Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/3905
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 oktober 2024 in de zaak tussen
Stichting BIZ Roerstreek, gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ,
Transmare Compounding B.V., gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
Madolex Group B.V., gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
ROCKWOOL B.V., gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
UPS SCS (Nederland) B.V., gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
Dedert IJs, gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
Nedtrax B.V., gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
TS Lomans B.V., gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
BIZPOINT, gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
Marcel Wagemans B.V., gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
H.G. Grobbenhaar-GPT, gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
Internationaal Transportbedrijf Jan Dohmen B.V. gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
Schmitz Holding B.V., gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
Coatinc Roermond B.V. gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
Vollenhoven B.V., gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
Sportvereniging Herkenbosch ‘39, gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
VOF ‘t Haldert, gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
Euramax B.V., gevestigd aan de [adres] en [adres] te [vestigingsplaats] ;
Syl’s Ponypret, gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
[naam] , wonende aan de [adres] te [woonplaats 1] ;
[naam] , wonende aan de [adres] te [woonplaats 1] ;
[naam], wonende aan de [adres] te [woonplaats 1] ;
[naam] en [naam], wonende aan de [adres] te [woonplaats 1] ;
[naam] , wonende aan de [adres] te [woonplaats 1] ;
[naam] en [naam], wonende aan de [adres] te
[woonplaats 1] .
gezamenlijk te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. S.R.P. Bastiaans),
en
de burgemeester van de gemeente Roermond (de burgemeester),
(gemachtigden: mr. M.M.G. van Nisselroij, mr. S. Vissers en
J.P.J.A.G. Schoenmakers).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam], vergunninghoudster.
Inleiding
1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de aan vergunninghoudster verleende exploitatievergunning en gedoogverklaring voor de exploitatie van een horecabedrijf, waarin onder meer softdrugs worden verkocht (coffeeshop), op het perceel [adres] te [vestigingsplaats] .
1.1. De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben als partij deelgenomen: een groot deel van de verzoekers, waaronder in ieder geval Stichting BIZ Roerstreek vertegenwoordigd door haar voorzitter [naam] , de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigden van de burgemeester en vergunninghoudster samen met [naam] .
1.3. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter het onderzoek geschorst, nadat verzoekers hadden aangegeven dat zij niet beschikten over alle gedingstukken en alsnog in de gelegenheid wensten te worden gesteld om op deze stukken te reageren. Verzoekers hebben vervolgens een nadere reactie ingebracht, waarna de burgemeester hierop heeft gereageerd. Verzoekers hebben vervolgens weer gereageerd op de reactie van de burgemeester.
1.4. Met toestemming van partijen heeft de voorzieningenrechter vervolgens op
11 oktober 2024 het onderzoek gesloten.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Wat beoordeelt de voorzieningenrechter?
2. De voorzieningenrechter beoordeelt of zij een voorlopige voorziening zal moeten treffen. De voorzieningenrechter doet dat mede aan de hand van de gronden die verzoekers in de bezwaarschriftenprocedure hebben aangevoerd. Het van die beoordeling deel uitmakend rechtmatigheidsoordeel heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) beroepsprocedure niet.
2.1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat vergunninghoudster, na afloop van de bezwaartermijn, de coffeeshop mag exploiteren.
2.2. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De voorzieningenrechter gaat echter eerst in op de vraag of verzoekers kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden
In de zin van artikel 1:2, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.3. De toepasselijke wet- en regelgeving is als bijlage bij deze uitspraak gevoegd.
Kunnen verzoekers worden aangemerkt als belanghebbende?
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in ieder geval een deel van de verzoekers, zoals Vollenhoven B.V. die gevestigd is naast de coffeeshop, als belanghebbende kan worden aangemerkt zoals bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, gelet op de afstand van hun bedrijfspand tot de coffeeshop. Het verzoek is daarom ontvankelijk. Gelet op het feit dat het hier om een voorlopige voorziening gaat, past het beoordelen of alle verzoekers afzonderlijk belanghebbende zijn niet binnen deze procedure. De voorzieningenrechter plaatst daarbij wel de kanttekening dat de definitieve beoordeling van de ontvankelijkheid van het bezwaar, vooral in het licht van het bepaalde in de artikelen 1:2 en 6:13 van de Awb, zal plaatsvinden in het kader van de behandeling van het bezwaar. Dan zal worden beoordeeld of alle verzoekers individueel ook belanghebbende zijn.
Is er spoedeisend belang?
