beslissing
Wrakingskamer
zaaknummer: WR 23/006
Beslissing van 1 maart 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. D.J.M. van de Voort,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
1. Verzoeker heeft op 14 juni 2022 beroep ingesteld bij de rechtbank tegen de beslissing op bezwaar van het UWV van 5 mei 2022. Deze zaak is bekend onder het zaaknummer 22/1335. De mondelinge behandeling van deze zaak was op de zitting van 8 februari 2023. Tijdens deze mondelinge behandeling heeft verzoekster de rechter zijn schriftelijke wrakingsverzoek overhandigd.
2.1Verzoekster heeft aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat er ernstig getwijfeld wordt aan de onpartijdigheid en bevoegdheid van de rechters en officieren. Vanuit Jurisprudentie Juridisch Kantoor Plate kan worden aangetoond dat het gebouw waar het OM gezeteld is, niet bestaat. Verder heeft verzoekster vernomen dat de officieren van justitie als politieagenten natuurlijke personen zijn waardoor zij geen bevoegdheden hebben. De uitspraak van de rechtspraak en de bevestiging van de Kamer van Koophandel bewijst dat alle rechtbanken bestaan vanaf 2021, aldus verzoekster. Volgens haar worden er uitspraken gedaan, terwijl er geen bevoegdheid is van rechters of officieren van justitie.
2.2In reactie op het wrakingsverzoek heeft de rechter aangegeven dat hij in het wrakingsverzoek van verzoekster geen feiten en omstandigheden leest waardoor zijn rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.1Artikel 8:15 van de Awb bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid is bij de beoordeling van het wrakingsverzoek van belang.
3.3De wrakingskamer kan het wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond verklaren indien het wrakingsverzoek geen betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter (artikel 5, tweede lid, aanhef en onder e, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Oost-Brabant).
3.4Naar het oordeel van de wrakingskamer is hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht op geen enkele manier te relateren aan de rechter. Verzoekster heeft aan haar verzoek tot wraking in het geheel geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd die een aanwijzing zouden kunnen opleveren voor het aannemen van partijdigheid van de rechter.
3.5Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.O.Y. Elagab, voorzitter, mr. J.M.J. Godrie en
mr. G.J. Roeterdink, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.A. Schokker-Stadhouders, griffier, en in openbaar uitgesproken op 1 maart 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (artikel 8:18, vijfde lid, van de Awb).