Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBNNE:2024:1968

22 mei 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 23/2067


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2024 in de zaak tussen


[naam 1] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Smid),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Scharenborg).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 2] uit [woonplaats] (derde-partij)

(gemachtigde: mr. M.A. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van een eerdere toewijzing van een verzoek om handhaving.

1.1.Met het primaire besluit van 26 oktober 2022 heeft verweerder de toewijzing van het handhavingsverzoek ingetrokken. Met het bestreden besluit van 20 april 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.

1.2.Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3.De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van verweerder, derde-partij en de gemachtigde van derde-partij.

Feiten en totstandkoming van het besluit

2. Eiseres woont op het [adres 1] . Derde-partij woont op het [adres 2] . Op het perceel van zijn woonadres drijft derde-partij een houtverwerkingsbedrijf.

2.1.Bij brief van 20 december 2021 heeft eiseres verweerder verzocht om handhaving van het bestemmingsplan in verband met de bedrijfsmatige activiteiten van derde-partij.

2.2.Op 10 januari 2022 en 20 januari 2022 hebben Wabo-toezichthouders van verweerder controles uitgevoerd op het adres van derde-partij. Op 11 februari 2022 heeft een medewerker van de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUDD) op dit adres een controle uitgevoerd.

2.3.Bij besluit van 17 maart 2022 heeft verweerder eiseres bericht dat besloten is om het verzoek om handhaving toe te wijzen. Verweerder heeft bij brief van gelijke datum aan derde-partij een vooraankondiging gegeven van het opleggen van een last onder dwangsom. Hierop heeft derde-partij zijn zienswijze gegeven. Op 19 mei 2022 hebben de Wabo-toezichthouders van verweerder een hercontrole uitgevoerd.

Bij besluit van 1 juni 2022 heeft verweerder aan derde-partij een last onder dwangsom opgelegd. Op verzoek van derde-partij heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij uitspraak van 28 juli 2022 dit besluit geschorst.

In reactie op een e-mailbericht van eiseres van 21 september 2022 heeft verweerder bij e-mailbericht van 28 september 2022 aan eiseres een controlerapport toegezonden en meegedeeld dat de RUDD de behandeling van geluidsklachten op zich neemt. Hierop heeft eiseres gereageerd bij e-mailbericht van 29 september 2022.

Bij besluit van 29 september 2022, gericht aan derde-partij, heeft verweerder besloten het besluit van 1 juni 2022 in te trekken.

2.5.Bij e-mailbericht van 30 september 2022 heeft verweerder aan eiseres bericht dat het besluit van 29 september 2022 aan haar toegezonden wordt, met onder meer de opmerking dat het intrekken van de last onder dwangsom niet betekent dat het handhavingsverzoek van eiseres wordt afgewezen. Bij post van 3 oktober 2022 is genoemd besluit aan eiseres toegezonden, met als toelichting ‘ter kennisname’.

2.6.Bij primair besluit van 26 oktober 2022, gericht aan eiseres, heeft verweerder het besluit van 17 maart 2022 om handhavend op te treden, ingetrokken. Hiertegen heeft eiseres op 11 november 2022 bezwaar gemaakt.

2.7.Bij brief van 21 december 2022, gericht aan derde-partij, heeft de RUDD bevestigd dat de melding Activiteitenbesluit milieubeheer van derde-partij is ontvangen en volledig is. De melding heeft betrekking op het oprichten van een houtverwerkingsbesluit (klussen/meubels maken, plaatsen van schuttingen en tuinbanken).

2.8.Op 18 januari 2023 heeft de bezwaarschriftencommissie een hoorzitting gehouden. Op 20 februari 2023 heeft deze commissie advies uitgebracht. Overeenkomstig en met verwijzing naar dit advies heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 20 april 2023.