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de onverwijlde spoed in voldoende mate is aangetoond.n
Dit is vereist op grond van artikel 8:81 van de Awb.
4.1. Nu een deel van de verzoekers als belanghebbende kan worden aangemerkt en deze verzoekers een spoedeisend belang hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening, zal de voorzieningenrechter het verzoek inhoudelijk beoordelen.
Hoe is de situatie ter plekke?
5. De locatie waar de coffeeshop geëxploiteerd zal worden bevindt zich op een bedrijventerrein aan de rand van [plaats] dichtbij de grens met het dorp [plaats] (gemeente [plaats] ). Verzoekers zijn eigenaren van de bedrijven op dit bedrijventerrein en/of inwoners van [plaats] en zij zien een coffeeshop op deze locatie niet zitten, omdat zij vrezen voor overlast.
Wat ging aan het bestreden besluit vooraf?
6. In [plaats] is het aantal coffeeshops op grond van een besluit van de gemeenteraad van 11 november 1997 al jaren gemaximeerd op twee. De bestaande coffeeshops aan de [adres] en de [adres] drukten zwaar op het woon- en leefklimaat in de omgeving. In oktober 2019 heeft de burgemeester daarom voor deze twee coffeeshops exploitatievergunningen verleend voor de duur van vijf jaar met de bedoeling dat er in deze periode van vijf jaar wordt geregeld dat er op een andere plek binnen de gemeente een meer geschikte locatie wordt gevonden voor maximaal twee coffeeshops. De geldigheidsduur van deze twee vergunningen is begin oktober 2024 verstreken. Met het oog op de uitgifte van nieuwe exploitatievergunningen zijn in juli 2020 twee beleidsregels vastgesteld: de Beleidsregel houdende bepalingen inzake de verdeling van exploitatievergunningen coffeeshops gemeente [plaats] 2020 (de Beleidsregel van de burgemeester) en de Beleidsregel houdende bepalingen inzake de ruimtelijke vestigingscriteria voor nieuwe coffeeshops in de gemeente [plaats] 2020 (de Beleidsregel van het college). In januari 2021 is de burgemeester een verdeelprocedure gestart voor twee nieuwe exploitatievergunningen en gedoogverklaringen voor coffeeshops.
Hoe zijn de bestreden besluiten tot stand gekomen?
7. Vergunninghoudster heeft op 26 februari 2021, aangevuld op 26 maart 2021, een aanvraag ingediend voor het verlenen van een exploitatievergunning voor een coffeeshop aan de [adres] te [plaats] .
7.1. Bij besluit van 27 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester de exploitatievergunning en gedoogverklaring voor het exploiteren van een coffeeshop verleend. De exploitatievergunning wordt verleend voor de duur van zeven jaar. Doordat de gedoogverklaring aan de exploitatievergunning is verbonden, heeft zij dezelfde geldigheidsduur als de exploitatievergunning.
Wat is de omvang van het geding?
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers een groot aantal gronden aan hun verzoek ten grondslag hebben gelegd. De voorzieningenrechter zal deze gronden niet allemaal behandelen, nu een deel van deze gronden het bestek van een voorlopige voorziening te buiten gaat of niet kan leiden tot een toewijzing van de gevraagde voorziening.
8.1. De voorzieningenrechter zal hieronder wel ingaan op de belangrijkste gronden, zoals de stelling van verzoekers dat de locatie van de coffeeshop in strijd is met de vestigingscriteria zoals genoemd in artikel 12 van de Beleidsregel van de burgemeester. Ook zal zij in het kader van een voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling een belangenafweging maken waarbij zij de door verzoekers gestelde negatieve gevolgen als gevolg van de vestiging van de coffeeshop, zal betrekken.
Is de locatie van de coffeeshop in strijd met de vestigingscriteria zoals deze zijn opgenomen in artikel 12 van de Beleidsregel van de burgemeester?
9. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat de burgemeester bij de vaststelling van de richtafstand van 250 meter hemelsbreed tussen de coffeeshop en kwetsbare groepen en voorzieningen, geen rekening heeft gehouden met het feit dat de coffeeshop zich buiten de bebouwde kom bevindt aan een “N-weg” waar maximaal 80 kilometer per uur mag worden gereden. Een richtafstand van 250 meter heeft daardoor minder effect als die niet te voet maar per auto of fiets wordt afgelegd. Verder geven verzoekers aan dat een kwetsbare voorziening binnen een afstand van hemelsbreed 250 meter is gevestigd, te weten Syl’s Ponypret. Andere kwetsbare groepen of voorzieningen zijn weliswaar verder dan 250 meter van de coffeeshop verwijderd, maar toch zou de vestiging van een coffeeshop op zo’n korte afstand in strijd zijn met het belang van veiligheid en openbare orde. De burgemeester zou daarom niet langer moeten vasthouden aan deze richtafstand van 250 meter en gebruik moeten maken van haar bevoegdheid om van deze richtafstand af te wijken op grond van de Beleidsregeln
Artikel 14 van de Beleidsregel.
10. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de Beleidsregel van de burgemeestern
Artikel 12, tweede lid, 2.2., van de Beleidsregel.
Verzoekers hebben verder aangevoerd dat de nieuwe locatie voor de coffeeshop zich te dicht bij een aantal kwetsbare groepen bevindt. Hoewel de afstand op zich ruimer is dan de in het beleid genoemde 250 meter, zou de burgemeester een strengere richtlijn moeten hanteren omdat de coffeeshop zich op een goed bereikbare plaats bevindt. Nu de locatie aan een goede verbindingsweg ligt, is de tijd om bij de coffeeshop te komen, bijvoorbeeld vanaf een afkickkliniek, te kort.
10.1. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester zich aan de afstanden in haar beleid heeft gehouden. Het is in beginsel aan de burgemeester om af te wegen of strengere beleidsregels noodzakelijk zijn, de voorzieningenrechter is daarom terughoudend hier in de voorlopige voorziening hangende bezwaar al een oordeel over te vellen. De burgemeester kan hier in de beslissing op bezwaar op in gaan. Op voorhand ziet de voorzieningenrechter daarom geen aanleiding om om deze reden te oordelen dat het bestreden besluit onrechtmatig is.
11. Verzoekers geven verder aan dat de coffeeshop zichtbaar is gelegen aan de hoofdfietsroutes van en naar school en dat is niet toegestaan op grond van de Beleidsregel.n
Artikel 12, tweede lid, 2.3, van de Beleidsregel.
12. In de Beleidsregeln
Artikel 1, aanhef en onder 7, van de Beleidsregel.
13. Verzoekers stellen zich verder op het standpunt dat voor de vestiging van een coffeeshop op de locatie [adres] een passende horeca bestemming ontbreekt. Op grond van het Omgevingsplan gemeente [plaats] (Omgevingsplan), rust op deze locatie de bestemming “Horeca” en volgens verzoekers valt een coffeeshop niet onder de bestemming “Horeca”. Ook stellen verzoekers dat het bij de bestemming “Horeca” gaat om gebruik ter plaatse. In het geval van een coffeeshop zal het vooral gaan om “afhaal” en niet om “gebruik ter plaatse” want dat zou detailhandel impliceren en dat levert een strijdig gebruik op van de gronden en bouwwerken.n
Artikel 4.4.2., onder d, van de planregels.
14. Uit de Beleidsregeln
Artikel 12, vierde lid, van de Beleidsregel. Artikel 2:28, derde lid, van de APV.
14.1. Volgens de rechtspraakn
Zie de uitspraak van 6 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3705, en dan met name rechtsoverweging 7.1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
14.2. Volgens het bestemmingsplan “Bedrijventerreinzone Roerstreek”, dat (tijdelijk) onderdeel uitmaakt van het Omgevingsplan, rust op de locatie van de beoogde coffeeshop de bestemming “Horeca”. Onder “Horeca” wordt op grond van artikel 1.41 van de planregels het volgende verstaan:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, één en ander al dan niet in combinatie met ondersteunende activiteiten, met uitzondering van seksinrichtingen;
horeca, categorie 2
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden of afgehaald kunnen worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken.
In artikel 4.1, aanhef en onder k, van de planregels is het volgende opgenomen:
de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor horeca categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca'.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de coffeeshop onder de bestemming “Horeca” valt en is, gelet op de vorige overwegingen, in overeenstemming met het Omgevingsplan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd dat de ruimtelijke uitstraling van de coffeeshop vergelijkbaar is met de bij horeca van categorie 2 genoemde typen horecabedrijven waar de producten in het algemeen ook kunnen worden afgehaald of ter plaatse geconsumeerd. Dat, zoals verzoekers stellen, het “afhalen” strijdig gebruik van gronden zou impliceren, volgt de voorzieningenrechter daarom niet. Anders dan verzoekers stellen, geldt ook onder de Omgevingswet dat een coffeeshop planologisch gezien niet gereguleerd kan worden en dient de burgemeester als uitgangspunt te nemen dat er sprake is van een legale functie met een vergelijkbare ruimtelijke uitstraling. Omdat de coffeeshop past binnen het Omgevingsplan hoeft er niet apart getoetst worden aan het criterium “evenwichtige toedeling van functies aan locaties”, omdat deze afweging al is gemaakt in het Omgevingsplan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester de locatie aan de [adres] kunnen kiezen als locatie waar de coffeeshop gevestigd mag worden.
