Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RVS:2024:4256

23 oktober 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

202403976/2/R4.

Datum uitspraak: 24 oktober 2024

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

1.       Vereniging Maarn-Maarsbergen Natuurlijk en Vereniging Bewonersbelangen Maarn-Maarsbergen (hierna samen en in enkelvoud: de Vereniging), beide gevestigd in Maarsbergen, gemeente Utrechtse Heuvelrug,

2.       de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Woudenberg (hierna: de raad),

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 maart 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, Henschotermeer" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder andere de Vereniging en de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug beroep ingesteld.

De Vereniging en de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Mooi Meer B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De raad, de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, de Vereniging en Mooi Meer B.V. hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 15 oktober 2024, waar de Vereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, vertegenwoordigd door drs. W. Hooghiemstra, F.L. van der Velde, P. Blom en R.N. van Dijk, bijgestaan door mr. M.W. Holtkamp en mr. R. Helder, beiden advocaat in Utrecht, en de raad, vertegenwoordigd door I.K. Kuperus, zijn verschenen. Verder is op de zitting Mooi Meer B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde C], [gemachtigde D] en [gemachtigde E], bijgestaan door mr. E.J.H. Plambeck, advocaat in Bodegraven, als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 6 september 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.

2.       Het plan voorziet in meerdere ontwikkelingen, zoals de realisatie van een restaurant, een expositieruimte met uitkijktoren en een kantoorruimte, op het terrein van recreatieplas het Henschotermeer. De initiatiefnemer van het plan is Mooi Meer B.V.

De Vereniging en de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat het bestemmingsplan wordt geschorst.

3.       Deze procedure leent zich niet voor beantwoording van de vraag of, zoals door Mooi Meer B.V. is gesteld, het beroep van de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug niet-ontvankelijk is. De ontvankelijkheid zal in de bodemprocedure nader onderzocht worden. En datzelfde geldt voor de door Mooi Meer B.V. gestelde niet-ontvankelijkheid van de Vereniging. In deze procedure gaat de voorzieningenrechter er op voorhand van uit dat zowel de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug als de Vereniging door de Afdeling in de hoofdzaak als belanghebbende zullen worden aangemerkt.

4.       De voorzieningenrechter zal de verzoeken van de raad van Utrechtse Heuvelrug en de Vereniging afwijzen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontbreekt namelijk het spoedeisend belang. Mooi Meer B.V. heeft op de zitting desgevraagd verklaard dat er geen aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend. Zij verwacht dat in het voorjaar van 2025 en in ieder geval niet eerder dan december 2024 of januari 2025 een omgevingsvergunning voor een deel van de te realiseren gebouwen zal worden aangevraagd. Over de inhoud van de in te dienen navraag wordt nagedacht. Ook in de gestelde vrees voor het kappen van bomen ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het aannemen van spoedeisend belang. In artikel 3.5.1, aanhef en onder b, van de planregels staat onder andere dat het kappen van bomen zonder een omgevingsvergunning niet is toegestaan. Om die reden heeft de voorzieningenrechter ook niet de verwachting dat aanlegwerkzaamheden, zoals het aanleggen van verharding voor een terras, snel zullen plaatsvinden. Voor deze aanlegwerkzaamheden moeten naar verwachting ook bomen worden gekapt, waar de hiervoor genoemde omgevingsvergunning voor nodig is.

5.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.

w.g. Minderhoud

voorzieningenrechter

w.g. Kamphorst-Timmer

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2024

776-1077

Artikel delen