Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RVS:2023:4240

15 november 2023

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

202101244/1/R2.

Datum uitspraak: 15 november 2023

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellante B], [appellante C], gevestigd te Berkel-Enschot, gemeente Tilburg (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellante]),

appellante,

en

de raad van de gemeente Tilburg,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Tilburg, hoogspanningsverbinding 150 kV Tilburg Noord-Best" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: STAB) heeft op verzoek van de Afdeling een deskundigenbericht uitgebracht. [appellante], de raad en TenneT TSO B.V. (hierna: TenneT) hebben hun zienswijzen daarop naar voren gebracht.

De raad en TenneT hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de beroepen tegelijk met de beroepen over het bestemmingsplan "Ondergrondse 150kV Tilburg Noord-Best, gemeente Oirschot" ter zitting behandeld op 29 november 2022, waar [appellante] en de raad, zijn verschenen, waarbij de raad werd vertegenwoordigd door mr. R. Benhadi, advocaat te Nijmegen.

Voorts is ter zitting TenneT, vertegenwoordigd door mr. I. Kieft en mr. K. van Ettekoven, advocaten te Amsterdam, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plan voorziet in de aanleg van een ondergrondse hoogspanningsverbinding tussen de 150 kV-hoogspanningsstations in Tilburg Noord en Best en de verwijdering van de bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding in de nabijheid van hetzelfde tracé. Het ondergrondse tracé volgt grofweg de zuidzijde van de A58. Het plan heeft alleen betrekking op gronden binnen de gemeente Tilburg.

[appellante] exploiteert een melkveehouderij aan de [locatie 1] in Berkel-Enschot, gemeente Tilburg. De woning van [appellante] is gelegen aan de [locatie 2], in de nabijheid van het ondergrondse hoogspanningstracé. Hij maakt zich ernstig zorgen over de gezondheid van zichzelf en zijn gezin en vreest dat het plan leidt tot onaanvaardbare gezondheidsrisico’s. Ook vreest hij door de aanleg van de ondergrondse hoogspanningsverbinding in zijn bedrijfsvoering te worden beperkt en stelt dat het bestemmingsplan om die redenen vernietigd moet worden.

Ingetrokken beroepsgrond

2.       Ter zitting heeft TenneT toegelicht dat de werkzaamheden met betrekking tot de aanleg van de ondergrondse hoogspanningsverbinding al zijn afgerond en de hoogspanningsverbinding in de gebruiksfase niet beweegt en dus geen trillingen veroorzaakt. Naar aanleiding hiervan heeft [appellante] zijn beroepsgrond over trilhinder in de aanlegfase ter zitting ingetrokken.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Beoordeling van het beroep

Onderzoek naar gezondheidsrisico's

4.       [appellante] betoogt dat het plan en de daarmee verbonden elektromagnetische straling leidt tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's op zijn perceel. De raad heeft volgens [appellante] daarnaar ten onrechte geen specifiek onderzoek verricht. Op zijn perceel vlakbij zijn woning bevindt zich al een bestaande bovengrondse 380 kV-hoogspanningsverbinding. Hij en zijn gezin ondervinden de afgelopen tijd ernstige gezondheidsproblemen, waaronder kanker, en vrezen dat deze zullen verergeren door de aanleg van nog een hoogspanningsverbinding nabij hun woning. [appellante] stelt daarom dat het plan onzorgvuldig is voorbereid en een deugdelijke en daadkrachtige motivering ontbreekt. De ondergrondse hoogspanningsverbinding is op minder dan 35 meter van zijn bedrijfswoning voorzien en deze woning bevindt zich al binnen de magneetveldzone van 0,4 microTesla (hierna: µT) van de bestaande bovengrondse 380 kV-hoogspanningsverbinding. Het jaargemiddelde is hier dus al hoger dan 0,4 µT. Nader onderzoek moet dan ook worden verricht naar de bijkomende gezondheidsgevolgen door de aanleg van de ondergrondse hoogspanningsverbinding. De ondergrondse en bovengrondse hoogspanningsverbindingen zullen elkaar immers op korte afstand van de bedrijfswoning van [appellante] kruizen. De cumulatieve lange termijn effecten daarvan hadden moeten worden onderzocht. De raad heeft volgens [appellante] dan ook niet kunnen volstaan met de verwijzing naar het voorzorgbeleid uit 2005 en 2011 met betrekking tot hoogspanningslijnen en had in het kader van het vaststellen van het plan locatiespecifiek onderzoek moeten laten uitvoeren. Volgens [appellante] komt de raad ten onrechte tot de conclusie dat er geen gevoelige bestemming binnen de 0,4 µT-contour van de ondergrondse hoogspanningsverbinding aanwezig is.

