ECLI:NL:RBROT:2025:2242
Voorlopige voorziening. Maatwerkvoorschriften op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Het college heeft maatwerkvoorschriften vastgesteld voor negen horecabedrijven om woningen in de omgeving beter te beschermen tegen geluidhinder. De besluiten bevatten afwijkende geluidniveaus voor woningen in de omgeving, voorschriften over het muziekgeluidniveau binnen de horecabedrijven en maatre...
Rechtbank Rotterdam 25 februari 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:2242
text/xml
public
2025-02-25T15:00:01
2025-02-24
Raad voor de Rechtspraak
nl
Rechtbank Rotterdam
2025-02-25
ROT 24/11583, ROT 24/11590, ROT 24/11592, ROT 24/11596, ROT 24/11602, ROT 24/11767, ROT 24/11817, ROT 24/11854 en ROT 24/11875
Uitspraak
Voorlopige voorziening
NL
Rotterdam
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2025:2242
text/html
public
2025-02-24T14:22:18
2025-02-25
Raad voor de Rechtspraak
nl
ECLI:NL:RBROT:2025:2242 Rechtbank Rotterdam , 25-02-2025 / ROT 24/11583, ROT 24/11590, ROT 24/11592, ROT 24/11596, ROT 24/11602, ROT 24/11767, ROT 24/11817, ROT 24/11854 en ROT 24/11875
Voorlopige voorziening. Maatwerkvoorschriften op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Het college heeft maatwerkvoorschriften vastgesteld voor negen horecabedrijven om woningen in de omgeving beter te beschermen tegen geluidhinder. De besluiten bevatten afwijkende geluidniveaus voor woningen in de omgeving, voorschriften over het muziekgeluidniveau binnen de horecabedrijven en maatregelen zoals een geluidsluis en geluidisolatie van de gevels.
De voorzieningenrechter schorst de besluiten op grond van een belangenafweging. Er is nog onzekerheid over het nieuwe geluidmonitoringssysteem en over de werkbaarheid van de regels over de geluidsluis bij grote aantallen bezoekers. Er is een beroepsprocedure aanhangig over het bestemmingsplan, waardoor het onzeker is of de gemeente de in 2017 gerealiseerde studentenwoningen tegenover de horeca kon toestaan. Zolang de maatwerkvoorschriften niet van kracht worden, gelden andere (strengere) grenswaarden voor het geluidniveau bij de woningen. De horecabedrijven die nog geen gevelisolatie hadden aangebracht zijn daar inmiddels mee begonnen, zodat de geluidsituatie aanzienlijk zal verbeteren.
RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/11583, ROT 24/11590, ROT 24/11592, ROT 24/11596, ROT 24/11602, ROT 24/11767, ROT 24/11817, ROT 24/11854 en ROT 24/11875
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 februari 2025 in de zaken tussen
1. [verzoekster 1] ., uit Rotterdam, verzoekster 1 (ROT 24/11583)
(gemachtigde: mr. Z.B. Gyömörei)2. [verzoekster 2] ., uit Rotterdam, verzoekster 2 (ROT 24/11590)(gemachtigde: mr. Z.B. Gyömörei)3. [verzoekster 3] ., uit Rotterdam, verzoekster 3 (ROT 24/11592) (gemachtigde: mr. Z.B. Gyömörei)4. [verzoekster 4] ., uit Rotterdam, verzoekster 4 (ROT 24/11596) (gemachtigde: mr. Z.B. Gyömörei)5. [verzoekster 5] ., uit Rotterdam, verzoekster 5 (ROT 24/11602) (gemachtigde: mr. Z.B. Gyömörei)
6. [verzoekster 6] ., uit Rotterdam, verzoekster 6 (ROT 24/11767) (gemachtigde: mr. P.M.L. Schilder Spel)7. [verzoekster 7] ., uit Rotterdam, verzoekster 7 (ROT 24/11817)(gemachtigde: mr. M.R. Plug)8. [verzoekster 8] ., uit Rotterdam, verzoekster 8 (ROT 24/11854)(gemachtigde: mr. M.R. Plug)9. [verzoekster 9] ., uit Rotterdam, verzoekster 9 (ROT 24/11875)(gemachtigde: mr. M.R. Plug)
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam
(gemachtigde: mr. D.S.P. Roelands-Fransen).
