Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBNHO:2024:9377

11 september 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Haarlem

Zaaknummer: 10877515 \ CV EXPL 24-527

Vonnis van 11 september 2024

in de zaak van

[eiser] B.V.,

te [plaats 1],

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] B.V.,

gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. gerechtsdeurwaarders,

tegen

[gedaagde] ,

te [plaats 2],

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde],

gemachtigde: mr. A.G.TH. Geene.

De zaak in het kort

[eiser] B.V. heeft [gedaagde] bijgestaan als adviseur in het kader van een voorgenomen onteigening door de gemeente Zandvoort. [eiser] B.V. vordert betaling voor haar werkzaamheden van [gedaagde].

De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] B.V. af. Partijen zijn overeengekomen, en [eiser] B.V. heeft steeds bevestigd, dat [gedaagde] niet zou hoeven te betalen voor haar werkzaamheden. Dit is zowel voorafgaand als tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden zonder voorbehoud meegedeeld door [eiser] B.V.

De procedure

1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van [eiser] B.V. met producties 1 tot en met 4;

- het mondelinge antwoord van [gedaagde] op de rolzitting van 14 februari 2024;

- de schriftelijke reactie op de dagvaarding van [gedaagde] met producties 1 tot en met 4;

- het tussenvonnis van 12 juni 2024;

- de mondelinge behandeling van [nummer 2] augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

- de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiser] B.V.

1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.

De feiten

2.1. [eiser] B.V. adviseert opdrachtgevers op het gebied van gebiedsontwikkeling, grondexploitatie, grondverwerving, nadeelcompensatie, onteigening, planeconomie, planschade, schadevergoedingsrecht en taxaties. [gedaagde] is een natuurlijk persoon en voormalig eigenaar van een restaurant dat gevestigd was in de panden aan de [adres] [nummer 1], [nummer 2] en [nummer 3] in Zandvoort (hierna: de panden).

2.2. [gedaagde] heeft in mei 2017 een brief van de gemeente Zandvoort ontvangen dat op de locatie van de panden gebouwd zou gaan worden en dat de gemeente daarom over zou gaan tot onteigening van de panden. De gesprekken in verband met de onteigening tussen [gedaagde] en de gemeente tussen 2018 en mei 2020 liepen zonder adviseur of advocaat aan de kant van [gedaagde].

2.3.In mei 2020 heeft [gedaagde], na het verzoek van de gemeente Zandvoort om een adviseur in te schakelen, [eiser] B.V. benaderd om hem te adviseren in verband met de voorgenomen onteigening van de panden. Voor de aanvang van haar werkzaamheden heeft [eiser] B.V., bij monde van haar statutair bestuurder de heer [betrokkene] (hierna: [betrokkene]), aan [gedaagde] meegedeeld dat de gemeente Zandvoort haar kosten zou betalen en dat [gedaagde] dit niet zelf zou hoeven betalen. Daarbij heeft [betrokkene] vermeld dat in zaken zoals deze de kosten altijd door de overheidsinstantie betaald worden.

2.4. [betrokkene] heeft namens [eiser] B.V., nadat hij door [gedaagde] was ingeschakeld om hem te adviseren, over een periode van ongeveer drie jaar werkzaamheden verricht bestaande uit (juridisch uitzoekwerk ter) advisering met betrekking tot de hoogte van de schadeloosstelling en het voeren van onderhandelingen met de gemeente.

In de periode november 2022 tot en met april 2023 zaten de gesprekken tussen [gedaagde] en de gemeente Zandvoort in een slotfase, waarbij [betrokkene] op de achtergrond betrokken was, maar wel door [gedaagde] en zijn zoon op de hoogte werd gehouden van de ontwikkelingen. Op 3 april 2023 heeft de zoon van [gedaagde] [betrokkene] per Whatsapp geïnformeerd over het feit dat zijn vader met de gemeente tot een akkoord was gekomen. Met de gemeente Zandvoort was [gedaagde] overeengekomen dat er voor de schadeloosstelling een bedrag van € 600.000,-- betaald zou worden. In reactie hierop heeft [betrokkene] aan de zoon gevraagd hoe met de kosten van [eiser] B.V. wordt omgegaan. Daarop heeft de zoon aan [betrokkene] gevraagd of hij die factuur normaal naar de gemeente stuurt. Daarop heeft [betrokkene] geantwoord dat dat normaal door de gemeente wordt betaald, maar dat die kosten voor rekening van [gedaagde] blijven als daarover met de gemeente geen afspraken worden gemaakt. Vervolgens heeft [betrokkene] zijn uurtarief gegeven en gemeld hoeveel uur hij aan werkzaamheden heeft verricht. Voorts heeft hij [gedaagde] geadviseerd aan te geven bij de gemeente dat hij ervan uit gaat dat het bedrag van

€ 600.000 exclusief de kosten van [eiser] B.V. zijn en dat die kosten op ‘PM’ zouden moeten worden gezet.

De gemeente heeft op 3 april 2023 het volgende aan de zoon van [gedaagde] gestuurd:

“Bij deze bevestig ik de afspraken die vrijdag jl. zijn gemaakt:

  1. Onder voorbehoud van goedkeuring college en raad zijn we voor de schadeloosstelling van [adres] [nummer 2] en [nummer 3] overeengekomen een bedrag van € 600.000,-

  2. Na definitieve besluitvorming levert u zsm/in overleg met elkaar de sleutels in/draagt u de panden [adres] [nummer 1],[nummer 2] en [nummer 3] over aan de gemeente;

  3. Mocht er geen besluitvorming plaatsvinden zal er een nieuwe taxatie worden verricht, in gezamenlijkheid bepaald, waarbij alle voorgaande taxaties van [adres] [nummer 2] en [nummer 3] ter beschikking worden gesteld aan de taxateur.