4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:238), brengt het in gebruik nemen van een hoogspanningsverbinding onder meer met zich dat daar omheen een magnetisch veld ontstaat. De sterkte van een magnetisch veld op een bepaalde plaats is afhankelijk van de hoeveelheid stroom die wordt getransporteerd of gebruikt, maar is ook sterk afhankelijk van de afstand van de bron die het veld veroorzaakt. Hoe groter de afstand tot de hoogspanningsverbinding, des te sneller neemt de veldsterkte af. Verder is voor de sterkte van het magneetveld de omstandigheid van belang of de hoogspanningsverbinding bovengronds of ondergronds wordt aangelegd.

Om korte termijn effecten te voorkomen wordt op grond van de laagste blootstelling waarbij effecten kunnen optreden een referentieniveau van 100 µT gehanteerd, welke waarde in Nederland op maaiveldniveau nergens wordt overschreden, ook niet direct onder bovengrondse hoogspanningsverbindingen. Voor de effecten op de gezondheid voor de lange termijn is op rijksniveau beleid ontwikkeld. Dit beleid is gebaseerd op het Europese voorzorgbeginsel.

4.2.    Uit de toelichting bij het bestemmingsplan kan worden afgeleid dat de raad bij dit voorzorgbeleid aansluiting heeft gezocht. In de plantoelichting staat hierover het volgende. Op advies van de Gezondheidsraad is in 2005 een advies uitgebracht voor bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarin wordt geadviseerd zoveel als redelijkerwijs mogelijk te voorkomen dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig worden blootgesteld aan magnetische velden met een jaargemiddelde veldsterkte van meer dan 0,4 µT. Het advies komt erop neer om bij nieuwe situaties gevoelige bestemmingen (woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen) zo veel als redelijkerwijs mogelijk buiten de magneetveldzone van 0,4 µT te plaatsen. Om een magneetveldzone voor hoogspanningskabels en hoogspanningsstations te kunnen berekenen is door het RIVM op 26 oktober 2015 de "Handreiking voor het berekenen van de specifieke magneetveldzone bij bovengrondse hoogspanningslijnen" opgesteld. De berekeningsmethodiek voor de magneetveldzone van ondergrondse hoogspanningsverbindingen is neergelegd in de notitie "Afspraken over de rekenmethodiek voor de magneetveldzone bij ondergrondse kabels en hoogspanningsstations behorende tot de Randstad 380 kV verbinding" van 3 november 2011 van het RIVM.

In 2018 heeft de Gezondheidsraad een nieuw advies uitgebracht over mogelijke gezondheidseffecten van magneetvelden. Hierbij geeft de Gezondheidsraad de staatssecretaris van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (voorheen VROM) in overweging om het voorzorgsbeleid rondom bovengrondse hoogspanningslijnen uit te breiden naar ondergrondse elektriciteitskabels en andere bronnen die oorzaak kunnen zijn van langdurige blootstelling aan magnetische velden uit het hoogspanningsnet. Door de minister wordt verkend of een verbreding van het voorzorgsbeleid naar andere bronnen in het hoogspanningsnet wenselijk is.

