Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/3182
(gemachtigde: R. Bosman),
en
(gemachtigden: mrs. G.M. Pierik en C.J. Loggen-ten Hoopen).
Als derde partij neemt aan de zaak deel: de gemeente Zaanstad, vergunninghouder.
1.1Bij besluit van 30 maart 2023 (hierna ook: het bestreden besluit) heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan de gemeente Zaanstad voor het bouwen van 64 tijdelijke woonunits ten behoeve van de opvang van Oekraïense vluchtelingen voor de duur van 3 jaar op de locatie tussen de Noorderveenweg en het Jaap Bootpad in Assendelft.
1.2Het daartegen door eisers ingestelde beroep is op 24 mei 2024 op zitting behandeld.
1.3De rechtbank heeft op 5 juli 2024 een tussenuitspraak gedaan. Voor het verloop van de procedure tot dan toe, verwijst de rechtbank naar wat daarover in de tussenuitspraak staat vermeld.
1.4In de tussenuitspraak heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen twaalf weken na verzending van de tussenuitspraak het geconstateerde gebrek in het besluit van 30 maart 2023 te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in die tussenuitspraak.
1.5In reactie op de tussenuitspraak heeft het college bij brief van 27 augustus 2023 een aanvullende motivering gegeven met als bijlagen een rapport van Goudappel van 29 juli 2024 en een besluit van 26 augustus 2024 van het college tot ‘ondergeschikte wijziging’ van de omgevingsvergunning van 30 maart 2023. Eisers en vergunninghouder hebben, hoewel ze daarvoor wel de gelegenheid hebben gekregen, geen zienswijze ingediend.
1.6Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, het onderzoek gesloten en uitspraak bepaald op heden.
2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallenn
De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).
Wat stond er in de tussenuitspraak?
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank – samengevat – geoordeeld dat de omgevingsvergunning wat betreft het (auto)parkeren ondeugdelijk is gemotiveerd nu niet inzichtelijk is waarop de gehanteerde parkeernorm van 0,3 per woonunit is gebaseerd. De overige beroepsgronden van eisers tegen de omgevingsvergunning zijn verworpen.
Wat is er na de tussenuitspraak gebeurd?
4.1Het college heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak Goudappel - een adviesbureau op het gebied van mobiliteit - opdracht gegeven te onderzoeken wat de parkeernorm ter plaatse van de 64 tijdelijke woonunits ten behoeve van de opvang van Oekraïense vluchtelingen behoort te zijn.
4.2Goudappel heeft 29 juli 2024 schriftelijk gerapporteerd. In de rapportage heeft Goudappel aangegeven dat een parkeernorm van 0,3 vaak wordt aangehouden voor statushouders, maar dat uit verschillende onderzoeken is gebleken dat statushouders een lager autobezit kennen dan Oekraïense vluchtelingen. Geregeld zijn Oekraïense vluchtelingen per auto naar Nederland gekomen. Oekraïense vluchtelingen mogen hier te lande werken en hun Oekraïense auto in Nederland gebruiken zonder deze te registreren, wat een uitzondering is op de normale regels. Er hoeft geen invoeraangifte te worden gedaan of belasting te worden betaald over de auto. Om die reden verwacht Goudappel onder Oekraïense vluchtelingen niet per definitie een lager autobezit dan onder bewoners van sociale huurwoningen. Voor de woonunits met eigen sanitaire voorzieningen voor Oekraïense vluchtelingen bestaan - aldus Goudappel - geen aparte parkeernormen en daarom heeft Goudappel gekeken naar vergelijkbare woningtypes. Goudappel concludeert dat het autobezit bij Oekraïense vluchtelingen naar verwachting (en op basis van eerdere studies), het meest overeenkomt met de CROW-functie ‘Huur, appartement, sociale huur of vrije sector, < 30 m2 bvo’. De nieuwste CROW-publicatie 744 bevat hiervoor parkeernormen, die gebaseerd zijn op landelijke gemiddelden. Uitgaande van de ligging van het plangebied in een gebied dat gelet op de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 van de gemeente Zaanstad moet worden getypeerd als matig stedelijk en rest bebouwde kom is de parkeernorm per woonunit voor de bewoners 0,5 parkeerplek.
