Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBMNE:2024:4486

24 juli 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 24/3551


uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 juli 2024 in de zaak tussen


[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr.drs. P.M. Timmer-Arends),

en

De korpschef van politie, namens deze, de politiechef van Midden-Nederland (de korpschef), verweerder

(gemachtigde: S. Maas).

Inleiding

Met het besluit van 29 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft de korpschef de aan verzoeker verleende omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit ingetrokken (de omgevingsvergunning).n

Dit is de nieuwe benaming onder de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet die op 1 januari 2024 in werking zijn getreden. Voorheen was de term onder de Wet natuurbescherming ‘jachtakte’.

Voor het leesgemak wordt in deze uitspraak ook soms de term jachtakte gebruikt.

Tegen dit besluit heeft verzoeker administratief beroep ingesteld bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 juli 2024 op zitting behandeld. Verzoeker was daarbij aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld door getuige [getuige] . De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door S. Maas, bijgestaan door de politieambtenaar [politieambtenaar] .

Het verzoek

1. Aan verzoeker was een jachtakte afgegeven met een geldigheidsduur tot en met 31 maart 2024. De korpschef heeft deze ingetrokken op de grond dat het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer aan verzoeker kan worden toevertrouwd, omdat volgens de korpschef tijdens een controle is gebleken dat het wapen van verzoeker onverpakt met munitie in een horecagelegenheid lag.

2. Verzoeker is het niet eens met de intrekking van de omgevingsvergunning en heeft de voorzieningenrechter gevraagd het bestreden besluit te schorsen totdat op het administratief beroep is beslist en hem in staat te stellen een nieuwe omgevingsvergunning aan te vragen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Het spoedeisend belang

3. De voorzieningenrechter moet eerst beoordelen of verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. De voorlopige voorzieningenprocedure is immers een spoedprocedure die alleen kan worden gevoerd als er voor verzoeker een spoedeisend belang is, waardoor hij niet kan wachten op een beslissing op zijn administratieve beroep. Hierbij kan worden gedacht als een onomkeerbare situatie dreigt of iemand schade zal lijden als een beslissing uitblijft.

4. Verzoeker heeft ter onderbouwing van het spoedeisend belang onder meer naar voren gebracht dat hij zonder de omgevingsvergunning niet kan jagen, terwijl hij over diverse jachtgelegenheden beschikt en het jachtseizoen beperkt is in tijd. Een beslissing op het administratief beroep kan pas worden verwacht wanneer het jachtseizoen al in volle gang is. Daarbij stelt verzoeker dat hij op diverse momenten aan de korpschef kenbaar heeft gemaakt dat hij (tijdig) zijn jachtakte wilde verlengen, maar de korpschef heeft hem niet in de gelegenheid gesteld om dit fysiek te doen.

5. De voorzieningenrechter stelt vast dat de jachtakte van verzoeker tot 31 maart 2024 geldig was. Schorsing van de intrekking van de jachtakte leidt er dus niet toe dat verzoeker in het bezit van een jachtakte is. Desondanks is de voorzieningenrechter van oordeel dat er in dit geval een voldoende spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Uit de stukken blijkt namelijk dat verzoeker een afspraak heeft gemaakt met het doel om een aanvraag voor een nieuwe omgevingsvergunning in te dienen voor het tijdvak 2024-2025, maar dat de korpschef die afspraak telefonisch heeft afgezegd in verband met nader onderzoek naar aanleiding van de gebeurtenissen op 29 november 2023. Verzoeker is dus niet in de gelegenheid gesteld om de aanvraag in te dienen. Op de zitting heeft de korpschef ook opgemerkt dat deze annulering van de afspraak eigenlijk gezien kan worden als een weigering om een aanvraag om een omgevingsvergunning in behandeling te nemen. Gelet op het verband tussen het bestreden besluit en het niet kunnen aanvragen van een nieuwe omgevingsvergunning, gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat verzoeker spoedeisend belang heeft bij een oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

De rechtmatigheid van het bestreden besluit

6. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.

Het toetsingskader

7. De korpschef trekt een omgevingsvergunning in als de vergunninghouder misbruik heeft gemaakt van wapens of munitie of van de bevoegdheid die voorhanden te hebben, of waarin er andere aanwijzingen zijn dat aan hem het voorhanden hebben van wapens of munitie niet langer kan worden toevertrouwd.n

Zie artikelen 5.39, onder a, 5.42, derde lid, van de Omgevingswet in samenhang met artikel 8.104, eerste lid, onder c, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

8. Iemand die een vergunning heeft om wapens en/of munitie te hebben, heeft een bijzondere positie ten opzichte van burgers die geen wapens en/of munitie mogen hebben. Daarom moet van de vergunninghouder worden verlangd dat hij zich stipt houdt aan toepasselijke wettelijke regels en wordt verwacht dat hij geen overtredingen begaat die gezien kunnen worden als (ernstige) aantasting van de rechtsorde.n

Dit blijkt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), o.a. de uitspraak van 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1126, r.o. 4. Zie ook Circulaire Wapens en Munitie 2019 (Cwm 2019), onderdeel B, 1.2.