Naar aanleiding van voornoemd onderzoek en beleid is in opdracht van TenneT de magneetveldcontour voor de aan te leggen ondergrondse 150 kV-kabelverbinding tussen de 150 kV-stations Tilburg Noord en Best berekend en onderzocht. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport "Berekening magneetveldzone. Kabelverbinding Tilburg Noord - Best" van 4 december 2020, opgesteld door adviesbureau Movares (bijlage 8 bij de plantoelichting). Daarbij wordt de magneetveldsterkte als gevolg van de ondergrondse kabelverbinding berekend op 1 meter boven maaiveld. Uit de berekeningen blijkt volgens de plantoelichting dat ruimschoots wordt voldaan aan de aanbeveling voor de magneetveldsterkte van maximaal 100 µT uit de Europese Richtlijn 1999/519/EC, maar ook dat er geen gevoelige bestemmingen binnen de contour van maximaal 0,4 µT komen te liggen. In de plantoelichting staat dat de breedte van de magneetveldzone afhankelijk is van de diepte van de kabels en van het feit of er sprake is van een gestuurde boring of open ontgraving. Uit de berekeningen in het rapport van Movares is volgens de plantoelichting gebleken dat de maximale breedte van de 0,4 µT-zone 10 meter is, uitgaande van gestuurde boringen. Binnen deze afstand zijn geen gevoelige functies aanwezig, zoals woningen. Verder staat in het rapport van Movares dat de magneetveldzone van de kruisende bovengrondse 380 kV-hoogspanningsverbinding niet in de berekeningen is meegenomen.

4.3.    Op verzoek van de Afdeling heeft de STAB een deskundigenbericht uitgebracht. Verzocht is om de gevolgen van het plan te beschrijven ten aanzien van de eventuele cumulatie van elektronische magnetische velden van de bovengrondse en ondergrondse hoogspanningsverbinding voor zover van belang voor de behandeling van het beroep van [appellante].

In het deskundigenbericht staat dat de gronden van [appellante] niet alleen liggen in de directe omgeving van de bestaande bovengrondse 380 kV-hoogspanningsverbinding, maar ook van de in het plan voorziene ondergrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding. Door de STAB is geconstateerd dat de woning van [appellante] op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied De Voorste Stroom" nagenoeg geheel staat binnen de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding" van de bestaande 380 kV-hoogspanningsverbinding en tevens is gelegen binnen de specifieke 0,4 µT-magneetveldzone van die verbinding. Verder blijkt volgens de STAB dat de woning zich bevindt op circa 34 meter van de in het plan toegekende bestemming "Leiding - Hoogspanning" ten behoeve van de ten tijde van het bestreden besluit voorziene ondergrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding.

4.4.    Zoals de Afdeling in onder meer de hiervoor genoemde uitspraak heeft overwogen, kan bij de aanleg van een bovengrondse hoogspanningsverbinding in redelijkheid bij het voorzorgbeleid van een magneetveldzone van 0,4 µT voor nieuwe situaties, worden aangesloten.

De Afdeling ziet geen aanleiding om daarover in dit geval anders te oordelen nu het over deze ondergrondse verbinding gaat.

Voor zover [appellante] stelt dat zijn woning is gelegen binnen de magneetveldzone van 0,4 µT van de ondergrondse hoogspanningsverbinding, overweegt de Afdeling als volgt. In het deskundigenbericht staat dat ter hoogte van de woning van [appellante] is gebleken dat de ondergrondse hoogspanningsverbinding zowel bij de voorgenomen aanlegdiepte van 15 m-mv als de geotechnische minimale diepte van 13,2 m-mv, niet leidt tot een 0,4 µT-magneetveldzone boven het maaiveld. Vanwege die omstandigheid en de afstand van ongeveer 35 m van de woning van [appellante] tot de dichtstbijzijnde en reeds aangelegde kabels van de ondergrondse hoogspanningsverbinding, concludeert de STAB dat ter plaatse van de woning van [appellante] geen sprake is van een 0,4 µT-magneetveldzone als gevolg van de ondergrondse hoogspanningsverbinding die het plan mogelijk maakt. Deze conclusie van de STAB heeft [appellante], ondanks zijn stellingname in zijn aanvullend beroepschrift dat aan het onderzoek van de STAB voorafging, verder niet bestreden. In het onderzoek van Movares is daar ook van uitgegaan. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellante] met wat hij heeft aangevoerd onvoldoende twijfel gezaaid over het standpunt van de raad dat de woning van [appellante] niet ligt binnen de magneetveldzone van 0,4 µT van de ondergrondse hoogspanningsverbinding.

