Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RVS:2024:4450

5 november 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

202201056/1/R2.

Datum uitspraak: 4 november 2024

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:

1.       Het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant (hierna: het college van GS),

2.       [appellante sub 2], gevestigd in Valkenswaard,

3.       [appellant sub 3], wonend in Valkenswaard,

4.       [appellant sub 4], wonend in Valkenswaard,

5.       [appellanten sub 5] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 5]), wonend in Valkenswaard,

6.       [appellant sub 6], wonend in Valkenswaard,

7.       [appellante sub 7], gevestigd in Valkenswaard,

8.       Groen en Heem Valkenswaard e.o. en Stichting Brabantse Milieufederatie, gevestigd in Tilburg,

9.       [appellant sub 9] en anderen, allen wonend in Valkenswaard,

10.     [appellante en appellant sub 10], gevestigd en wonend in Valkenswaard,

11.     [appellanten sub 11], wonend in Valkenswaard,

12.     [appellanten sub 12] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 12]), wonend in Valkenswaard,

13.     [appellant sub 13], wonend in Valkenswaard,

14.     [appellant sub 14], wonend in Valkenswaard,

15.     [appellant sub 15], wonend in Valkenswaard,

16.     [appellanten sub 16], gevestigd in Valkenswaard,

17.     [appellante sub 17] B.V. en anderen, alle gevestigd in Valkenswaard,

18.     [appellant sub 18], wonend in Valkenswaard,

19.     Manege Kluizerheide V.O.F., gevestigd in Valkenswaard,

20.     [appellanten sub 20] en anderen (tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 20]), gevestigd en wonend in Valkenswaard,

21.     [appellanten sub 21] (tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 21]), gevestigd en wonend in Valkenswaard,

22.     [appellant sub 22], wonend in Valkenswaard,

23.     Het dagelijks bestuur van het Waterschap De Dommel,

24.     [appellante sub 24], gevestigd in Valkenswaard,

25.     [appellanten sub 25] (tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 25]), wonend in Valkenswaard,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Valkenswaard,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben het college van GS, [appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellante sub 7], [appellant sub 4], [appellant sub 5], Groen en Heem Valkenswaard e.o. en Stichting Brabantse Milieufederatie, [appellant sub 9] en anderen, [appellanten sub 10], [appellanten sub 11], [appellant sub 12], [appellant sub 13], [appellant sub 14], [appellant sub 15], [appellant sub 18], Manege Kluizerheide, [appellant sub 20], [appellant sub 21], [appellanten sub 16], [appellant sub 22], het waterschap, [appellante sub 17] en anderen, [appellant sub 25], [appellant sub 6], en [appellante sub 24] beroep ingesteld.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: STAB) heeft op verzoek van de Afdeling een deskundigenbericht uitgebracht. Diverse partijen hebben hun zienswijzen op dit deskundigenbericht naar voren gebracht.

Diverse partijen hebben een nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft op 24 oktober 2024 een hoorzitting voor het geven van inlichtingen zoals bedoeld in artikel 8:44 van de Awb (een regiezitting) gehouden, waar een aantal partijen is verschenen of zich heeft laten vertegenwoordigen.

De Afdeling heeft na het vooronderzoek het onderzoek gesloten. Verder heeft de Afdeling de zaak van een meervoudige kamer verwezen naar een enkelvoudige kamer.

Overwegingen

Inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 6 februari 2020 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.

Het verzoek van de raad

2.       Naar aanleiding van het deskundigenbericht, heeft de raad op 16 mei 2024 beslist het verweer te staken en de Afdeling te verzoeken om het plan in zijn geheel te vernietigen. Hier heeft de raad de Afdeling bij brief van 30 mei 2024 over geïnformeerd. Volgens de raad blijkt uit het deskundigenbericht dat het bestemmingsplan veel gebreken bevat. Uit onderzoek van de raad blijkt dat het bestemmingsplan op diverse punten is vastgesteld in strijd met de goede ruimtelijke ordening. Volgens de raad gaat het om strijdigheden met de provinciale verordening en om het aspect stikstof. Deze gebreken lenen zich niet voor herstel door middel van een herstelbesluit, aldus de raad.

De regiezitting

3.       De Afdeling heeft op 24 oktober een regiezitting gehouden zoals bedoeld in artikel 8:44 Awb. Op deze regiezitting heeft de Afdeling inlichtingen ingewonnen bij partijen over het verzoek van de raad en of en in hoeverre de Afdeling tegemoet kan komen aan dit verzoek. Ook heeft de Afdeling met de partijen besproken wat de mogelijke gevolgen zijn van tegemoet komen aan dit verzoek. Op de regiezitting zijn de beroepsgronden niet inhoudelijk besproken.

Geconstateerde gebreken

4.       In het deskundigenbericht van de STAB staan een groot aantal gebreken in het bestemmingsplan opgesomd. Deze gebreken verschillen van aard en omvang. Zo is voor een deel van de gronden een provinciaal inpassingsplan van kracht is, wat consequenties heeft voor de bevoegdheid van de raad om een bestemmingsplan vast te stellen. Op meerdere locaties worden ontwikkelingen toegestaan die in strijd zijn met de provinciale omgevingsverordening. Ook ontbreken er bijlagen in het bestemmingsplan, en zijn op meerdere locaties bestemmingen of aanduidingen opgenomen waarvoor een onderbouwing ontbreekt. Daarnaast heeft de STAB in haar deskundigenbericht erop gewezen dat het bestemmingsplan het mogelijk maakt om weer dieren te gaan houden op het perceel Luikerweg 137, waar op dit moment geen veehouderij in bedrijf is. Dit kan leiden tot een toename van de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. De STAB heeft geconstateerd dat de raad geen onderzoek heeft gedaan naar deze mogelijke toename van stikstofdepositie.