9. Verder kunnen wapens en munitie een ernstige bedreiging vormen voor de veiligheid in de samenleving, als zij in handen komen van personen die niet erg betrouwbaar zijn om wapens en munitie te hebben. Het intrekken van een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit is een maatregel ter bescherming van de veiligheid in de samenleving. Geringe twijfel of het voorhanden hebben van wapens en/of munitie nog aan iemand kan worden toevertrouwd, is voldoende om een verlof in te trekken.n

Dit volgt uit de Cwm 2019, onderdeel B, onder 1.2.

Mocht de korpschef uitgaan van het opgemaakte proces-verbaal?

10. In het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2023 is, voor zover van belang, het volgende opgenomen. Op woensdag 29 november 2023 kreeg de politie een telefonische melding dat er een heel gezelschap jagers zat in het [horecagelegenheid] ’ in [plaats] , waarbij men ook de jachtgeweren mee naar binnen had genomen. De politieambtenaar, [politieambtenaar] , heeft vervolgens in [horecagelegenheid] een controle uitgevoerd. Tijdens die controle is het volgende gebleken. Het jagersgezelschap zat aan enkele tafels. Verzoeker was één van deze jagers. [politieambtenaar] zag op diverse plaatsen jachtgeweren staan. Op de biljarttafel achterin de horecazaak lag een onverpakt dubbelloops hagelgeweer van verzoeker, een Beretta 690 Field kaliber 123 met nummer [nummer] . Het geweer lag voor het grootste gedeelte onder een groene jagersjas verborgen en ook lag hierbij een gordel met scherpe patronen erin, ongeveer 15 stuks, die ook van verzoeker was. Tijdens de controle zag [politieambtenaar] ook personeel rondlopen in de bediening, dat bier rond bracht. Deze bevindingen zijn neergelegd in het op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen.

11. Verzoeker stelt dat de intrekking niet gebaseerd mag worden op het door [politieambtenaar] opgemaakte proces-verbaal. Volgens verzoeker is er voldoende reden om te twijfelen aan de juistheid van de weergegeven bevindingen in het proces-verbaal. Verzoeker betwist dat zijn wapen onverpakt op de biljarttafel lag. Volgens hem lag het in een lederen foedraal, zodanig ingepakt dat het niet voor onmiddellijk gebruik kon worden aangewend. Daarnaast stelt hij dat zijn jas op het foedraal lag, maar dat deze niet jagersgroen is maar bruin met een rode voering. Verzoeker zat op de stoel direct naast de biljarttafel en zijn wapen en dus onder zijn directe toezicht en controle. Daarnaast was het wapen ontladen en ontspannen. Het proces-verbaal bevat dus feitelijke onjuistheden. Hierbij verwijst verzoeker ook naar de klachtafhandeling, waarin volgens hem een patroon wordt geschetst van een chaotisch verloop van de controle en een gebrek aan overzicht bij [politieambtenaar] . Daarnaast wijst verzoeker op de foto’s die hij als bijlagen bij zijn zienswijze heeft gevoegd. Verder heeft verzoeker ooggetuigenverklaringen overgelegd van andere jagers die tijdens de controle aanwezig waren. Volgens verzoeker zijn deze bewijsstukken in samenhang met de geschetste feiten en omstandigheden voldoende om twijfel te zaaien over de juistheid van het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal, voor zover daarin is opgenomen dat het wapen onverpakt was. Gelet hierop lag het in de rede voor de korpschef om nader onderzoek te doen. Door dit niet te doen, heeft de korpschef volgens verzoeker gehandeld in strijd met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.

12. De voorzieningenrechter stelt voorop dat een bestuursorgaan in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de inhoud van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, tenzij tegenbewijs moet leiden tot afwijking van dit uitgangspunt.n

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:750, r.o. 2.1.

De voorzieningenrechter ziet in dit geval geen aanleiding om aan de juistheid van de bevindingen in het proces-verbaal te twijfelen. In het proces-verbaal staat een nauwkeurige beschrijving van het wapen van verzoeker met vermelding van het merk en nummer en de omstandigheden waaronder dit werd aangetroffen. Op de zitting heeft [politieambtenaar] desgevraagd stap voor de stap de gang van zaken bij de controle beschreven en

stellig verklaard dat wat hij in het proces-verbaal heeft neergelegd conform zijn bevindingen van de uitgevoerde controle is.

13. Verzoeker heeft de inhoud van het proces-verbaal met verwijzing naar de overgelegde foto’s en getuigenverklaringen betwist. Maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker hiermee onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de bevindingen in het proces-verbaal op onjuiste waarnemingen zijn gebaseerd. De door eiser overgelegde foto’s zijn, ondanks verzoekers toelichting daarbij op zitting, te onduidelijk om vast te kunnen stellen dat het wapen van verzoeker tijdens de controle door [politieambtenaar] in een foedraal op de biljarttafel heeft gelegen. Niet alleen is onduidelijk op welk moment van de controle de foto’s zijn genomen, maar ook zijn de foto’s te vaag om als voldoende overtuigend tegenbewijs aan te merken. Hetgeen [getuige] op de zitting heeft verklaard, is gelijk aan de eerdere schriftelijke verklaring en geeft de voorzieningenrechter evenmin reden om aan de inhoud van het proces-verbaal te twijfelen.

14. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat de korpschef meer gewicht heeft mogen toekennen aan het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal dan aan de door verzoeker naderhand overgelegde verklaringen van vier overige leden van het jagersgezelschap. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat de korpschef de overgelegde verklaringen aan [politieambtenaar] heeft voorgelegd die daarop heeft verklaard bij zijn weergave van zijn bevindingen zoals neergelegd in het proces-verbaal te blijven. Voor zover verzoeker verwijst naar wat [politieambtenaar] zou hebben gezegd in het kader van de klachtenprocedure, bevatten die stukken geen concrete aanknopingspunten op grond waarvan getwijfeld kan worden aan de juistheid van de bevindingen in het proces-verbaal. Anders dan verzoeker stelt, mocht de korpschef uitgaan van het door [politieambtenaar] opgemaakte proces-verbaal en was een nader onderzoek niet nodig.

Heeft de korpschef de omgevingsvergunning kunnen intrekken?

15. Vervolgens moet de voorzieningenrechter beoordelen of de korpschef op basis van het proces-verbaal tot de conclusie heeft kunnen komen dat verzoeker het onder zich hebben van wapens of munitie niet langer kan worden toevertrouwd.

16. De korpschef heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat door de wijze waarop het wapen in [horecagelegenheid] was opgeborgen een potentieel onveilige situatie is ontstaan, waarbij onbevoegden mogelijk de beschikking hadden over het wapen. Daarbij betrekt de korpschef dat verzoeker zich bevond in een voor publiek toegankelijke plaats. Het feit dat [horecagelegenheid] op dat moment alleen open was voor het jachtgezelschap doet hier niet aan af, omdat uit het proces-verbaal blijkt dat de toegangsdeur naar [horecagelegenheid] niet was afgesloten en dat er ook personeel in [horecagelegenheid] aanwezig was.

17. De voorzieningenrechter overweegt dat - gelet op het grote maatschappelijke belang - geringe twijfel aan het verantwoord zijn van het beschikken over een jachtakte al voldoende is om een jachtakte in te trekken of niet te verlenen.n

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2452, r.o. 3.2.

Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat de korpschef zich op het standpunt mocht stellen dat er een potentieel onveilige situatie is ontstaan en er dus geringe twijfel was aan het verantwoord zijn van de te maken uitzondering op het verbod om wapens voorhanden te hebben. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat ook derden aanwezig waren in [horecagelegenheid] . Naast de eigenaar en zijn dochter waren ook het personeel, drijvers en hondengeleiders aanwezig. Dat het volgens verzoeker een eenmalig incident betreft, doet er niet aan af dat door dit incident geringe twijfels zijn of aan verzoeker het voorhanden hebben van wapens en munitie langer kan worden toevertrouwd.

Zijn de nadelige gevolgen van het bestreden besluit onevenredig?

18. Verzoeker stelt dat hij sinds 1992 over een jachtakte beschikt. Hij is een gezagsgetrouwe burger met een goede reputatie die nu wordt geschaad. Zijn leven is verweven met de jacht in binnen- en buitenland en hij is als jager en beheerder niet zomaar vervangbaar. Verzoeker voelt zich door het bestreden besluit vernederd en in zijn goede eer en naam aangetast. Hij […] . De vermeende overtreding kan zo een negatieve uitstraling hebben […] die hij vertegenwoordigt. Volgens verzoeker had de korpschef in dit specifieke geval moeten volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing.

19. De voorzieningenrechter begrijpt dat de intrekking van de omgevingsvergunning grote persoonlijke en mogelijk financiële gevolgen heeft voor verzoeker, maar van een onevenredig besluit is geen sprake. Verzoeker bevindt zich als houder van een jachtakte in een uitzonderingspositie, omdat het voorhanden hebben van wapens en munitie in beginsel verboden is. Om die reden mag stipte naleving worden verwacht van de voorschriften betreffende het voorhanden hebben en opbergen van wapens en munitie. De omstandigheid dat verzoeker al geruime tijd een jachtakte heeft en er in die tijd verder geen overtredingen zijn geconstateerd, doet aan het vereiste van stipte naleving niet af. De korpschef heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat het niet veilig opbergen van jachtwapens en munitie geen lichte onregelmatigheid is waarvoor met een schriftelijke waarschuwing moest worden volstaan.

Conclusie en gevolgen

20. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat er geen reden is om aan te nemen dat het bestreden besluit in bezwaar niet in stand zal blijven. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2024.

de griffier is verhinderd

de uitspraak te ondertekenen

griffier

voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Artikel delen