder in zijn algemeenheid heeft verklaard soms waarschuwingen op te leggen betekent niet dat verweerder in dit geval geen boete mocht opleggen. Verweerder heeft verklaard bij het geven van waarschuwingen te kijken naar de aard en de ernst van de overtreding en naar de verwijtbaarheid van de overtreder. Ook heeft verweerder als voorbeeld gegeven dat een waarschuwing wordt gegeven als het vanwege verjaring van de overtreding niet meer mogelijk is een bestuurlijke boete op te leggen. Waarschuwingen worden gegeven vanuit het oogpunt van service en om ondernemers te stimuleren om zich aan de wet- en regelgeving te houden. Gelet op de eerdere zaken tussen eiseres en verweerder is dit niet de eerste boete die aan eiseres is opgelegd voor een overtreding met feitcode M513. De rechtbank ziet daarin dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder had moeten volstaan met het geven van een waarschuwing. Verder heeft verweerder er terecht op gewezen dat het in de zaak waarover de rechtbank Overijssel oordeelde, en waarnaar eiseres heeft verwezen, ging om een andere feitcode en dat daarom niet is gebleken dat het gaat om gelijke gevallen.
5.2.Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat het primaire besluit een kennelijke verschrijving bevat, daar waar is vermeld dat er 36 overtredingen zijn geconstateerd. In de bijlage bij het primaire besluit is een overzicht van de vastgestelde overtredingen opgenomen. Hieruit blijkt dat het gaat om 38 overtredingen. Verweerder heeft het aantal overtredingen in het bestreden besluit hersteld naar 38. Deze aanpassing heeft geen invloed gehad op de hoogte van de opgelegde boete, zodat eiseres door de aanpassing niet is benadeeld.
5.3.Tot slot overweegt de rechtbank dat in verschillende uitsprakenn
Zie de uitspraken van de rechtbank Overijssel van 23 februari 2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:808 en van de rechtbank Den Haag van 23 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:11729 en van 5 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:8529.
6. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2024.
griffier |
rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE
Meststoffenwet
Artikel 35
(…).
3. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur kunnen mede regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de hoeveelheid in voorraad gehouden, aangevoerde, afgevoerde of verhandelde meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen stikstof of fosfaat, wordt bepaald op basis van bij of krachtens de maatregel vastgestelde forfaitaire omrekennormen, onderscheiden naar mestvorm, diersoort, diercategorie en bedrijfssysteem en uitgedrukt in kilogrammen stikstof, onderscheidenlijk fosfaat, per gewichts- of volume-eenheid.
Artikel 51
Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 7, 9, tweede en derde lid, 11, tweede en derde lid, 13, vierde lid, 14, eerste lid, 15, 21, eerste lid, 33a, eerste, vierde, vijfde en zevende lid, 33b, vijfde lid, 33d, eerste lid, 34, 35, 36, 37, 38, derde lid, of 40.
Artikel 62
(…).
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen ten hoogste kan worden opgelegd ter zake van overtreding van het bij of krachtens artikel 9, tweede en derde lid, 11, tweede en derde lid, 13, vierde lid, 15, 33b, vijfde lid, 34, 35, 36, 37, 38, derde lid, of 40 bepaalde.
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, zoals die luidde ten tijde van belang (2022)
Artikel 78
De bemonstering van een vracht drijfmest vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van de vervoerder en geschiedt automatisch tijdens het laden van het transportmiddel met behulp van bemonsteringsapparatuur die voldoet aan de prestatiekenmerken die zijn vermeld in bijlage E, onderdeel A, en behoort tot een type waarvan bij keuring door Livestock Research, onderdeel van Wageningen UR, te Wageningen of een vergelijkbare instelling, is vastgesteld dat het voldoet aan die prestatiekenmerken.
Artikel 80
1. Ingeval van bemonstering, bedoeld in artikel 78, stuurt de vervoerder het uit een vracht dierlijke meststoffen genomen monster, onder vermelding van de betrokken leverancier van meststoffen en de afnemer, alsmede van het nummer van het op deze vracht betrekking hebbende vervoersbewijs dierlijke meststoffen, uiterlijk tien werkdagen na bemonstering toe aan een door de minister erkend laboratorium als bedoeld in artikel 80a.
Artikel 130
De hoogte van de bestuurlijke boete die overeenkomstig artikel 51 van de Meststoffenwet kan worden opgelegd, wordt vastgesteld overeenkomstig het bedrag dat in bijlage M voor de desbetreffende overtreding is vermeld.
Bijlage M van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
Msw |
Besluit |
Regeling |
Omschrijving regelovertreding |
Feitcode |
Hoogte boete |
Art. 35 |
Art. 66 t/m 70 |
Art. 80, lid 1, art |
Niet uiterlijk 10 werkdagen na bemonstering toezenden |
M513 |
€ 100 |
t/m |
80 lid 2, |
van het mestmonster aan |
|||
37 |
art. 80, |
een geaccrediteerd of |
|||
lid 4, art |
gelijkwaardig laboratorium |
||||
81, lid 3, |
door de vervoerder, dan wel |
||||
art 124, |
niet uiterlijk binnen 7 |
||||
lid 1, art. |
werkdagen na bemonstering |
||||
125 |
toezenden van het |
||||
mestmonster aan een |
|||||
geaccrediteerd of |
|||||
gelijkwaardig laboratorium |
|||||
door de monsternemende |
|||||
organisatie |