Als derde-partijen nemen aan de zaken deel: [bedrijf A]. uit Breda (zaken ROT 24/11583, ROT 24/11590 en ROT 24/11596; gemachtigde: mr. L.C.G. Hoenselaar-Bots) en [bedrijf B] uit Wenen (gemachtigden: mr. P.J. van der Woerd en mr. G.A. van der Veen).
Inleiding
1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoeksters tegen de vaststelling van maatwerkvoorschriften voor geluid.
1.1.
Het college heeft met de bestreden besluiten van 14 november 2024 maatwerkvoorschriften voor geluid vastgesteld voor de horeca-inrichtingen van verzoeksters aan het Stadhuisplein in Rotterdam. Verzoeksters hebben hiertegen beroep ingesteld.
1.2.
Het college heeft op de verzoeken gereageerd met een verweerschrift. [bedrijf B] heeft een schriftelijke reactie gegeven. Verzoeksters hebben nadere stukken ingediend.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 11 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verzoeksters, namens verzoekster 1 tevens [persoon A] , namens verzoeksters 1-5 en 7-9 tevens ir. J.F.C. Kupers, akoestisch adviseur, en namens verzoekster 6 tevens mr. R.G. Meester, ir. J.R. Brouwer, akoestisch adviseur, en [persoon B] , de gemachtigde van het college en [persoon C] , [persoon D] en [persoon E] , akoestisch adviseur, de gemachtigde van [bedrijf A] en [persoon F] , en de gemachtigden van [bedrijf B] .
Overgangsrecht Omgevingswet
2. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet, de Invoeringswet Omgevingswet en het Invoeringsbesluit Omgevingswet in werking getreden. Als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een ontwerp van een besluit tot het stellen van maatwerkvoorschriften ter inzage is gelegd op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is, dan blijft op grond van artikel 8.1.5, derde lid, van het Invoeringsbesluit Omgevingswet het oude recht van toepassing tot het besluit onherroepelijk wordt.De ontwerpbesluiten zijn vanaf 21 december 2023 en 29 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat in dit geval het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Totstandkoming van de besluiten
3. Verzoeksters exploiteren horecabedrijven aan het Stadhuisplein in Rotterdam. De horecabedrijven vielen tot 1 januari 2024 onder de werking van het Activiteitenbesluit milieubeheer (het Activiteitenbesluit).
3.1.
Het college stelt dat al langere tijd sprake is van overschrijding van de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit op de gevel van de studentenwoningen in het Luciagebouw ( Stadhuisplein [huisnummer X] - [huisnummer K] ) en dat ook bij andere woningen in de omgeving sprake is van een hoge geluidbelasting. Het college heeft een akoestisch onderzoek laten uitvoeren, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport “Stadhuisplein te Rotterdam. Onderzoek maatwerkvoorschriften conform artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer” van Peutz van 4 oktober 2024. Daaruit blijkt dat bij de woningen in het Luciagebouw en aan de Joost Banckertsplaats niet kan worden voldaan aan de geluidgrenswaarden uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Daarom heeft het college met de bestreden besluiten met toepassing van artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften voor geluid vastgesteld voor de inrichtingen van verzoeksters. Met de maatwerkvoorschriften beoogt het college dat enerzijds een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt gewaarborgd en anderzijds de horeca-exploitatie kan worden voortgezet.