Het betoog slaagt in zoverre niet.

4.5.    Ten aanzien van de invloed van de ondergrondse hoogspanningsverbinding op de magneetveldzone van de al bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding, overweegt de Afdeling als volgt. In het deskundigenbericht van de STAB staat dat in het landelijk beleid geen goedgekeurde rekenmethode voor de gecumuleerde effecten van bovengrondse en ondergrondse hoogspanningsverbindingen is beschreven en dat daarom door de raad en Tennet geen onderzoek naar cumulatieve effecten is gedaan. Omdat de woning van [appellante] is gelegen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van de al bestaande bovengrondse 380 kV-hoogspanningsverbinding, zou de beïnvloeding van de ondergrondse hoogspanningsverbinding volgens de deskundige van de STAB echter een (geringe) bijdrage kunnen leveren aan de gezamenlijke magneetveldsterkte en had deze bijdrage wel moeten worden berekend. In beginsel zou de berekeningsmethode voor cumulatieve effecten bij bovengrondse hoogspanningsverbindingen ook kunnen worden toegepast bij ondergrondse verbindingen. De Afdeling ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de bevindingen van de STAB te twijfelen. Naar het oordeel van de Afdeling had het uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening op de weg van de raad gelegen om naar de cumulatieve effecten op dit perceel nader locatiespecifiek onderzoek te (laten) doen. Dat een goedgekeurde rekenmethode (nog) niet beschikbaar is voor de cumulatie van magneetveldsterktes van bovengrondse en ondergrondse hoogspanningslijnen, is in het licht van het STAB-advies onvoldoende voor de conclusie dat een goede ruimtelijke ordening zich daarom niet tegen de aanleg van de ondergrondse 150 kV-verbinding op dit perceel verzet. Dit betekent dat de raad onder verwijzing naar het rapport van Movares onvoldoende heeft gemotiveerd dat in dit geval geen onderzoek naar de beïnvloeding van de ondergrondse hoogspanningsverbinding op de magneetveldzone van de bovengrondse hoogspanningsverbinding behoefde te worden gedaan. Nu de raad ten onrechte geen onderzoek hiernaar heeft gedaan, is het plan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Overigens heeft TenneT zich ter zitting naar aanleiding van de grote zorgen van [appellante] over zijn gezondheid en die van zijn gezin bereid verklaard ter plaatse van zijn woning metingen te verrichten die een beeld kunnen geven van de feitelijke situatie.

Het betoog slaagt.

Gevolgen voor de bedrijfsvoering

5.       [appellante] voert aan dat zijn bedrijfsvoering wordt beperkt als gevolg van het plan. [appellante] stelt in dit verband dat aan het melkvee weidegang zal worden verleend ter plaatse van het voorziene tracé van de hoogspanningsverbinding. Het melkvee is voorzien van een zender om bewegingen te monitoren, maar straling van de hoogspanningsverbinding heeft volgens [appellante] een negatieve invloed op de werking van deze zender. De raad heeft volgens [appellante] onvoldoende onderzocht welke verstoringen mogelijk op kunnen treden en welke maatregelen daartoe dienen te worden genomen.