Akkoord?

Hierop heeft de zoon van [gedaagde] geantwoord:

“Akkoord met de volgende toevoegingen;

-Deskundigenkosten ([betrokkene]) P.M.

-Sloopkosten voor rekening gemeente”

2.8.Op 2 juni 2023 heeft [betrokkene] namens [eiser] B.V., nadat hij de concept vaststellingsovereenkomst had ontvangen, een e-mail gestuurd aan de advocaat van de gemeente Zandvoort waarin hij heeft meegedeeld dat hij geen afspraak in de concept vaststellingsovereenkomst van de gemeente terugvindt over de kosten van [eiser] B.V. In reactie hierop heeft de (advocaat van de) gemeente Zandvoort aangegeven dat zij de kosten van [eiser] B.V. niet willen betalen en dat het bedrag van € 600.000,- een all-in prijs betreft. Later in juni 2023 heeft [gedaagde] een vaststellingsovereenkomst met de gemeente Zandvoort gesloten zonder dat hierin een bepaling is opgenomen over de vergoeding door de gemeente van de kosten van [eiser] B.V.

2.9.Nadien heeft [eiser] B.V. bij een wethouder van de gemeente Zandvoort aanspraak gemaakt op vergoeding van haar werkzaamheden voor [gedaagde]. De gemeente heeft in reactie hierop opnieuw aangegeven dat zij deze kosten niet wilde betalen.

2.10. [eiser] B.V. heeft op 26 juni 2023 een factuur aan [gedaagde] gestuurd voor de door haar verrichte werkzaamheden voor een totaalbedrag van € 26.036,94 (incl. btw). Op 3 juli 2023 heeft de zoon van [gedaagde] op de factuur gereageerd en meegedeeld dat [gedaagde] de factuur van niet zou betalen omdat de afspraak was dat de kosten van [eiser] B.V. door de gemeente zouden worden betaald.

2.11.Op 17 en 24 oktober 2023 is [gedaagde] door de gemachtigde van [eiser] B.V. gesommeerd tot betaling van de hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente en incassokosten. Aan deze sommaties heeft [gedaagde] niet voldaan.

Het geschil

3.1. [eiser] B.V. vordert - samengevat - betaling van een bedrag van € 25.000,- te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding en de proceskosten.

3.2. [gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] B.V., met veroordeling van [eiser] B.V. in de kosten van deze procedure.

3.3.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

De beoordeling

4.1.Vaststaat dat [eiser] B.V. (adviserings)werkzaamheden voor [gedaagde] heeft verricht. In geschil is of [gedaagde] voor die werkzaamheden moet betalen. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend. Onderdeel van de afspraak tussen partijen was namelijk, naar het oordeel van de kantonrechter, dat [gedaagde] [eiser] B.V. voor zijn werkzaamheden niet zou hoeven te betalen. De kantonrechter legt dat hierna verder uit.

4.2.Op zitting is door [betrokkene] namens [eiser] B.V. erkend dat hij zowel voorafgaand aan het verstrekken van de opdracht als tijdens het uitvoeren daarvan meermaals heeft meegedeeld aan [gedaagde] dat niet hij maar de gemeente de kosten van [eiser] B.V. zou betalen. [eiser] B.V. heeft hierbij geen enkel voorbehoud gemaakt. [eiser] B.V. heeft ook nooit een (uur)tarief bekend gemaakt. Bovendien heeft hij in de jaren dat hij werkzaamheden verrichtte nooit een urenoverzicht getoond en ook geen tussenfactuur gestuurd. [gedaagde] is een kleine ondernemer zonder (juridische) kennis van onteigeningsprocedures, zodat niet van hem kan worden gevergd dat hij, ondanks het voorgaande, zou moeten begrijpen dat de kosten toch voor zijn rekening zouden komen als de gemeente deze kosten niet zou willen vergoeden. Op de vraag van de kantonrechter wie de kosten van [eiser] B.V. had gedragen als er geen overeenstemming met de gemeente was bereikt, heeft [eiser] B.V. gezegd dat de deskundigenkosten dan worden begroot in een gerechtelijke onteigeningskosten en dan ook door het overheidslichaam worden betaald. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat partijen, te weten [eiser] B.V. en [gedaagde], overeen zijn gekomen dat [eiser] B.V. werkzaamheden voor [gedaagde] zou verrichten en dat de kosten van [eiser] B.V. niet voor rekening van [gedaagde] zouden komen. Dat [eiser] B.V. helemaal aan het einde van het adviestraject, dus na ongeveer 3 jaar, opeens meldt dat [gedaagde] met de gemeente moet afspreken dat de gemeente de kosten van [eiser] B.V. moet vergoeden en dat de kosten anders voor rekening van [gedaagde] komen, maakt het voorgaande niet anders. Dat de gemeente de kosten van [eiser] B.V. niet wenst te vergoeden, komt onder deze omstandigheden voor rekening en risico van [eiser] B.V.

4.3.De kantonrechter zal daarom de vorderingen afwijzen.

4.4. [eiser] B.V. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:

- verletkosten

50,00

([gedaagde] procedeert in persoon)

- nakosten

20,00

(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

70,00

De beslissing

De kantonrechter

5.1.wijst de vorderingen van [eiser] B.V. af,

5.2.veroordeelt [eiser] B.V. in de proceskosten van € 70,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] B.V. niet tijdig aan de veroordeling om de proceskosten te voldoen, voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.

Dit vonnis is gewezen door mr. E. Kanninga-Jonker en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2024.

Artikel delen