RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4303
en 28 anderen (zie de bijbehorende bijlage), alle wonende in [woonplaats] , samen eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht (het college), verweerder
(gemachtigde: mr. S. Ralović).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: tennisvereniging LTC Loenen en de Loenense Mixed Hockeyclub, (de vergunninghouder),
(gemachtigde: C.J. Hagenbeek).
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning die aan de vergunninghouder is verleend voor het realiseren van vier padelbanen op sportpark De Heul aan de [adres 1] in Loenen aan de Vecht (het sportpark).
1.1.De vergunninghouder heeft op 5 mei 2023 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend om 4 padelbanen te realiseren op een bestaand hockeysportveld op het sportpark. Alle eisers wonen op een afstand die varieert van ongeveer 380 meter tot ongeveer 500 meter tot de locatie waar de padelbanen zijn voorzien.
1.2.Het college heeft het besluit op de aanvraag voorbereid met de uitgebreide procedure zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), waarop de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Dit betekent dat het college een ontwerp omgevingsvergunning ter inzage heeft gelegd. De zienswijzen die zijn ingediend tegen de ontwerpomgevingsvergunning gaven het college geen aanleiding om het besluit aan te passen. Met het besluit van 15 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen, uitvoeren van werk of werkzaamheden en handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening.
1.3Eisers zijn het niet eens met de verleende omgevingsvergunning en hebben daartegen beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.4De rechtbank heeft het beroep op 12 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers [eiser sub 1.1] , [eiseres 1.2] en [eiser sub 2] , de gemachtigde van het college, bijgestaan door [A] (geluid- en hinderpecialist bij de Omgevingsdienst regio Utrecht (Odru)) en de gemachtigde van de vergunninghouder, bijgestaan door [B] .
De ontvankelijkheid van eisers
2. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingesteld namens een grote groep eisers. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of alle afzonderlijke eisers als belanghebbende bij de omgevingsvergunning kunnen worden aangemerkt. Daarbij is van belang dat in deze zaak sprake is van een omgevingsrechtelijk besluit dat is voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het college heeft een ontwerpbesluit ter inzage gelegd, waartegen zienswijzen konden worden ingebracht. Niet alle eisers hebben zienswijzen naar voren gebracht. Naar aanleiding van de Europese rechtspraak over de zaak Varkens in Nood wordt dat door de Nederlandse bestuursrechter – in afwijking van artikel 6:13 van de Awb – echter niet tegengeworpen als iemand belanghebbende is.n
Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786, overweging 4.8. Zie de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, overweging 4.7.
3. Gelet op het hiervoor weergegeven toetsingskader zijn de beroepen van eisers, zoals opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, ontvankelijk, omdat zij een zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerpbesluit, met uitzondering van eisers 15 en 17. Eisers 15 en 17 hebben geen zienswijze ingediend tegen het ontwerpbesluit. Niet gebleken is dat hen daarvan geen verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de rechtbank voor deze eisers moet beoordelen of zij belanghebbenden
Zoals bedoeld in artikel 1:2 van de Awb.
4. Bij de beoordeling van de belanghebbendheid van eisers 15 (wonende aan de [adres 2] ) en [adres 3] (wonende aan de [adres 4] ) geldt als uitgangspunt of zij rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervinden van de activiteiten waarop het besluit ziet. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit dient als correctie op dit uitgangspunt. Bij de beoordeling of er gevolgen van enige betekenis zijn, wordt onder meer gekeken naar de factoren afstand, zicht, planologische uitstraling en milieugevolgen. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.n
Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2972.
5. Het college heeft in het verweerschrift toegelicht dat gelet op de afstanden van de woningen tot de locatie (vanaf de [adres 2] ongeveer 414 meter en vanaf de [adres 4] ongeveer 382 meter) en de tussenliggende weilanden en vegetatie, eisers niet of nauwelijks zicht hebben op de planlocatie. Daarnaast is, gelet op die afstanden, de tussenliggende vegetatie en de uitkomsten van het akoestisch onderzoek daaromtrent, niet aannemelijk dat zij geluidshinder van de padelbanen zullen ondervinden. Voor het adres [adres 4] komt daarbij dat tussen de woning en de vergunde padelbanen zich sportvelden, gebouwen ten behoeve van sportfuncties en een parkeerterrein bevinden.