Beoordeling door de rechtbank

3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

4.1.Verweerder heeft in het bestreden besluit, met de verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie, naar voren gebracht dat tegen het besluit van 29 september 2022 (2.4.) geen rechtsmiddelen zijn ingesteld zodat dit besluit onherroepelijk is geworden. Dit betekent, aldus verweerder, dat vaststaat dat bij de activiteiten van derde-partij op het perceel van zijn woning geen sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan. Om die reden komt verweerder niet meer toe aan de beoordeling van de door eiseres gestelde strijdigheid met het bestemmingsplan.

4.2.De rechtbank deelt deze opvatting niet. Verweerder heeft in het handhavingstraject gekozen voor twee stromen van besluiten, de een gericht tot eiseres (2.3. en 2.6.), de ander gericht tot derde-partij (2.4.). Van beide partijen kan niet verwacht worden dat zij rechtsmiddelen instellen tegen een besluit dat niet tot hen gericht is. Voor zover deze besluiten in rechte zijn komen vast te staan tussen verweerder en de geadresseerde partij doordat er geen rechtsmiddelen tegen zijn ingesteld, heeft dit geen werking tegenover een derde.

4.3.Dit betekent dat verweerder ten onrechte in het nu bestreden besluit niet inhoudelijk is ingegaan op de bezwaargronden van eiseres en ten onrechte het primaire besluit van 26 oktober 2022 niet heeft heroverwogen. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en beslissen dat verweerder deze heroverweging alsnog dient te maken.

5. Bij de inhoudelijke heroverweging dient verweerder in ieder geval de volgende aspecten te beoordelen.

5.1.Het bestemmingsplan De Weide 2016 (bestemmingsplan) bepaalt in artikel 16.5, onder b en ten tweede, dat de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving. Verweerder dient te beoordelen of dit het geval is nu eiseres aanvoert dat gebruik wordt gemaakt van een schuur die de tuin grotendeels beslaat, dat een ondergronds weggewerkte compressor zware machinale gereedschappen aandrijft die in de schuur staan, dat er geregeld door meerdere personen wordt gewerkt, dat er veel geluid wordt geproduceerd en dat derde-partij op een voor de buren hinderlijke wijze gebruik maakt van het pad achter de huizen terwijl dit pad te smal is voor dergelijke activiteiten.

5.2.In artikel 16.5, onder b en ten derde, bepaalt het bestemmingsplan dat de activiteit niet meldingsplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer. Het staat vast (zie 2.9.) dat de activiteit van derde-partij wel meldingsplichtig is. Ter zitting heeft derde-partij op dit punt gesteld dat het bedrijf er al langer was, niet vergunningplichtig was ten tijde van het vorige bestemmingsplan, dat in het nieuwe bestemmingsplan het aspect meldingsplichtig is toegevoegd, dat het bedrijf dit wel is maar dat dit gezien het overgangsrecht niet kan worden tegengeworpen. Verweerder dient te beoordelen of zich een uitzondering voordoet die maakt dat de meldingsplichtigheid niet de gevolgen heeft als beschreven in het bestemmingsplan.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2, 7:11 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de handhaving te nemen. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om verweerder op te dragen dit gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus) omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om deze zaak af te doen.

6.1.De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.

6.2.Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten, bestaande uit reiskosten van haarzelf en haar gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het besluit van 20 april 2023;

- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;

- veroordeelt verweerder tot betaling van € 56,96 aan proceskosten aan eiseres.

Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2024.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:2

Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel 7:11

1. Indien het bezwaar ontvankelijk is, vindt op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.

2. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.

Artikel 7:12

1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij wordt, indien ingevolge artikel 7:3 van het horen is afgezien, tevens aangegeven op welke grond dat is geschied.

Bestemmingsplan De Weide 2016

aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend, met uitzondering van kappersdienstenactiviteiten.

Artikel 16 Wonen

Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

met de daarbijbehorende:

c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

d. andere werken;

e. tuinen en erven.

16.5Specifieke gebruiksregels

a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 16.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning met uitzondering van mantelzorg;

2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, dan wel woonwagens.

b. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;

3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;

4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit of e-commerce;

5. ten behoeve van e-commerce is geen toonzaal aanwezig en worden geen goederen afgehaald.

Artikel delen