4. Op grond van artikel 2.17 (tabel 2.17a) van het Activiteitenbesluit golden vóór 1 januari 2024 grenswaarden voor de geluidbelasting op de gevel van gevoelige gebouwen. Deze grenswaarden bedroegen 50, 45 en 40 dB(A) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LArt,LT) in de dag-, avond- en nachtperiode en 70, 65 en 60 dB(A) voor het maximale geluidniveau (LAmax) in de dag-, avond- en nachtperiode. Sinds 1 januari 2024 zijn deze grenswaarden opgenomen in artikel 22.63 (tabel 22.3.1) van het tijdelijke deel van het Omgevingsplan gemeente Rotterdam (het omgevingsplan).De maatwerkvoorschriften zijn gebaseerd op artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit. Het college heeft hogere grenswaarden vastgesteld voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau op de gevel van het Luciagebouw en andere woningen in de omgeving. Hierbij is het college ervan uitgegaan dat de gevel van het Luciagebouw nog zodanig geïsoleerd wordt dat een binnenwaarde van 35 dB(A) als cumulatieve etmaalwaarde wordt gehaald. Vanwege de naleefbaarheid en de handhaafbaarheid van de gestelde geluidgrenswaarden heeft het college ook andere voorschriften gesteld. Dit zijn onder meer voorschriften over het muziekgeluidniveau binnen de inrichting (bij gesloten en geopende gevel) en voorschriften waarmee bepaalde maatregelen en voorzieningen zijn voorgeschreven, zoals een nieuw geluidmonitoringssysteem (GMS 2024), de toepassing van een geluidsluis, geluidisolatie van de gevel en de toepassing van een geluidbegrenzer voor de muziekinstallatie op het terras. Omdat de situaties van de horecabedrijven niet precies hetzelfde zijn, zijn er verschillen tussen de bestreden besluiten. Op grond van het overgangsrecht bij de Omgevingswet gaan de maatwerkvoorschriften, zodra deze onherroepelijk zijn, gelden als maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 4.5 van de Omgevingswet.Beoordeling door de voorzieningenrechter
5. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
6. Verzoeksters voeren een groot aantal gronden aan over de bestreden besluiten. Het belangrijkste punt in deze procedure is dat verzoeksters vrezen dat zij als gevolg van de maatwerkvoorschriften de huidige exploitatie van hun horecabedrijven niet kunnen voortzetten. Verzoeksters stellen zich op het standpunt dat zij hierdoor onevenredig in hun belangen worden geraakt. Uit de uitspraken van de Afdeling over het bestemmingsplan “Lijnbaankwartier-Coolsingel”, in het bijzonder de uitspraak van 19 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1953, volgt volgens hen dat de bestaande bedrijfsvoering van de horecabedrijven zo veel mogelijk moet worden gerespecteerd. Verzoeksters zijn ook van mening dat met de maatwerkvoorschriften ten onrechte vooruit wordt gelopen op de nog onzekere uitkomst van de beroepsprocedure over het bestemmingsplan die nog aanhangig is bij de Afdeling en dat de woningen in het Luciagebouw mogelijk maakt.Verzoeksters 1-5 stellen dat feitelijk sprake is van een verzwaring van de geluidseisen met 16 tot 21 dB(A). Ook is het volgens hen onzeker of de voorgeschreven geluidisolatie van de gevels toereikend is om aan de gestelde geluidgrenswaarden te kunnen voldoen.Meerdere verzoeksters betogen dat het voorgeschreven nieuwe geluidmonitoringssysteem tot gevolg heeft dat het muziekgeluid omlaag moet, waardoor zij feitelijk niet langer in werking kunnen zijn als nachtclub, waarvoor de exploitatievergunningen zijn verleend. Daarnaast stelt verzoekster 6 dat er nog veel onduidelijkheden zijn rond het geluidmonitoringssysteem. Dat geldt zowel in het algemeen als ook vanwege de specifieke