6. De rechtbank oordeelt dat deze eisers gelet op bovenstaande geen gevolgen van enige betekenis van de ontwikkeling kunnen ondervinden. De rechtbank zal het beroep van eisers 15 en 17 daarom niet-ontvankelijk verklaren, omdat zij geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit. De rechtbank merkt hierbij op dat deze eisers dezelfde beroepsgronden hebben aangevoerd als degenen die wel ontvankelijk zijn, zodat dit voor de inhoudelijke beoordeling niet uitmaakt.
Het toetsingskader
7. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing.n
Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
8. De locatie waarop het bouwplan is voorzien heeft op grond van het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied Noord’ (het bestemmingsplan) de enkelbestemming ‘sport’ met de functieaanduiding ‘sportveld’ en de dubbelbestemming ‘Waarde-cultuurhistorie 1’.
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor de beoefening van sport met de daarbij behorende bouwwerken, wegen, voet- en fietspaden; ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': uitsluitend sportvelden met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen zoals een clubgebouw, kantine en kleedkamers, parkeervoorzieningen.n
Artikel 11.1 van het bestemmingsplan. Artikel 25.1 van het bestemmingsplan.
9. Met het bouwplan wordt een bestaand hockeyveld op het sportpark omgebouwd naar vier padelbanen. Om de padelbanen komen glazen wanden van 4 meter hoog. Deze ontwikkeling is in strijd met het bestemmingsplan, omdat een padelbaan wordt aangemerkt als een bouwwerk, geen gebouw zijnde en deze tot een hoogte van maximaal 2 meter zijn toegestaan.
10. Omdat de ontwikkeling gedeeltelijk in strijd is met de bepalingen uit het bestemmingsplan heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor afwijken van het bestemmingsplan, op basis van een ruimtelijke onderbouwing.n
Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wabo.
11. Het college heeft ter invulling van zijn beleidsruimte het Afwijkingenbeleid Stichtse Vecht 2014 (het Afwijkingenbeleid) vastgesteld. Op grond van artikel 4.3n
Zie hiervoor de bijlage bij deze uitspraak.
De beoordeling van de beroepsgronden
12. Eisers voeren aan dat het besluit in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat aan het besluit geen goede ruimtelijke onderbouwing ten grondslag ligt. Volgens hen is het bouwplan in strijd met het provinciaal beleid en zijn in de ruimtelijke onderbouwing onjuiste conclusies getrokken ten aanzien van de cultuurhistorische waarden van de omgeving. Verder is volgens hen de locatiekeuze ongewenst en onvoldoende onderbouwd en zijn alternatieve locaties onvoldoende onderzocht. Eisers vrezen geluidsoverlast en lichthinder. Ook vrezen zij voor parkeeroverlast. Daarnaast stellen zij dat het welstandsadvies onduidelijk is en dat op geen enkele wijze rekening is gehouden met de buurtbewoners.
13. Het college en de vergunninghouder zijn het niet eens met de standpunten van eisers.
14. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepsgronden niet slagen en dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Strijdigheid met het bestemmingsplan.
15. Volgens eisers is het project voor het realiseren van de padelbanen op meer punten in strijd is met het bestemmingsplan dan het college stelt. Eisers stellen dat de padelbanen niet binnen de bestemming passen, omdat die een andere ruimtelijke uitstraling hebben dan een hockeyveld. Ook wordt het maximale oppervlakte van 1600m² voor bebouwing overschreden.
15.1.De rechtbank volgt eisers niet in hun uitleg dat de padelbanen niet binnen de bestemming ‘Sport’ passen. De gronden waarop de padelbanen zijn voorzien hebben de bestemming ‘Sport’. Ter plaatse van de aanduiding ‘Sportveld’ zijn de gronden bestemd voor sportvelden met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen. In het bestemmingsplan is geen definitie van het begrip sportvelden opgenomen. Niet kan worden geoordeeld dat padelbanen niet als sportveld kunnen worden aangemerkt. De ruimtelijke uitstraling van de padelbanen verschilt ook niet zodanig van die van tennisbanen die het bestemmingsplan toelaat en op het sportpark aanwezig zijn, dat die daarmee niet vergelijkbaar zijn. In de uitspraak waar eisers zich op beroepenn
Uitspraak van 22 juli 2024 van de rechtbank Gelderland, ECLI:NL:RBGEL:2024:4717.
