Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RVS:2024:4276

23 oktober 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

202302493/1/R2.

Datum uitspraak: 23 oktober 2024

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellant B], wonend in Udenhout, gemeente Tilburg,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­-West-­Brabant van 29 maart 2023 in zaak nr. 22/1756 in het geding tussen:

appellanten

en

het college van burgemeester en wethouders van Tilburg 

Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2021 heeft het college aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een voedselbos met poel op het perceel [locatie] in Udenhout.

Bij besluit van 17 februari 2022 heeft college het daartegen door [appellant A] en [appellant B] ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 29 maart 2023 heeft de rechtbank het daartegen door [appellant A] en [appellant B] ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[vergunninghouder] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).

De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 27 augustus 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.

Inleiding

2.       De omgevingsvergunning heeft betrekking op de aanplant van een zogeheten voedselbos van ongeveer een halve hectare en de aanleg van een poel. Het voedselbos moet onderdeel gaan uitmaken van een gesloten ecosysteem en bestaat uit 500 struiken en bomen die bedoeld zijn voor de oogst van fruit en noten.

Het hoger beroep

3.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het voedselbos past binnen de op het perceel rustende bestemming "Agrarisch met Waarden" van het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012. De uitleg van de rechtbank, dat met het enkele gebruik van de grond om te komen tot het voedselbos reeds sprake is van bodemexploitatie als bedoeld in de bestemmingsomschrijving, is te beperkt. Voor een juiste uitleg van het begrip exploitatie moet volgens hen, bij gebrek aan een definitie in de planregels, worden aangesloten bij de omschrijving in Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal. Daarin wordt "exploiteren" omschreven als "drijven, runnen om er winst mee te maken". Het is helemaal niet zeker dat met het voedselbos winst zal worden behaald en de vergunninghouder beoogt dat ook niet. Het voedselbos wordt niet uit commerciële overwegingen aangelegd zodat niet met recht kan worden gesproken van exploitatie van de bodem, aldus [appellant A] en [appellant B].

4.       Het perceel waarop het voedselbos wordt aangelegd heeft in het bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch met Waarden".

Artikel 5.1.1, van de planregels van het bestemmingsplan luidt:

"De voor "Agrarisch met Waarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen."

4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2896, ro. 3.3) zijn de op de verbeelding aangegeven bestemming en de daarbij behorende regels bepalend voor het antwoord op de vraag of een bouwplan ― of zoals hier het gebruik ― in strijd is met het bestemmingsplan. Zoals volgt uit de uitspraak van 23 oktober 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3579, ro. 15.2) dienen planregels omwille van de rechtszekerheid letterlijk te worden uitgelegd. De rechtszekerheid vereist immers dat van wat in het bestemmingsplan is bepaald, in beginsel dient te worden uitgegaan. Verder volgt uit de hiervoor genoemde uitspraak van 28 augustus 2019 dat de niet bindende toelichting bij het bestemmingsplan in zoverre betekenis heeft dat deze over de bedoeling van de planwetgever meer inzicht kan geven indien de bestemming en de bijbehorende voorschriften waaraan moet worden getoetst, op zichzelf noch in samenhang (systematiek) duidelijk zijn" (uitspraak van 25 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1897).

4.2.    De door [appellant A] en [appellant B] voorgestane uitleg van het begrip exploitatie volgt niet uit de letterlijke lezing van artikel 5.1.1. van de planregels. In deze bepaling zijn de gronden met de bestemming "Agrarisch met Waarden" met zoveel woorden bestemd voor de exploitatie van de bodem. Voldoende is dus dat de bodem zodanig wordt bewerkt dat met het telen van gewassen producten worden voortgebracht. De door [appellant A] en [appellant B] voorgestane uitleg van artikel 5.1.1., waarbij het maken van winst een voorwaarde is, is daarin niet te lezen.

De conclusie is dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het voedselbos past binnen de bestemming "Agrarisch met Waarden".

Het betoog slaagt niet.

5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden. 

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.

w.g. Minderhoud

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Boermans

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2024

Artikel delen