situatie van haar bedrijf dat op de hoek van het Stadhuisplein en de Coolsingel is gelegen met een terras aan beide kanten. De verzoeksters voor wie in de bestreden besluiten een geluidsluis is voorgeschreven, betogen dat dit in de praktijk niet werkbaar is met grote groepen personen. Als de deuren tegelijk open staan, leidt dat – ook bij een korte tijdsduur – meteen tot een overschrijding van de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op het Luciagebouw. Verzoekster 1 en verzoekster 6 zijn het oneens met maatwerkvoorschrift 1.1.18, waarin tijdelijke strengere grenswaarden zijn opgenomen voor het muziekgeluid binnen de inrichting bij gesloten gevel. Die strengere normen gelden totdat een geluidonderzoek is goedgekeurd waaruit blijkt dat bij de in voorschrift 1.1.7 genoemde geluidniveaus wordt voldaan aan de grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau in in- en aanpandige gebouwen als bedoeld in tabel 22.3.3 van het omgevingsplan. In dit verband voeren zij onder meer aan dat de woningen aan de Kruiskade [huisnummer A] - [huisnummer C] niet kunnen worden aangemerkt als aanpandige woningen. Verzoekster 6 betoogt ook dat de waarden voor het muziekgeluid in de voorschriften 1.1.8 en 1.1.18 te laag zijn, omdat het college voor de bestaande situatie in haar bedrijf niet van de juiste uitgangspunten is uitgegaan.Een aantal verzoeksters heeft betoogd dat de geluidgrenswaarden in voorschrift 1.3.2 voor bestemde, maar nog niet gerealiseerde geluidgevoelige gebouwen onnodig zijn en dat er praktische problemen en onzekerheden zijn bij het meten van de geluidbelasting op deze punten.
7. Volgens het college heeft er een zorgvuldige belangenafweging plaatsgevonden tussen het woon- en leefklimaat en de belangen van de horeca-inrichtingen. Het college streeft ernaar om enerzijds het woon- en leefklimaat bij de woningen in de omgeving van het Stadhuisplein te beschermen en anderzijds de bestaande exploitatie van de horeca-inrichtingen zo veel mogelijk te respecteren. Bij het stellen van de geluidgrenswaarden is het college uitgegaan van door de horecabedrijven zelf aangeleverde gegevens over het geluidniveau in het midden van de inrichting. Het college bestrijdt dat sprake is van een aanzienlijke verzwaring van de geluideisen. De maatwerkvoorschriften faciliteren de door verzoeksters gehanteerde geluidniveaus in de inrichting. De muziekgeluidniveaus bij open gevels en op de terrassen sluiten volgens het college ook aan bij de huidige praktijk. Voor de gevels van de omliggende woningen zijn hogere geluidgrenswaarden opgenomen dan de standaard grenswaarden uit het Activiteitenbesluit en er zijn nog hogere geluidniveaus toegestaan voor de afwijkende bedrijfssituatie, namelijk het tonen van voetbalwedstrijden.Volgens het college is een nieuw geluidmonitoringssysteem noodzakelijk om de woningen in het Luciagebouw tegen onaanvaardbare geluidhinder te beschermen. Het bestaande geluidmonitoringssysteem is ontworpen voordat deze woningen er waren. De dichtstbijzijnde woningen waren toen de woningen aan de Joost Banckertsplaats. Het bestaande systeem is wel geschikt voor het voorkomen van geluidhinder op die woningen, maar niet voor het voorkomen van geluidhinder op de veel dichterbij gelegen woningen in het Luciagebouw.Over de geluidsluis stelt het college dat het voorschrift toestaat dat beide deuren van de geluidsluis tegelijk geopend zijn voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen. Dit wordt niet beschouwd als onderdeel van de representatieve bedrijfssituatie. Daarom is er pas bij langere opening van de deuren sprake van een overtreding.