15.2.De rechtbank gaat ook niet mee in de stelling van eisers dat met deze vergunning het maximum te bebouwen oppervlak wordt overschreden. Het bestemmingsplan staat een maximum oppervlakte van 1600m² aan gebouwen toe. Uit het begrip ‘gebouw’ in artikel 1 van het bestemmingsplan volgt dat onder een gebouw wordt verstaan: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met ten minste twee wanden omsloten ruimte vormt. De padelbanen zijn niet overdekt en voldoen daarom niet aan de definitie van een gebouw. Zij moeten worden aangemerkt als een bouwwerk, geen gebouwen zijnde. Daarom is geen sprake van overschrijding van de maximum toegestane oppervlakte.
De ruimtelijke onderbouwing.
16. De ruimtelijke onderbouwing voor het bouwplan is neergelegd in het rapport "Ruimtelijke onderbouwing Padelbanen op Sportpark De Heul, Loenen aan de Vecht" van SAB adviseurs in ruimtelijke ontwikkeling, van 19 juli 2023n
Bijlage 7 van de inventarislijst van het college.
Landschappelijke waarden.
17. Eisers stellen dat door de kooien van 4 meter hoog van glas en staal de natuur- en landschapswaarden worden aangetast.
18. De rechtbank oordeelt dat het college uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat de landschapswaarden door de padelbanen niet worden aangetast. In de ruimtelijke onderbouwing zijn deze waarden betrokken. De landschapscoördinator van de gemeente heeft het plan beoordeeld en geconcludeerd dat het plan de landschapswaarden niet onevenredig aantast. Daarbij is betrokken dat de padelbanen komen op een plek waar zich nu een (gras)hockeyveld bevindt. De locatie maakt deel uit van een sportcomplex met meerdere hockeyvelden. Langs het veld staan nu ook al hekken om de ballen te vangen. De begrenzing van het sportpark volgt de contouren van de oude blokken verkaveling en de bestaande beplanting op de perceelsgrens wordt gehandhaafd. De aanleg van de padelbanen verandert daar niets aan. De bestaande beplanting op de perceelsgrens blijft gehandhaafd. Het college heeft de ruimtelijke onderbouwing en dit advies van de landschapscoördinator van 23 mei 2023 (bijlage 25n
Bijlage 25 van de inventarislijst van het college. Bijlage 23 van de inventarislijst van het college.
19. Hieruit volgt eveneens dat gelet op de aard en omvang van het plan in relatie tot het bestaande sportpark, anders dan eisers betogen, geen sprake is van verstedelijking de zin van de IOV. Er is immers geen sprake van een functiewijziging of van een uitbreiding van al bestaande stedelijke functies ten opzichte van het geldende bestemmingsplann
Zie de uitspraak van de Raad van State van 27 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2389, r. 7.1-7.3..
Geluid en licht.
20. Eisers stellen dat de padelbanen geluid- en lichthinder veroorzaken. Zij ervaren nu al hinder van het gebruik van sportvelden. Zij wijzen er op dat padel meer geluid veroorzaakt dan hockey. Volgens eisers geldt in Frankrijk een afstandsnorm van 500 meter bij padel tot woningen. Op de zitting heeft een van de eisers verklaard dat met de komst van de padelbanen er een ‘zee van licht’ zal zijn, terwijl het nu relatief donker is. Ook is gesteld dat met de komst van de padelbanen er veel meer geluid van omstanders zal zijn.
21. Met betrekking tot de beoordeling van eventuele geluidhinder wijst het college op het akoestisch onderzoek door Het geluidBuro, dat in opdracht van de vergunninghouder is verricht. Daarin is de geluidemissie ter plaatse van de woningen in de omgeving berekend. De berekende geluidniveaus zijn afgezet tegen de wettelijke grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (het Activiteitenbesluit). De conclusie is dat zowel de langtijdgemiddelde geluidniveaus als de maximale geluidniveaus voor de dagperiode en voor de avondperiode binnen de grenswaarden van artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit blijven. Uit het geluidsrapport van 13 oktober 2022 blijkt dat bij de berekeningen voor het impulsachtige karakter van het geluid bij padel, dat als extra hinderlijk wordt beschouwd, een correctie van 5 dB(A) is gehanteerd. Vanwege de grote afstand tot de woningen zal er geen enkele sprake zijn van geluidhinder als gevolg van de padelbanen. Het stemgeluid van bezoekers en publiek is bij de berekeningen van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidsniveau buiten beschouwing gelaten, omdat de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit geen betrekking hebben op die geluidsbron.
