Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBNHO:2025:47

7 januari 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 22/4843


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2025 in de zaak tussen


North Sea Venue B.V., uit Zaandam, NSV

(gemachtigde: mr. D.A.J. Sturhoofd),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, het college

(gemachtigde: mr. Y. Kliphuis).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde partij] uit [woonplaats]

(gemachtigde: mr. D.N. Lavain).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van NSV tegen het besluit van het college van 9 augustus 2022. In dit besluit is het college bij de invordering van de verbeurde dwangsommen gebleven.

1.1. Naar aanleiding van een handhavingsverzoek van derde-partij heeft het college op 17 december 2021 aan NSV een last onder dwangsom opgelegd. NSV moest binnen zes weken hekwerk 2 verwijderen. Aan deze last is een dwangsom verbonden van € 6.000,-.

1.2.Bij besluit van 31 maart 2022 heeft het college de dwangsom van € 6.000,- ingevorderd bij NSV. Met het bestreden besluit van 9 augustus 2022 op het bezwaar van NSV is het college bij dat besluit gebleven. NSV heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

1.3.De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting geagendeerd. De behandelend rechter is voorafgaande aan die zitting gewraakt. Dit wrakingsverzoek is afgewezen.

1.4De rechtbank heeft het beroep vervolgens op 28 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van NSV, de gemachtigde van het college en derde partij, die zich heeft laten vertegenwoordigen door [naam 1] (dochter van [derde partij] ). De voornoemde gemachtigde van derde-partij is (met afbericht) niet verschenen. Aan de zijde van het college zijn voorts verschenen: mr. [naam 2] mw. [naam 3] en ing. [naam 4] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De wettelijke bepalingen die van belang zijn voor de beoordeling van het beroep staan vermeld in de bijlage bij deze uitspraak.

3. Voordat de rechtbank beoordeelt of het college in deze zaak heeft mogen besluiten tot invordering van de verbeurde dwangsommen, dient de rechtbank ambtshalve te beoordelen of NSV nog wel procesbelang heeft bij een oordeel hierover.

4. De rechtbank is van oordeel dat NSV geen procesbelang meer heeft bij een oordeel over het besluit tot invordering, omdat de vordering van het college tot betaling van de verbeurde dwangsom inmiddels is verjaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Is de vordering tot betaling van de verbeurde dwangsom verjaard ?

5.1In artikel 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de rechtsvordering tot betaling van een verbeurde dwangsom verjaart door verloop van een jaar na de dag waarop zij is verbeurt. Als op de dag waarom de rechtsvordering verjaart, bezwaar of beroep of hoger beroep openstaan of aanhangig is tegen de last onder dwangsom, wordt de verjaringstermijn verlengd tot onherroepelijk op het bezwaar, beroep of hoger beroep is beslist.

5.2Vast staat dat het college NSV bij besluit van 17 december 2021 heeft gelast om een hekwerk op het perceel, kadastraal bekend als gemeente Zaanstad, sectie K, nummer [nummer] binnen 6 weken na 17 december 2021 (dus uiterlijk op 28 januari 2022) diende te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van een dwangsom van € 6000,-. Tegen deze last onder dwangsom zijn geen rechtsmiddelen ingesteld. De situatie als bedoeld in artikel 5:35, tweede lid, van de Awb doet zich dus niet voor.

5.3Op 2 februari 2022 heeft het college geconstateerd dat nog niet aan de last was voldaan en vast staat dat NSV op de dag na het verstrijken van de begunstigingstermijn, 29 februari 2022, ook nog niet aan de last had voldaan. NSV heeft daarom op 29 januari 2022 van rechtswege de dwangsom van € 6.000,- verbeurd.

5.4Verweerder heeft naar aanleiding de constatering van een overtreding het besluit tot 31 maart 2022 genomen, inhoudende vaststelling dat NSV de dwangsom van € 6.000,- heeft verbeurd. Op grond van het bepaalde in artikel 5:37a, eerste lid, van de Awb stuit deze invorderingsbeslissing de verjaring als bedoeld in artikel 5:35 van de Awb.

5.5De verjaringstermijn is door deze stuiting dus opnieuw begonnen en gaan lopen vanaf 1 april 2022 tot 1 april 2023.

5.6Het college heeft ter zitting bevestigd na 1 april 2022 geen specifieke handelingen meer te hebben ondernomen ter stuiting van de verjaring, maar stelt dat de verjaringstermijn opnieuw is gestuit/verlengd. Deze verjaringstermijn zou volgens het college zijn gestuit/verlengd doordat NSV bezwaar heeft gemaakt tegen de invorderingsbeslissing van 31 maart 2022 en NSV vervolgens beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van 9 augustus 2022, de beslissing waarmee op het bezwaar van NSV is beslist. Volgens het college volgt dit uit het bepaalde in artikel 5:37a van de Awb.

