Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RVS:2024:3510

28 augustus 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

202204408/1/A2.

Datum uitspraak: 28 augustus 2024

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Leende, gemeente Heeze-Leende,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 19 mei 2022 in zaak nr. 21/1286 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard (hierna: het college).

Procesverloop

Bij besluit van 21 oktober 2020 heeft het college besloten om in de Zeelberg te Valkenswaard, ter hoogte van huisnummer 82, een zogenoemde landbouwsluis aan te leggen en het weggedeelte in beide richtingen gesloten te verklaren, met uitzondering van fietsers en bromfietsers.

Bij besluit van 20 april 2021 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij mondelinge uitspraak van 19 mei 2022 heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 1 mei 2024, waar [appellant], vergezeld door [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door M.J.W. van Rooij, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Bij het besluit van 21 oktober 2020 heeft het college besloten om in de Zeelberg te Valkenswaard, ter hoogte van huisnummer 82, een zogenoemde landbouwsluis aan te leggen en het weggedeelte in beide richtingen gesloten te verklaren, met uitzondering van fietsers en bromfietsers. Bij het besluit van 20 april 2021 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat hij geen belanghebbende is.

Uitspraak van de rechtbank

2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] geen belanghebbende is. De rechtbank stelt vast dat de woningen van [appellant] en de buurtgenoten niet zijn gelegen aan de Zeelberg en De Sil waarvoor het college een verkeersbesluit heeft genomen. Het realiseren van de landbouwsluis heeft daarom geen directe gevolgen voor het weggebruik en hun woongenot. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [appellant] en de buurtgenoten geen bijzonder, individueel belang hebben waarmee zij zich in voldoende mate onderscheiden van willekeurige andere weggebruikers. De rechtbank heeft verder overwogen dat [appellant] en zijn buurtgenoten weliswaar dicht bij de Zeelberg wonen en dat de afsluiting daarvan betekent dat er een keuzemogelijkheid wordt verloren om hun perceel te verlaten, maar dat dit ook geldt voor de andere bewoners van de wijk. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat de omrijdroute niet van dusdanig significante aard is dat dit voldoende onderscheidend zou kunnen werken.

Hoger beroep en de beoordeling

3.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij geen belanghebbende is. Hij voert daartoe aan dat zijn belang zich onderscheidt van het sluipverkeer dat uit België komt omdat hij een buurtgenoot is van de bewoners van de Zeelberg en dus als bestemmingsverkeer aangemerkt kan worden. De realisatie van de sluis heeft verder een negatieve invloed op de bereikbaarheid van zijn perceel. [appellant] wijst erop dat hij daardoor steeds tien minuten om zal moeten rijden als hij naar het centrum van Leende wil.

3.1.    In artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Een belang dat zich onvoldoende onderscheidt van de belangen van willekeurige anderen, is geen persoonlijk belang. Voor een verkeersbesluit betekent dit dat een persoon slechts een belanghebbende is, indien hij of zij een bijzonder, individueel belang heeft bij dat besluit, welk belang zich in voldoende mate onderscheidt van dat van andere weggebruikers (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2310).

3.2.    [appellant] woont aan de Bruggerhuizen. Dit is een weg in het buitengebied van Leende, omsloten door verschillende zandpaden die onbegaanbaar zijn voor auto’s. Die specifieke, afgelegen ligging van de woning van [appellant] zorgt ervoor dat er weinig alternatieve routes voor hem beschikbaar zijn om met de auto het centrum van Leende te bereiken of om voor anderen, zoals hulpdiensten, zijn woning te bereiken. Door het verkeersbesluit wordt een van die weinig beschikbare routes afgesloten. De andere beschikbare routes bieden bovendien geen vergelijkbaar alternatief. De Afdeling oordeelt daarom, anders dan de rechtbank, dat onder deze specifieke omstandigheden [appellant] zich in voldoende mate onderscheidt van andere gebruikers van het af te sluiten weggedeelte in de Zeelberg te Valkenswaard. Hij heeft daarom een bijzonder, individueel belang dat hem belanghebbende maakt. Het betoog slaagt.

Conclusie

4.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou moeten doen, zal de Afdeling het beroep van [appellant] tegen het besluit op bezwaar van 20 april 2021 alsnog gegrond verklaren en dat besluit vernietigen.

5.       Dit betekent dat het college opnieuw op het door [appellant] gemaakte bezwaar moet beslissen. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling ook aanleiding om te bepalen dat tegen het nieuwe besluit alleen bij haar beroep kan worden ingesteld (artikel 8:113, tweede lid, van de Awb).

6.       De vernietiging van de beslissing op bezwaar raakt het besluit van 21 oktober 2020, waarbij de vergunning voor de aanleg van de landbouwsluis is verleend, niet. Dit betekent dat het college met de aanleg van de landbouwsluis zou kunnen beginnen voordat inhoudelijk op het door [appellant] gemaakte bezwaar is beslist. Om dit te voorkomen zal de Afdeling met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb de voorlopige voorziening treffen dat het besluit 21 oktober 2020 is geschorst tot 6 weken nadat het college inhoudelijk op het bezwaar van [appellant] heeft beslist.

7.       Het college moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 19 mei 2022 in zaak nr. 21/1286;

III.      verklaart het beroep van [appellant] gegrond;

IV.     vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard van 20 april 2021, kenmerk 1389220/1398593;

V.      draagt het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard op om binnen 12 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van wat daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

VI.     bepaalt dat tegen het te nemen nieuwe besluit alleen bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;

VII.     treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 21 oktober 2020 is geschorst tot 6 weken nadat het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard op het bezwaar van [appellant] heeft beslist;

VIII.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard tot vergoeding van de in hoger beroep opgekomen proceskosten van € 53,79, geheel toe te rekenen aan in hoger beroep opgekomen reiskosten;

IX.     gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard het door [appellant] betaalde griffierecht ten bedrage van € 455,00 voor de behandeling van het beroep en hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, mr. J.Th. Drop en mr. J.C.A. de Poorter, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.

w.g. Polak

voorzitter

w.g. Van Loon

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2024

284-1062

Artikel delen