14.3. Dat de gronden rondom de coffeeshop niet gebruikt zouden mogen worden om te parkeren, volgt de voorzieningenrechter niet. Uit artikel 4.1, onder r, van de planregels volgt dat de parkeervoorzieningen ondergeschikt zijn aan de bestemming “Horeca”, waaronder de coffeeshop valt en zoals is opgenomen in artikel 4.1, onder k, van de planregels. De omringende gronden mogen dus gebruikt worden om te parkeren ten behoeve van de coffeeshop. Van strijdig gebruik van gronden, zoals verzoekers stellen, is daarom geen sprake.
14.4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester voldoende gemotiveerd dat de coffeeshop niet in strijd is met de vestigingscriteria van artikel 12 van de Beleidsregel.
Zorgt de vestiging van de coffeeshop voor onevenredige negatieve gevolgen voor verzoekers?
15. Naar de mening van verzoekers heeft de coffeeshop een onacceptabele invloed op het woon-, werk- en leefklimaat in de omgeving. Naar de mening van verzoekers had de burgemeester het gebrek aan draagvlak in de omgeving zwaarder moeten laten wegen, omdat vergunninghoudster de omgeving niet actief bij de plannen heeft betrokken.
16. Zoals hiervoor reeds is weergegeven betrekt de voorzieningenrechter de door verzoekers gestelde negatieve gevolgen bij de te maken belangenafweging in het kader van een voorlopig rechtmatigheidsoordeel. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wegen in dit geval de belangen van de burgemeester zwaarder dan de belangen van verzoekers. De voorzieningenrechter licht dit als volgt toe.
16.1. De voorzieningenrechter betrekt bij haar oordeel de door de burgemeester geschetste achtergrond van het vergunningenbeleid van maximaal twee coffeeshops in haar gemeente, zoals omschreven in rechtsoverweging 6. De burgemeester heeft aangegeven dat het aantal coffeeshops in [plaats] sinds 1997 is gemaximeerd op twee en gereguleerd wordt door een strikt vergunningenbeleid. Uit dit vergunningenbeleid voor coffeeshops, dat overigens is geaccordeerd door de Afdelingn
Zie de uitspraak van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3482.
16.2. Verzoekers hebben, in hun hoedanigheid van eigenaren van de bedrijven op het bedrijventerrein, hiertegen ingebracht dat zij vrezen dat hun werknemers de coffeeshop zullen bezoeken onder werktijd. Daarbij hebben zij met name gewezen op de gevaarlijke combinatie van softdrugs en de aanwezigheid van zwaar gemotoriseerd verkeer op het bedrijventerrein. Hoewel de voorzieningenrechter de zorgen van verzoekers begrijpt, vindt de voorzieningenrechter dit argument niet doorslaggevend Het behoort immers primair tot de verantwoordelijkheid van de werknemer om onder werktijd geen softdrugs te gebruiken. Het is ook niet gebleken dat deze werknemers behoren tot de in het beleid genoemde kwetsbare groepen. Ook als een coffeeshop op een andere locatie gelegen is, kan een werknemer softdrugs mee naar zijn werk nemen. De locatie van de coffeeshop is in dat kader in mindere mate relevant.