22. Verder heeft de Odru in een advies van 12 januari 2023n
Bijlage 21 van de inventarislijst van het college.
23. Ook naar mogelijke lichthinder ten gevolge van de lichtmasten rondom de padelbanen is in het kader van een goede ruimtelijke ordening onderzoek gedaan. In de ruimtelijke onderbouwing is toegelicht dat de berekeningen een indicatie geven van de te verwachten lichtwaarden op enkele tientallen meters afstand van de padelbanen. Deze waarden voldoen ruim aan de eisen uit de Richtlijn Lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde. Vanwege de grote afstand tot de woningen passen de padelbanen daarom ook qua licht binnen een goede ruimtelijke ordening.
De Odru heeft op de zitting uitgelegd dat het zogenaamde strooilicht, dat wil zeggen; licht dat buiten de padelbaan belandt, minder is dan bijvoorbeeld bij hockey- of bij voetbalvelden. Dat komt omdat een padelbaan kleiner is, waardoor de lichtmasten bij een padelbaan minder hoog zijn (6 meter) dan bij hockeyvelden of bij voetbalvelden. De armaturen staan gericht op een kleiner veld, wat betekent dat strooilicht bij padelbanen daarom veel geringer is dan bij grotere velden. Bij de woningen van eisers is dan ook geen sprake van onevenredige lichthinder.
24. Het college heeft op de zitting benadrukt dat het bij deze beoordeling niet gaat om de vraag of eisers in het geheel geen gevolgen zullen ondervinden, maar dat het gaat om de vraag of de gevolgen/effecten van de vier padelbanen aanvaardbaar zijn voor omwonenden.
25. De rechtbank kan deze uitleg volgen. Eisers hebben de berekeningen uit het akoestisch onderzoek en het lichtonderzoek niet betwist en hebben geen deskundig tegenrapport hebben overgelegd. Daarover hebben ze op de zitting verklaard dat ze nu al geluidhinder ondervinden van de hockey- en tennisvelden en daarom geen noodzaak zagen om een onafhankelijk geluidonderzoek te laten verrichten. De rechtbank merkt op dat de (subjectieve) beleving van eisers onvoldoende is om te twijfelen aan de conclusies uit de onderzoeken die het college ten grondslag heeft gelegd aan zijn besluit.
26. Het beroep van eisers op de geluidnormen uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) slaagt evenmin, omdat de APV geluidnormen geeft voor buiten een inrichting, terwijl een sportpark als een inrichting wordt beschouwd. De omstandigheid dat, zoals eisers stellen, in Frankrijk een minimale afstand van 500 meter geldt tussen padelbanen in de open lucht en bestaande woningbouw is voor deze locatie niet relevant, omdat het college zich moet baseren op de Nederlandse regelgeving en de regels die gelden voor deze locatie.
27. Gelet op het voorgaande heeft het college naar het oordeel van de rechtbank kunnen concluderen dat de gevolgen veroorzaakt door geluid en licht die de vergunde padelbanen met zich brengen ruimtelijk aanvaardbaar zijn en dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Verkeer/parkeren
28. Eisers voeren aan dat het plan leidt tot veel extra verkeer en benodigde parkeerruimte en dat het college niet heeft onderbouwd dat de piekmomenten van de verschillende sporten niet samenvallen.
29. Uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat bij de berekening van de parkeerbehoefte rekening is gehouden met de piekmomenten. Eisers hebben de berekening van de parkeerbehoefte niet betwist. In de ruimtelijke onderbouwing is toegelicht dat de huidige parkeerbehoefte conform de Nota Parkeernormen maximaal 176 parkeerplaatsen bedraagt en dat deze parkeerbehoefte alleen op piekmomenten bestaat. De extra parkeerbehoefte als gevolg van de padelbanen is maximaal 4 parkeerplaatsen, waarvoor ook geldt dat deze behoefte er alleen is op piekmomenten. Door de beperkte toename van het aantal parkeerplaatsen als gevolg van het plan wordt geconcludeerd dat het plan niet leidt tot parkeeroverlast op het sportpark. Het parkeerterrein is groot genoeg om aan de totale maximale parkeerbehoefte van 180 parkeerplaatsen te voldoen en in de huidige situatie is geen sprake van parkeeroverlast. Verder is toegelicht dat het (extra) verkeer als gevolg van het plan zonder problemen kan worden opgenomen in het heersende verkeersbeeld.