4.3Vervolgens heeft Goudappel aangegeven dat uit onderzoek is gebleken dat de bezoekersnorm van de vaak gehanteerde 0,3 parkeerplek per woning in het verleden ooit arbitrair is vastgesteld. Inmiddels zijn door digitalisering steeds meer data beschikbaar gekomen over het parkeergedrag van bezoekers aan woningen. Uit onder andere onderzoeken in 16 steden in Nederland blijkt dat de bezoekersnorm van 0,3 parkeerplaatsen per woning vaak te hoog is. Daarom zijn in de nieuwste CROW-publicatie 744 de parkeerkencijfers voor bezoekers (per woning) aangepast. Er wordt geconcludeerd dat een waarde van 0,1 parkeerplaats per woning in stedelijk gebied vaak al voldoende is. Op grond van de uitgevoerde onderzoeken wordt voor een gebied in de categorie matig stedelijk in de rest bebouwde kom (niet-gereguleerd gebied) een parkeernorm van 0,15 parkeerplaats voor bezoekers van woningen geadviseerd. Voor de bezoekersnorm voor de ontwikkeling op de Noorderveenweg kan dus 0,15 parkeerplek worden aangehouden op basis van CROW-kencijfers.
4.4Op grond van het vorenstaande adviseert Goudappel dat voor de woonunits als parkeernorm 0,65 (0,5 + 0.15) parkeerplek per woonunit behoort te worden gehanteerd en dat daarmee wordt aangesloten op de norm zoals eerder gehanteerd in vergelijkbare ontwikkelingen in Zaanstreek-Waterland.
5. Het college heeft besloten het advies van Goudappel over te nemen. Daartoe heeft het college een aanvullend besluit genomen op 26 augustus 2024 tot ‘ondergeschikte wijziging omgevingsvergunning’. In dit aanvullende besluit is het college bij de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen bij de 64 tijdelijke woonunits ten behoeve van de opvang van Oekraïense vluchtelingen uitgegaan van de parkeernorm van 0,65 parkeerplek per woonunit. Er moeten daarom 42 plekken worden gerealiseerd. Op dit moment zijn er al 21 plekken aangelegd voor de woonunits zodat er nog 21 plekken moeten bijkomen. Uit het aanvullend besluit en de bijgevoegde situatietekening volgt dat er 24 plekken extra gerealiseerd worden zodat er in totaal 45 plekken komen. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de nieuwe parkeereis, aldus het college.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank kan de rapportage van Goudappel worden aangemerkt als een deskundigenrapportage en heeft het college zich in redelijkheid hierop mogen baseren nu de daarin gegeven motivering voor de te hanteren parkeernorm van 0,65 per woonunit voldoende overtuigend is. Het rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college hiermee het motiveringsgebrek hersteld.
De rechtbank stelt verder vast dat het college eisers met de aangepaste parkeernorm in feite tegemoet is gekomen. Eisers hadden in beroep namelijk aangevoerd dat voor de woonunits moest worden aangesloten bij de parkeernorm voor starterswoningen.
Tot slot onderschrijft de rechtbank de gemotiveerde stelling van het college dat de uitbreiding van het aantal parkeerplekken kan worden aangemerkt als een wijziging van ondergeschikte aard van de eerder verleende omgevingsvergunning.
6.2Met de aanvullende motivering heeft het college voldoende gemotiveerd dat het bouwplan wat betreft het autoparkeren niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank komt dan ook, met verwijzing naar de tussenuitspraak, tot de conclusie dat het college de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen.
7.1Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar alleen wat betreft de door het college gehanteerde parkeernorm van 0,3 per woonunit. Omdat het college met het aanvullend besluit van 26 augustus 2024 tot ‘ondergeschikte wijziging omgevingsvergunning’ het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het (deels vernietigde) bestreden besluit, samen met de aanvullende motivering in stand. Dit leidt ertoe dat de omgevingsvergunning, met de wijziging van 26 augustus 2024, in stand blijft. Het vorenstaande betekent dat de 64 tijdelijke woonunits ten behoeve van de opvang van Oekraïense vluchtelingen op de locatie tussen de Noorderveenweg en het Jaap Bootpad in Assendelft mochten worden gebouwd en mogen blijven staan zolang de omgevingsvergunning geldig is.
7.2Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden. Ook krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 875,-- met wegingsfactor 1). Toegekend wordt dus € 1.750,--.
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij door het college een parkeernorm van 0,3 per woonunit is vastgesteld;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het (deels vernietigde) bestreden besluit (met aanvullende motivering) in stand blijven;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.750,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Poggemeier, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2024.
griffier |
rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.