16.2. Verzoekers vrezen verder voor overlast door bezoekers van de coffeeshop. De voorzieningenrechter begrijpt deze vrees van verzoekers tot op zekere hoogte. Tegelijkertijd zou het (landelijk) coffeeshopbeleid niet kunnen worden uitgevoerd als aan deze vrees voor overlast een doorslaggevende betekenis zou worden toegekend, want de meeste mensen en bedrijven willen geen coffeeshop in hun spreekwoordelijke “achtertuin”. De voorzieningenrechter deelt het standpunt van de burgemeester dat de aanwezigheid van een coffeeshop van groot belang is voor de openbare orde, de veiligheid en de volksgezondheid. Met de aanwezigheid van een coffeeshop wordt straathandel en de daarmee gepaard gaande negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen. De voorzieningenrechter stelt dat de vrees van verzoekers momenteel enkel is gebaseerd op aannames. Dat is ook logisch omdat de coffeeshop nog niet in bedrijf is. Of de door verzoekers gevreesde overlast zich daadwerkelijk zal verwezenlijken, zal de praktijk moeten uitwijzen. Dat betreft een kwestie van handhaving. De voorzieningenrechter kent daarbij betekenis toe aan het feit dat vergunninghoudster gebonden is aan vergunningvoorschriften. Een van deze voorschriften is dat zij gehouden is overlast en/of hinder door komende en vertrekkende bezoekers in de directe omgeving te voorkomen of te beperken. Daarvoor dienen noodzakelijke voorzieningen te worden aangebracht en maatregelen te worden getroffen. De voorzieningenrechter ziet geen reden om eraan te twijfelen dat de naleving van deze aan de vergunning verbonden voorschriften nauwlettend zal worden gemonitord door zowel de gemeente als de politie en dat bij niet naleving handhavend optreden zal volgen.
16.3. Ook in wat verzoekers aan hebben gevoerd over mogelijke verkeersoverlast en onveiligheid maakt niet dat de belangenafweging in hun voordeel uitvalt. De burgemeester heeft zich gebaseerd op het oordeel van de verkeersdeskundige over de verkeerstoets die vergunninghoudster heeft overgelegd. In bezwaar zal de burgemeester op de gronden van verzoekers daartegen in moeten gaan. Het is te verwachten dat de coffeeshop een toename in verkeersbeweging zal veroorzaken. Dat op zichzelf maakt niet dat er sprake is van onevenredige gevolgen. De burgemeester heeft de locatie na uitgebreid onderzoek geschikt geacht en daarbij juist ook de verkeerssituatie meegewogen. De voormalige coffeeshop locaties, gelegen in de binnenstad, veroorzaakten problemen met de doorstroom. Juist daarom is voor de nieuwe locatie, op een industrieterrein en een goed bereikbare plek, gekozen. De voorzieningenrechter ziet daarom ook op dit punt, gelet op het zware gewicht dat de belangen aan de kant van de burgemeester hebben, geen aanleiding de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen.
Conclusie en gevolgen
17. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat vergunninghoudster de coffeeshop aan de [adres] te [plaats] mag exploiteren voordat er op het bezwaarschrift van verzoekers is beslist. Voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.S.A.W. Raes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2024.
De voorzieningenrechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier |
voorzieningenrechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 25 oktober 2024.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
Bijlage
Algemene plaatselijke verordening gemeente Roermond
Artikel 2:28
1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
(…)
3. De burgemeester weigert de vergunning in ieder geval als de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met het omgevingsplan.
(…)
Bestemmingsplan “Bedrijventerreinzone Roerstreek
Artikel 4.1
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
(…)
k. horeca categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
(…)
Met daaraan ondergeschikt:
r. parkeervoorzieningen
(…)
Artikel 4.4.2
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
(…)
d. horeca en detailhandel anders dan genoemd onder 4.1;
Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Roermond houdende regels omtrent de verdeling van exploitatievergunningen coffeeshops (Beleidsregel houdende bepalingen inzake de verdeling van exploitatievergunningen coffeeshops gemeente [plaats] 2020)
Artikel 1
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
1. aanvraag: schriftelijk verzoek aan de burgemeester om in aanmerking te mogen komen voor de exploitatie van een coffeeshop. Onder aanvraag wordt mede begrepen alle bescheiden die op grond van deze beleidsregel daarvoor ingediend moeten worden;
2. coffeeshop: alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt.
3. exploitatievergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv);
4. gedoogverklaring: persoonsgebonden en objectgebonden schriftelijke kennisgeving van de burgemeester dat ter zake de handel in softdrugs niet wordt gehandhaafd op bepaalde overtredingen van de Opiumwet;
5. gegadigde: degene die in aanmerking wil komen voor een gedoogverklaring ten behoeve van het exploiteren van een coffeeshop in de gemeente [plaats] ;
6. aanvrager: een gegadigde die een aanvraag indient of heeft ingediend;
7. Landelijk Bureau Bibob (LBB): Het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet Bibob;
8. Wet Bibob: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;
9. hoofdfietsroute: een fietsroute die op schooldagen door grote aantallen scholieren wordt gebruikt om van en naar school te gaan;
10. kernwinkelgebied: het winkelgebied in de binnenstad dat conform het gemeentelijk beleid is aangewezen als kernwinkelgebied;
11. wijk: deel van de gemeente volgens de definitie die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hanteert. De grenzen van een wijk kunnen worden geraadpleegd op Externe link: https://cbsinuwbuurt.nl/.