5.       De Afdeling heeft de raad verzocht een standpunt in te nemen over deze bevinding van de STAB.

6.       De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het bestemmingsplan veel gebreken bevat. Volgens de raad moet in ieder geval geconcludeerd worden dat op grond van artikel 2.8, gelezen in samenhang met artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming, een passende beoordeling opgesteld had moeten worden. Dit geldt niet alleen naar aanleiding van de ontwikkeling die op het perceel Luikerweg 137 mogelijk wordt gemaakt, maar ook voor andere ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Dit betekent volgens de raad ook dat er in strijd met artikel 7.2a van de Wet milieubeheer geen milieueffectrapport is gemaakt.

7.       De Afdeling overweegt dat het bestemmingsplan een groot aantal gebreken bevat, waarvan een aantal fundamenteel van aard zijn die het bestemmingsplan in de kern raken. Om deze reden moet worden geoordeeld dat de raad het bestemmingsplan niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid en dat het besluit daarom in strijd is met artikel 3:2 van de Awb.

8.       De Afdeling beseft dat een vernietiging van het bestemmingsplan ertoe leidt dat sommige burgers en bedrijven bepaalde rechten verliezen. Een aantal partijen heeft om de Afdeling om deze reden verzocht niet tegemoet te komen aan het verzoek van de raad en een inhoudelijke uitspraak te doen.

De gebreken zijn echter zodanig omvangrijk en fundamenteel, dat deze zich niet lenen voor reparatie door middel van een herstelbesluit. Op de regiezitting is met partijen besproken wat de gevolgen zijn van een vernietiging. Hieruit volgt dat een vernietiging van het bestemmingsplan op veel locaties er niet toe zal leiden dat de bestaande activiteiten/bouwwerken in strijd zullen zijn met het planologische regime dat weer van kracht wordt door de vernietiging van het bestemmingsplan. Daar waar dat wel het geval is, heeft de raad aangegeven dat dit ook bij de totstandkoming van de beslissing het verweer te staken is afgewogen. De raad wil per geval de mogelijkheden bekijken om tot een oplossing te komen, bijvoorbeeld door middel van nadere (planologische) besluitvorming, al dan niet op verzoek van partijen. De raad heeft verder aangegeven graag in overleg te willen gaan met partijen, rekening houdend met wat is beoogd te regelen in het besluit van 16 december 2021 en wat is geconstateerd in het deskundigenbericht. Hiervoor is budget en mankracht vrijgemaakt.

Conclusie

9.       De beroepen zijn kennelijk gegrond omdat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid. Het bestemmingsplan komt voor vernietiging in aanmerking.

De Afdeling ziet aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening.

10.     De raad moet de proceskosten vergoeden. 

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart de beroepen gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Valkenswaard van 16 december 2021 waarmee het bestemmingsplan "Buitengebied 2" heeft vastgesteld;

III.      draagt de raad van de gemeente Valkenswaard op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt op de landelijke voorziening;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Valkenswaard tot vergoeding van:

a. bij [appellante sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.312,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

b. [appellant sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.312,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

c. [appellant sub 4] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

d. [appellanten sub 5] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.312,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

e. [appellant sub 6] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

f. [appellante sub 7] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.312,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

g. Groen en Heem Valkenswaard e.o. en Stichting Brabantse Milieufederatie in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

h. [appellante sub 10] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

i. [appellanten sub 11] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.312,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

j. [appellanten sub 12] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.312,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

k. [appellant sub 13] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.312,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

l. [appellant sub 14] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

m. [appellante sub 17] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

n. [appellant sub 18] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

o. Manege Kluizerheide V.O.F. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

p. [appellanten sub 20] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

q. [appellanten sub 21] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

r. [appellant sub 22] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

s. [appellanten sub 25] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V.       gelast dat dat de raad van de gemeente Valkenswaard aan de hierna vermelde appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:

a. € 365,00 aan [appellante sub 2];

b. € 184,00 aan [appellant sub 3];

c. € 184,00 aan [appellant sub 4];

d. € 184,00 aan [appellanten sub 5], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

e. € 184,00 aan [appellant sub 6];

f. € 365,00 aan [appellante sub 7];

g. € 365,00 aan Groen en Heem Valkenswaard e.o. en Stichting Brabantse Milieufederatie, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

h. € 184,00 aan [appellant sub 9] en anderen, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

i. € 365,00 aan [appellante sub 10], met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

j. € 184,00 aan [appellanten sub 11], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

k. € 184,00 aan [appellanten sub 12], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

l. € 184,00 aan [appellant sub 13];

m. € 184,00 aan [appellant sub 14];

n. € 184,00 aan [appellant sub 15];

o. € 365,00 aan [appellanten sub 16];

p. € 365,00 aan [appellante sub 17] en anderen, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

q. € 184,00 aan [appellant sub 18];

r. € 365,00 aan Manege Kluizerheide V.O.F.;

s. € 365,00 aan [appellanten sub 20] en anderen, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

t. € 365,00 aan [appellanten sub 21], met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan

u. € 184,00 aan [appellant sub 22];

v. € 365,00 aan [appellante sub 24];

w. € 184,00 aan [appellanten sub 25], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

x. € 365,00 aan het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

y. € 365,00 aan het dagelijks bestuur van het Waterschap De Dommel.

Aldus vastgesteld door mr. A ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.M. Schellingerhout, griffier.

w.g. Ten Veen

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Schellingerhout

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2024

980

Artikel delen