30. De rechtbank kan deze onderbouwing volgen. Eisers hebben niet duidelijk gemaakt dat deze berekening niet juist is.
Ligging in het Groene Hart en het landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
31. Eisers voeren aan dat vanwege de locatie van de voorziene padelbanen in het landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie, in Unesco Werelderfgoed Hollandse Waterlinie en in het Groene Hart de cultuurhistorische waarden en de kernwaarden openheid, stilte en rust worden aangetast.
32. Het college heeft toegelicht dat de locatie waar de padelbanen zijn voorzien weliswaar in het Groene Hart ligt, maar dat de padelbanen worden ingepast in het bestaande hockeyveld op een sportpark (met reeds aanwezige bebouwing) dat landschappelijk is ingepast met verschillende houtwallen en/of houtsingels rondom en daarom geen sprake is van aantasting van het open veenweide landschap. De locatie ligt buiten de Unesco site en buiten het beschermde gebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Van aantasting van cultuurhistorische waarden is daarom geen sprake. Het college heeft zich mede gebaseerd op het advies van de provincie dat door de aanleg van de padelbanen op een bestaand sportveld (onder meer) geen landschappelijke en cultuurhistorische waarden onaanvaardbaar worden aangetast.
33. Het college heeft met deze toelichting naar het oordeel van de rechtbank toereikend gemotiveerd dat van aantasting van landschappelijke of cultuurhistorische waarden geen sprake is.
Stiltegebied
34. Eisers voeren aan dat de locatie in een Aandachtsgebied en dicht bij een Stiltegebied ligt. Het college had het belang van geluidsbelasting op het Stiltegebied moeten afwegen tegen het belang van uitbreiding van het sportpark.
35. Het college stelt dat deze omstandigheid wel is meegewogen. In de Zienswijzenota (en ook in het verweerschrift) is het college ingegaan op de instructieregels van de IOV die tot doel hebben dat geluidsbronnen buiten het Stiltegebied niet in de stille kern van het Stiltegebied een geluidsniveau van meer dan 40 dB(A) veroorzaken. Uit het akoestisch rapport blijkt dat aan deze geluidsnorm wordt voldaan. Op de zitting heeft het college toegevoegd dat het Stiltegebied op 850 meter van de locatie ligt en dat op de grens van het Stiltegebied het gemiddelde geluidsniveau ruim binnen de grenswaarde van 45 dB(A) blijft. Verder blijkt uit het advies van de provincie van 5 juni 2023 dat de waarden die vanuit de IOV worden beschermd niet worden aangetast.
36. Het college heeft met deze toelichting naar het oordeel van de rechtbank toereikend gemotiveerd dat de gevolgen voor het stiltegebied zijn beoordeeld en dat van aantasting van dit gebied geen sprake is.
Water
37. Volgens eisers zijn de belangen van het sportpark en het gebied er omheen als waterparel niet afgewogen.
38. Het college heeft hierover toegelicht dat het sportpark is gelegen in een polder die door de Provincie Utrecht, waterschappen en gemeenten als zogenaamde waterparels zijn aangemerkt. Het gaat hierbij om de sloten om het terrein heen en de sloten in de polder die ecologisch zeer waardevol zijn. Het merendeel van de verharding wordt gerealiseerd op een bestaand sportveld en de werkzaamheden vinden niet plaats in de directe nabijheid van de bestaande sloten. Er zijn daarom geen nadelige gevolgen voor de aanwezige waterkwaliteit en het waterleven. De rechtbank kan deze motivering volgen.
Beschermde diersoorten.
39. Eisers stellen dat het college onzorgvuldig heeft gehandeld, door te stellen dat er geen negatieve effecten zullen zijn voor beschermde diersoorten, omdat de banen op een bestaand sportveld komen. Volgens eisers wordt voorbij gegaan aan de licht- en geluidhinder van de padelbanen.