Artikel 12
In de gemeente Roermond mogen maximaal twee coffeeshops worden
geëxploiteerd.
Tot 9 oktober 2024 is er een overgangssituatie waarin tot vier coffeeshops
worden toegestaan, uitsluitend als overgang naar nieuwvestiging van maximaal twee coffeeshops die voldoen aan de vestigingscriteria.
Vanaf 9 oktober 2024 mag een ondernemer niet meer dan één coffeeshop
exploiteren of betrokken zijn bij meer dan één coffeeshop.
De coffeeshop mag niet gelegen zijn in een omgeving die kan worden
aangemerkt als woonwijk. Om te bepalen of er sprake is van een woonwijk is in eerste instantie het geldende bestemmingsplan bepalend. Ook indien de locatie zelf niet in een woonwijk ligt en een andere bestemming heeft dan “wonen” maar binnen een afstand van 75 meter hemelsbreed van een woning ligt, kan de aanvraag worden geweigerd.
De coffeeshop mag niet binnen een afstand van 250 meter hemelsbreed van
kwetsbare groepen of voorzieningen worden gesitueerd. Het gaat hierbij in ieder om scholen (zowel basis- als voortgezet onderwijs), kinderdagverblijven, jongerencentra, instellingen zoals voor opvang van drugsverslaafden of zorginstellingen.
De coffeeshop mag niet zichtbaar zijn gelegen aan of op hoofdfietsroutes van en
naar school.
De coffeeshop mag niet gelegen zijn in het kernwinkelgebied dan wel in een
belangrijke aanloopstraat met winkels naar dat winkelgebied met een voetgangerspromenade. In de overige winkelclusters wordt getoetst in welke mate risico bestaat op overlast voor de omgeving.
De coffeeshop mag niet gelegen zijn binnen een afstand van 150 meter
hemelsbreed van gebouwen met belangrijke historische of culturele waarden.
Coffeeshops mogen niet in onmiddellijke nabijheid van elkaar, dat wil zeggen
met een onderlinge afstand van hemelsbreed minder dan 350 meter, worden gevestigd. Per wijk is slechts één coffeeshop toegestaan.
De vestiging van een coffeeshop mag niet leiden tot onevenredig (negatieve) gevolgen voor de bestaande verkeersstructuur, en de hiermee samenhangende verkeersveiligheid. Dit betekent onder andere dat de etmaalcapaciteit van de ontsluitingswegen voldoende moet zijn om de verwachte extra verkeersstromen te kunnen verwerken. Tevens moet de locatie kunnen voorzien in voldoende parkeergelegenheid, conform de geldende parkeernormen van de gemeente.
Coffeeshops zijn alcoholvrije horecagelegenheden waarin de handel in softdrugs gedoogd wordt (Aanwijzing Opiumwet). Naast een exploitatievergunning is voor de vestiging van een coffeeshop een passende horecabestemming nodig op de vestigingslocatie.
Indien een locatie voldoet aan de overige vestigingscriteria, maar de passende horecabestemming ontbreekt, dan dient tijdig een planologisch juridische procedure (wijziging bestemmingsplan of afwijken van het bestemmingsplan middels een omgevingsvergunning) te worden doorlopen. Het toetsingskader daarbij is een goede ruimtelijke ordening. Hierbij kan worden afgeweken van het standaard locatiebeleid voor horecabedrijven.
De verwachte invloed van de coffeeshop op het woon-, werk- en leefklimaat in de omgeving wordt beoordeeld. Relevante aspecten daarbij zijn onder andere, naast verkeerskundige aspecten, geluidsoverlast, vervuiling en/of aantasting van de sociale veiligheid. In aanvulling op bovenstaande criteria wordt voor elke locatie getoetst of een coffeeshop op de aangedragen locatie acceptabel is vanuit het oogpunt van openbare orde, veiligheid en/of leefbaarheid. Dat kan betekenen dat -ondanks dat een locatie primair voldoet aan de gestelde vestigingscriteria- een locatie alsnog niet geschikt wordt geacht om een coffeeshop te vestigen.
De locaties [adres] en [adres] worden tot 9 oktober 2024 aangemerkt als locaties waar een coffeeshop gevestigd kan worden. Indien de exploitatie van de coffeeshop op een van de genoemde adressen stopt kan op het desbetreffende adres geen nieuwe coffeeshop meer worden gevestigd.