8. Het college en [bedrijf B] hebben betoogd dat verzoeksters geen spoedeisend belang hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter volgt dat standpunt niet. De bestreden besluiten bevatten een aantal maatwerkvoorschriften waaraan na de inwerkingtreding meteen of binnen een korte termijn moet worden voldaan, zoals de voorschriften over het muziekgeluidniveau binnen de inrichting bij geopende gevel en de voorschriften over de geluidbegrenzer op het terras. Op een aantal punten bevatten de bestreden besluiten overgangstermijnen. Voor de meeste verzoekers gaat het daarbij vooral om de geluidsluizen, het geluidmonitoringssysteem, de grenswaarde voor het muziekgeluidniveau binnen de inrichting bij gesloten gevel en het aanbrengen van de geluidisolatie van de gevel. De horecabedrijven die nog gevelisolatie moeten aanbrengen zijn daar inmiddels mee begonnen en een aantal van deze bedrijven zal voor het einde van de maand weer in werking zijn. Uit de bestreden besluiten volgt dat na het aanbrengen van de isolatie de grenswaarde voor het muziekgeluidniveau binnen de inrichting bij gesloten gevel direct gaat gelden en het nieuwe geluidmonitoringssysteem binnen drie maanden volgens de voorschriften in werking moet zijn. Ook de voorschriften over de geluidsluis worden meteen na de voltooiing van de verbouwing van kracht. Voor verzoeksters 1 en 6 moet het nieuwe geluidmonitoringssysteem binnen zes maanden zijn aangesloten en gelden vanaf de inwerkingtreding van de bestreden besluiten per direct strengere tijdelijke geluidgrenswaarden voor het muziekgeluid binnen de inrichting bij gesloten gevel. Voor verzoekster 9 gelden bij de inwerkingtreding van het bestreden besluit meteen voorschriften over de geluidsluis en een grenswaarde voor het muziekgeluid in het nagalmveld.Gelet hierop hebben verzoeksters een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
9. De inhoudelijke beoordeling van de bestreden besluiten vergt nader onderzoek waarvoor deze procedure zich niet leent. In de bodemprocedure zal de rechtbank de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (STAB) vragen een deskundigenverslag uit te brengen. De voorzieningenrechter komt op grond van een belangenafweging tot het oordeel dat de bestreden besluiten geschorst moeten worden.
9.1.
Het belang van verzoeksters is erin gelegen dat zij de bestaande bedrijfsvoering zonder grote beperkingen kunnen voortzetten. Verzoeksters moeten bij inwerkingtreding van de bestreden besluiten meteen of binnen een relatief korte termijn voldoen aan een aantal nieuwe voorschriften. De voorzieningenrechter overweegt dat op sommige punten nog onzeker is hoe deze voorschriften in de praktijk zullen uitwerken. Dat geldt bijvoorbeeld voor het nieuwe geluidmonitoringssysteem, dat op dit moment nog in ontwikkeling is en dat een belangrijke rol speelt in de naleving van de voorschriften over het muziekgeluid. Daarnaast hebben verzoeksters gewezen op de werkbaarheid van de voorschriften over de geluidsluis. Het college heeft gesteld dat het niet tot de representatieve bedrijfssituatie wordt gerekend als beide deuren van de geluidsluis voor korte tijd tegelijk open zijn voor het doorlaten van personeel of bezoekers. Volgens verzoeksters komt het echter zeer regelmatig voor dat grotere groepen moeten worden doorgelaten, waarbij de deuren langer open zijn en er buiten lange rijen wachtenden staan. Het is voor hen onzeker wanneer er in dat geval een overtreding is van de voorschriften over de geluidsluis en van de geluidgrenswaarden.
9.2.
De geluidproblematiek rond het Stadhuisplein is dringender geworden doordat in 2017 in het Luciagebouw studentenwoningen zijn gerealiseerd. Deze woningen bevinden zich direct tegenover de horecabedrijven van verzoeksters. Hierdoor is de afstand tussen de horeca-inrichtingen en de dichtstbijzijnde woningen veel korter geworden dan voorheen. De voorzieningenrechter weegt in de belangenafweging mee dat het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning voor deze woningen, gelet op de lopende bezwaar- en beroepsprocedures, op dit moment nog altijd niet onherroepelijk zijn.