5.1.    In de zienswijzennota, randnummer 17, onder Z06, staat dat de toegepaste apparatuur voldoet aan de eisen omtrent beïnvloeding door magneetvelden zoals van hoogspanningsverbinding, waardoor verstoring volgens de raad in beginsel wordt uitgesloten. Voor zover alsnog verstoring op kan treden zullen door TenneT maatregelen worden getroffen om deze op te lossen. Ter zitting heeft TenneT toegelicht dat met [appellante] een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten waarin is bepaald dat indien de aanleg en ingebruikname van de hoogspanningsverbinding in de toekomst financiële schade veroorzaakt, bijvoorbeeld door storingen bij agrarische apparatuur, deze schade wordt vergoed. De Afdeling ziet in het betoog van [appellante] geen concrete aanknopingspunten voor de verwachting dat de bedrijfsvoering van [appellante] wordt beperkt als gevolg van straling van de hoogspanningsverbinding.

Het betoog slaagt niet.

Waardevermindering

6.       [appellante] voert aan dat het plan leidt tot waardevermindering van zijn bedrijf en gronden, nu op zijn gronden een belemmeringenstrook rust en hierdoor uitbreidingsmogelijkheden worden beperkt. De raad kon daarom niet volstaan met een verwijzing naar de overeenkomst met de initiatiefnemer, waarin is bepaald dat planschade op de initiatiefnemer kan worden verhaald.

6.1.    De raad heeft in het verweerschrift toegelicht dat TenneT voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden overeenkomsten zal sluiten met grondeigenaren teneinde afspraken te maken over de uitvoering en vergoeding van schade. Inkomens- en vermogensschade als gevolg van het plan kan via deze overeenkomst worden verhaald. Voorts omvat de overeenkomst eventuele planschade in de vorm van waardedaling als gevolg van de vaststelling van de in het plan voorziene belemmeringsstrook. Ter zitting heeft TenneT toegelicht dat de hiervoor bedoelde overeenkomst inmiddels is gesloten. Verder heeft de raad ter zitting toegelicht dat [appellante] geen concrete bouwplannen heeft ingediend waarmee bij de vaststelling van het plan rekening had moeten worden gehouden.

6.2.    Artikel 3.2 van de planregels luidt: "Op de voor "Leiding - Hoogspanning" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van maximaal 2 meter ten dienste van de in lid 3.1 bedoelde bestemming worden gebouwd."

Artikel 3.3 van de planregels luidt: "Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien:

1. belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;

2. hieromtrent schriftelijk advies is verkregen van de leidingbeheerder."

6.3.    De Afdeling overweegt dat het plan weliswaar leidt tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden op de gronden van [appellante], maar dat het plan niet iedere uitbreidingsmogelijkheid uitsluit. De Afdeling is van oordeel dat de raad een zwaarder gewicht heeft mogen toekennen aan het belang dat is gemoeid bij de aanleg van de hoogspanningsverbinding dan het belang van [appellante] bij handhaving van de bestaande situatie. Daarbij is van belang dat op grond van het bepaalde in artikel 3.3 van de planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het bouwen van een bouwwerk op gronden met de bestemming "Leiding - Hoogspanning" bouwen. Wat betreft de eventuele nadelige invloed van het plan op de waarde van gronden en het bedrijf van [appellante] bestaat geen aanleiding voor de verwachting dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.

Het betoog slaagt niet.

Alternatieven

7.       [appellante] betoogt dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar alternatieven. [appellante] stelt in dit verband dat er een alternatief tracé mogelijk is waarbij meer rekening wordt gehouden met zijn belangen. Met het aangedragen alternatief ligt het tracé aan de oostzijde van de N261 in plaats van op de gronden van [appellante].

7.1.    De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.

In de plantoelichting staat dat de raad in totaal vier verschillende tracéalternatieven heeft afgewogen: Noord, Midden, Zuid A58 en Zuid Wilhelminakanaal. De raad heeft zich daarbij onder meer gebaseerd op het rapport "Tracéstudie Tilburg Noord-Best 150 kV" van 20 februari 2020, opgesteld door TenneT. Met de vaststelling van het plan heeft de raad voor het op basis van de tracéstudie naar voren gekomen voorkeursalternatief Zuid A58 gekozen. Daarbij is gekozen voor een tracé dat technisch uitvoerbaar is, de minste ruimtelijke impact op de omgeving heeft, toekomstbestendig is en zo kort mogelijk is. In de zienswijzennota staat dat het door [appellante] aangedragen alternatief technisch niet uitvoerbaar is vanwege de lintbebouwing langs de Enschotsebaan op zeer korte afstand van de N261. Hierdoor is er onvoldoende ruimte voor een belemmeringsstrook van 16 m breed. Daarnaast is het door [appellante] aangedragen alternatief niet in overeenstemming met het uitgangspunt om het aantal kruisingen met wegen zoveel mogelijk te beperken. In het aangedragen alternatief kruist het tracé de N261 tweemaal. Volgens de raad brengt dit alternatief ook een aantal bezwaren met betrekking tot de technische uitvoerbaarheid en de vergunbaarheid met zich.