Uit artikel 5:37a volgt dat:

Lid 1 - een invorderingsbesluit de verjaring stuit, en

Lid 2 - de verjaringstermijn door een verzoek tot het nemen van een invorderingsbesluit kan worden verlengd tot onherroepelijk op dat verzoek is beslist;

Lid 3 - de verjaringstermijn wordt verlengd als er een rechtsmiddel open staat of aanhangig is tegen de afwijzing van een verzoek tot het nemen van een invorderingsbesluit.

5.8De in artikel 5:37a van de Awb besproken situaties doen zich hier niet voor. De rechtbank volgt het college daarom niet in de stelling dat de verjaringstermijn als genoemd in artikel 5:35 van de Awb na 31 maart 2022 nog is verlengd of gestuit. Ook in de rechtspraak is geen steun te vinden voor het standpunt van het college dat de verjaring van de rechtsvordering tot betaling van verbeurde dwangsommen wordt verlengd of gestuit door het instellen van een rechtsmiddel tegen een besluit tegen een besluit tot invordering.

5.9De verjaringstermijn is dus na stuiting door het op 31 maart 2022 genomen invorderingsbesluit weer gaan lopen op 1 april 2022. De verjaringstermijn eindigde daarom na een jaar op 31 maart 2023, danwel, als de beslissing op bezwaar zou moeten worden aangemerkt als stuitingshandeling, op 9 augustus 2023. De rechtsvordering van het college tot betaling van een verbeurde dwangsom door NSV is dus verjaard.

6. Vast staat dat NSV de verbeurde dwangsom nog niet heeft betaald. Gelet op het voorgaande staat tevens vast dat NSV de verbeurde dwangsom niet meer hoeft te betalen, omdat de vordering tot betaling is verjaard. Gelet hierop heeft NSV geen

(proces-)belang meer bij een oordeel over de beslissing tot invordering van de verbeurde dwangsommen. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.

7. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van al het overige dat door partijen naar voren is gebracht.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dan niet inhoudelijk. Het college kan geen betaling van de verbeurde dwangsom meer van NSV vorderen, omdat het recht daartoe is verjaard. NSV hoeft de verbeurde dwangsom dus niet (meer) aan het college te betalen.

9. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank, gelet op de uitkomst van de zaak, geen aanleiding. De rechtbank zal, gelet op de uitkomst van het beroep, ook niet bepalen dat het college NSV het door haar betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2025.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: Wettelijk kader

Awb

Artikel 5:35

1In afwijking van artikel 4:104, eerste lid, verjaart de rechtsvordering tot betaling van een verbeurde dwangsom door verloop van een jaar na de dag waarop zij is verbeurd.

2Indien op de dag waarop de rechtsvordering verjaart, bezwaar, beroep of hoger beroep openstaat of aanhangig is tegen de last onder dwangsom, wordt de verjaringstermijn verlengd tot onherroepelijk op het bezwaar, beroep of hoger beroep is beslist.

Artikel 5:37

1Alvorens aan te manen tot betaling van de dwangsom, beslist het bestuursorgaan bij beschikking omtrent de invordering van een dwangsom.

2Het bestuursorgaan geeft voorts een beschikking omtrent de invordering van de dwangsom, indien een belanghebbende daarom verzoekt.

3Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken op het verzoek.

Artikel 5:37a

1Een beschikking tot invordering van een dwangsom stuit de verjaring.

2Indien op de dag waarop de rechtsvordering verjaart een verzoek als bedoeld in artikel 5:37, tweede lid, aanhangig is, wordt de verjaringstermijn verlengd tot onherroepelijk op het verzoek is beslist.

3Indien op de dag waarop de rechtsvordering verjaart bezwaar, beroep of hoger beroep openstaat of aanhangig is tegen de afwijzing van een verzoek als bedoeld in artikel 5:37, tweede lid, of tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op een zodanig verzoek, wordt de verjaringstermijn verlengd tot:

a.de termijn voor het maken van bezwaar of het instellen van beroep of hoger beroep ongebruikt is verstreken;

b.onherroepelijk op het bezwaar, beroep of hoger beroep is beslist; of

c.het bestuursorgaan alsnog een beschikking tot invordering van een dwangsom heeft gegeven.

4Indien op de dag waarop de rechtsvordering verjaart, de beschikking omtrent invordering ingevolge een uitspraak van de voorzieningenrechter is geschorst, wordt de verjaringstermijn verlengd met de duur van de schorsing.

Artikel delen