9.3.
Een voorlopige voorziening die inhoudt dat de bestreden besluiten worden geschorst, betekent dat zowel de geluidgrenswaarden als de overige voorschriften over maatregelen, voorzieningen en gedragsregels voorlopig niet gaan gelden. Zoals ter zitting met partijen is besproken, is het gevolg daarvan dat voor de horeca-inrichtingen van verzoeksters voorlopig de bestaande geluidgrenswaarden blijven gelden die waren opgenomen in artikel 2.17 (tabel 2.17a) van het Activiteitenbesluit en die inmiddels zijn opgenomen in artikel 22.63 (tabel 22.3.1) van de planregels van het omgevingsplan. Zolang de bestreden besluiten niet in werking zijn getreden, gelden er dus wel grenswaarden voor de geluidbelasting op de woningen in de omgeving. De situatie blijft in zoverre onveranderd. In verband met de bescherming van het woon- en leefklimaat acht de voorzieningenrechter het verder van belang dat de horeca-inrichtingen die nog geen gevelisolatie hadden aangebracht daar inmiddels mee zijn begonnen en dat voor een aantal inrichtingen geldt dat die maatregelen nog deze maand worden afgerond. Hierdoor zal de geluidsituatie voor met name de bewoners van het Luciagebouw aanzienlijk verbeteren.
Conclusie en gevolgen
10. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken toe en treft de voorlopige voorzieningen dat de bestreden besluiten zijn geschorst tot de uitspraak op het beroep.
10.1.
Omdat de voorzieningenrechter de verzoeken toewijst moet het college het griffierecht aan verzoeksters vergoeden.
10.2.
Verzoeksters krijgen ook een vergoeding van hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen verzoeksters een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigden hebben de verzoekschriften ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is ten aanzien van verzoeksters 1 tot en met 5 sprake van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dat betekent dat de zaken voor de vergoeding van de rechtsbijstandskosten worden beschouwd als één zaak. Omdat het om vier of meer samenhangende zaken gaat, wordt vervolgens op de vergoeding een wegingsfactor van 1,5 toegepast. Dit leidt voor elk van verzoeksters tot een bedrag van € 544,20 (€ 1.814,- x 1,5 : 5). Voor verzoeksters 7, 8 en 9 is eveneens sprake van samenhangende zaken. Dit leidt voor elk van hen tot een bedrag van € 604,67 (€ 1.814,- : 3).
10.3.
Alle verzoeksters hebben ook verzocht om vergoeding van de kosten van een deskundige. Op grond van artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen kosten worden vergoed van een deskundige die door een partij is meegebracht dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht. Er zijn verslagen uitgebracht door ir. J.R. Brouwer (verzoekster 6) en ir. J.F.C. Kupers (overige verzoeksters). De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening uitsluitend toegewezen op grond van een belangenafweging. De verslagen van de deskundigen hebben daarin geen rol gespeeld. Het college hoeft de kosten daarvan daarom niet in deze procedure te vergoeden. De verslagen zijn mede uitgebracht ten behoeve van de bodemprocedure. In die procedure komen de kosten van de deskundigen mogelijk wel voor vergoeding in aanmerking.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- schorst de bestreden besluiten tot de uitspraak op het beroep;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 371,- aan elk van verzoeksters moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de volgende bedragen aan proceskosten aan verzoeksters: € 544,20 voor verzoekster 1; € 544,20 voor verzoekster 2; € 544,20 voor verzoekster 3; € 544,20 voor verzoekster 4; € 544,20 voor verzoekster 5; € 1.814 voor verzoekster 6; € 604,67 voor verzoekster 7; € 604,67 voor verzoekster 8; € 604,67 voor verzoekster 9.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Fransen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R. Teuben, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2025.
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te tekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
Zie de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, onder C.2.