Gelet op wat de raad naar voren heeft gebracht over de technische uitvoerbaarheid en vergunbaarheid van het door [appellante] aangedragen alternatief, heeft de raad de in het plan gemaakte keuze voor het tracé in zoverre kunnen maken. De Afdeling ziet in wat [appellante] heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de raad bij de afweging van verschillende tracémogelijkheden een onvoldoende gemotiveerde keuze heeft gemaakt of de af te wegen belangen onvoldoende heeft onderkend.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

8.       Gelet op hetgeen onder 4.5 van deze uitspraak is overwogen, is het besluit tot vaststelling van het plan in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

9.       Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd.

Finale geschilbeslechting

10.     In het deskundigenbericht heeft de STAB in analogie met de berekeningsmethode voor kruisingen en parallelle bovengrondse hoogspanningsverbindingen de bijdrage van de ondergrondse hoogspanningsverbinding aan de gezamenlijke magneetveldsterkte op het perceel beoordeeld.

De Afdeling zal uit een oogpunt van finale geschilbeslechting beoordelen of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb, in stand kunnen worden gelaten.

11.     In het deskundigenbericht van de STAB wordt ten aanzien van gezondheidsgevolgen door de zich hier voordoende cumulatie het volgende geconcludeerd: "Vanwege de voorgenomen aanlegdiepte en de afstand tot de woning van appellanten is daarom ter plaatse van hun woning slechts sprake van een zeer geringe bijdrage aan de veldsterkte van het magneetveld van de nieuwe ondergrondse hoogspanningsverbinding. De berekende 0,01 µT is vele malen kleiner dan het ter plaatse al aanwezige magneetveld van de bovengrondse hoogspanningsverbinding. De extra bijdrage is praktisch verwaarloosbaar zodat geen sprake is van een relevante beïnvloeding/cumulatie". Gelet op de ligging van de indicatieve 0,4 µT-magneetveldzone op 100 meter van de hartlijn van die bovengrondse verbinding zal die bijdrage ter plaatse van de woning van [appellante] volgens de STAB zeer conservatief ingeschat meer dan 40 keer kleiner zijn dan het toegestane maximum van 0,4 µT-magneetveldzone waarin ook al een marge op grond van het voorzorgsbeginsel is opgenomen. De Afdeling ziet in wat [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding om aan de juistheid van de bevindingen van de STAB te twijfelen. Gelet hierop ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat met het plan vanwege het magneetveld dat ontstaat door verwezenlijking van het plan niet wordt voldaan aan het door de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening toegepaste voorzorgbeleid.

12.     Gelet op het voorgaande is het hiervoor onder 4.5 van deze uitspraak geconstateerde gebrek hersteld. En omdat het plan ook anderszins niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening kunnen de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.

Proceskosten

13.     De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de gemeente Tilburg van 14 december 2020 waarbij het bestemmingsplan "Tilburg, hoogspanningsverbinding 150 kV Tilburg Noord-Best" is vastgesteld;

III.      bepaalt dat de rechtsgevolgen van het onder II. vermelde besluit in stand blijven;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Tilburg tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellante B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Tilburg aan [appellant A] en [appellante B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 360,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. G.O. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.K. El-Wanni, griffier.

w.g. Venema

voorzitter

w.g. El-Wanni

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2023

911

Artikel delen