40. Het college heeft hierover toegelicht dat op het bestaande sportveld op het bestaande sportpark geen natuurwaarden aanwezig zijn. Daarbij wijst hij ook op de beoordeling van 5 juni 2023 van de provincie dat een ecologische QuickScan naar beschermde diersoorten niet nodig is. Eisers hebben deze beoordeling niet betwist. De rechtbank kan deze uitleg van het college volgen.
MER-plicht
41. Eisers stellen dat het college niet heeft onderbouwd waarom het plan niet MER-plichtig is.
42. De rechtbank volgt eisers hierin niet. In de ruimtelijke onderbouwing is navolgbaar uiteengezet dat gelet op de aard en omvang van het plan geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit milieueffectrapportage. Het gaat om een bestaand hockeyveld dat wordt gewijzigd in padelbanen en er is dus geen sprake van een uitbreiding dan wel een functiewijziging.
Integrale visie.
43. Eisers voeren aan dat het belang bij padelbanen niet is onderbouwd. Zij betwisten dat de samenhang van de bestaande sportverenigingen blijft bestaan, nu er een nieuwe commerciële stichting is opgericht die de padelbanen gaat exploiteren.
44. Zoals hiervoor is geconcludeerd, past padel binnen de bepalingen van de bestemming ‘Sport’. Verder heeft het college toegelicht dat de padelbanen passen in de maatschappelijke visie die strekt tot versterking van sport in brede zin. Hiermee heeft het college een toereikende motivering gegeven.
Alternatieve locaties
45. Eisers voeren aan dat het college niet heeft onderzocht of er alternatieve locaties zijn voor de padelbanen. Volgens eisers zijn er alternatieve locaties waarmee een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt.
46. Op de zitting heeft de vergunninghouder uitgelegd dat voorafgaand aan de aanvraag met het college is gesproken over andere opties voor de padelbanen op het sportpark, maar dat de gekozen locatie het meest passend is. De huidige locatie vormt namelijk de verbinding tussen de tennisbanen en de hokeybanen en is op zichtafstand van de bestaande kantine. Ook is de huidige locatie het meest kostenefficiënt, omdat het veld als hockeyveld is afgekeurd. Eisers hebben op een ander hockeyveld gewezen, dat ca. 70 meter verder weg verwijderd ligt van hun woningen. Volgens de vergunninghouder ligt om dat veld, dat eisers bedoelen, een waterinfrastructuur heen en is de toplaag van dat (water)veld vervangen waardoor het niet kostenefficiënt is om dat veld als padelbanen te gebruiken. De gekozen locatie maakt het verder ook mogelijk in de toekomst (weer) een vierde hockeyveld aan te leggen binnen de bestaande sportlocatie.
47. De rechtbank vindt het aannemelijk dat er geen alternatieven zijn waarmee een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.
Welstand
48. Volgens eisers is sprake van strijd met de redelijke eisen van welstand. Zij benoemen dat uit de welstandsnota Stichtse Vecht 2012 blijkt dat het beleid inzake sportterreinen is gericht op beheer en het aanzien vanuit omringende gebieden, met name vanaf de Vecht. Mogelijke uitbreidingen moeten in het landschap passen. Onduidelijk is hoe de padelbanen sporen met dit beleid.
49. De welstandcommissie Mooisticht heeft in het advies van 22 mei 2023 positief geadviseerd over het plan. Op grond van vaste rechtspraak mag het college in beginsel aan een welstandsadvies doorslaggevende betekenis toekennen. De rechtbank ziet geen reden voor het oordeel dat het advies van Mooisticht van 22 mei 2023 naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertonen, dat het college deze niet, of niet zonder meer, aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. Eiser hebben geen tegenadvies van een deskundige overgelegd.
Participatie
50. Eisers stellen ten slotte dat geen participatie met buurtbewoners heeft plaatsgevonden en dat met hun belangen geen enkele rekening is gehouden.
51. De rechtbank stelt allereerst vast dat het college aan alle wettelijke verplichtingen die horen bij de uitgebreide voorbereidingsprocedure heeft voldaan. Het ontwerpbesluit heeft ter inzage gelegen en eisers hebben hierop een zienswijze kunnen indienen. Een voorafgaand participatietraject door de vergunninghouder (of het college) is niet wettelijk verplicht. Op de zitting heeft de vergunninghouder toegelicht dat er ook een informatiebijeenkomst voor omwonenden heeft plaatsgevonden.
Belangafweging.
52. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de motivering van de omgevingsvergunning – waaronder ook begrepen de ruimtelijke onderbouwing en de Zienswijzennota – dat het college de belangen die eisers in hun zienswijze naar voren hebben gebracht in de besluitvorming op de aanvraag van de vergunninghouder heeft betrokken en meegewogen. Dat de uitkomst van die belangenafweging anders is dan eisers hadden gewild, maakt niet dat die afweging niet zorgvuldig of niet volledig is geweest.
53. De beroepsgronden slagen niet. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank met het bestreden besluit, de ruimtelijke onderbouwing en de daarbij behorende onderzoeken deugdelijk gemotiveerd en toegelicht dat het realiseren van vier padelbanen op het sportpark niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat aan de voorwaarden van het Afwijkingenbeleid is voldaan. Het college heeft daarom, gelet op alle belangen, in redelijkheid gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingplan te verlenen.
54. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
De rechtbank
verklaart het beroep van eisers [eiser sub 15] (nr.15 van de bijlage) en [eiser sub 17] (nr.17 van de bijlage) niet-ontvankelijk;
verklaart het beroep van de andere eisers ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2024.
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
griffier |
rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
1. [eiser sub 1.1] en [eiseres 1.2] ,
2. [eiser sub 2] ,
3. [eiser sub 3.1] en [eiseres sub 3.2] ,
4. [eiser sub 4] ,
5. [eisers sub 5] ,
6. Fam. [eisers sub 6] ,
7. [eiseres sub 7] ,
8. [eiseres sub 8] ,
9. [eiser sub 9] ,
10. [eiser sub 10] ,
11. [eiser sub 2] ,
12. [eiser sub 12] ,
13. [eiseres sub 13.1] en [eiser sub 13.2] ,
14. [eiseres sub 14] ,
16. [eiser sub 16] ,
17. [eiser sub 17],
18. [eiser sub 18] ,
19. Fam. [eisers sub 19]
20. Fam. [eisers sub 20] ,
21. [eiser sub 21] ,
22. [eiser sub 22] ,
23. [eiser sub 23.1] en [eiser sub 23.2] ,
24. [eiser sub 24.1] en [eiser sub 24.2] .
Noot 9:
4.3 Gemeentelijke richtlijnen Bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in paragraaf 4.2, geldt dat een ontwikkeling alleen wordt toegestaan als wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden. Is dit niet het geval dan zal geen medewerking worden verleend aan deze afwijkingsmogelijkheid.Voorwaarden:1. De activiteit moet passen binnen de geldende of in ontwerp neergelegde visies en beleidskaders van de gemeente, provincie en het rijk. 2. De ruimtelijke uitstraling van de ontwikkeling moet passen binnen het (woon)gebied. Er mag geen aantasting plaatsvinden van het woon- en leefmilieu die niet redelijkerwijs te verwachten valt in de betreffende omgeving. 3. De aanwezige waarden waaronder stedenbouwkundige, cultuurhistorische of landschappelijke waarden mogen niet nadelig worden beïnvloed door de activiteit. 4. Er moet sprake zijn van een normale afwikkeling van verkeer en worden voldaan aan de in het Gemeentelijk Verkeer en Vervoersplan opgenomen uitgangspunten met betrekking tot parkeren. De regel is dat parkeren op eigen erf dient plaats te vinden of dat de initiatiefnemer op eigen kosten parkeerplaatsen aanlegt in het openbaar gebied. 5. De ontwikkeling mag geen onevenredige afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en/of belangen van belanghebbenden. 6. De ontwikkeling moet voldoen aan de wettelijke eisen t.a.v. milieu. 7. Een seksinrichting, prostitutie, erotisch getinte horecabedrijven of horecabedrijf voor het afhalen en nuttigen van drugs (coffeshop) zijn niet toegestaan. 8. Afwijkingen zijn niet toegestaan bij een recreatieverblijf. Een ‘extra’ uitbreiding van een recreatieverblijf zou namelijk de aard, omvang en karakter aantasten en het aanzien geven van een permanente woning.