202404539/1/R1.
Datum uitspraak: 18 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Kudelstaart, gemeente Aalsmeer,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juni 2024 heeft het college het "TAM omgevingsplan hoofdstuk 22a - [locatie 1]-[locatie 2]" als wijziging van het omgevingsplan van de gemeente Aalsmeer vastgesteld (hierna: het besluit tot wijziging).
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 29 november 2024, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door A. Rustenhoven, zijn verschenen. Verder is op zitting Van Berkel Projectontwikkeling Leimuiden B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde] en ir. C.J.M. Burgmeijer, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] is eigenaar van de percelen [locatie 3] en [locatie 4] in Kudelstaart en woont op [locatie 3]. Op grond van het door de raad vastgestelde bestemmingsplan "Uiterweg Plasoevers 2021" mag op het perceel [locatie 3], net als op grond van het daarvoor geldende bestemmingsplan "Uiterweg Plasoevers 2005", een jachthavenbedrijf worden uitgeoefend.
Het op 9 februari 2017 door de raad vastgestelde bestemmingsplan "Nieuw Calslagen 2016" voorziet direct ten oosten van zijn percelen in maximaal 15 woningen op voormalige agrarische percelen langs de [locatie 3]. Met de uitspraak van de Afdeling van 13 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2475, is dat bestemmingsplan onherroepelijk geworden. Het bestemmingsplan "Nieuw Calslagen 2016" maakt op grond van artikel 4.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet onderdeel uit van het tijdelijke deel van het omgevingsplan als bedoeld in artikel 22.1 van de Omgevingswet. Om het wat betreft terminologie niet onnodig ingewikkeld te maken, zal de Afdeling in het vervolg van de uitspraak echter nog steeds spreken over het bestemmingsplan "Nieuw Calslagen 2016".
In artikel 8.3.1 van de planregels van het bestemmingsplan "Nieuw Calslagen 2016" is volgens het college per abuis opgenomen dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen binnen de bouwvlakken met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoger geluidsisolatiewaarde" niet eerder mag worden afgegeven dan nadat is aangetoond dat voor deze hoofdgebouwen een binnenwaarde van maximaal 35 dB(A) gegarandeerd kan worden bij een maximaal optredend geluidsniveau. De maximale binnenwaarde van 35 dB(A) had echter gerelateerd moeten worden aan het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in plaats van aan het maximaal optredend geluidsniveau. Het voorliggende besluit tot wijziging van het omgevingsplan is onder meer gericht op het corrigeren van artikel 8.3.1 van de planregels van het bestemmingsplan "Nieuw Calslagen 2016" door onder meer een voorrangsregel op te nemen. De voorrangsregel bepaalt dat de regel dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van geluidgevoelige gebouwen binnen de grenzen van het besluit tot wijziging alleen wordt verleend als het geluid door een activiteit anders dan wonen in een geluidgevoelige ruimte niet hoger is dan de waarde bedoeld in tabel 22.3.3 van artikel 22.63 van de regels van het omgevingsplan, voorgaat op artikel 8.3.1 van de planregels van het bestemmingsplan "Nieuw Calslagen 2016".
Toetsingskader
2. Het college neemt een besluit tot wijziging van het omgevingsplan met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Het college heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of met het besluit tot wijziging van het omgevingsplan sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot wijziging van het omgevingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Omvang van het geding
3. De Afdeling stelt voorop dat in dit geding uitsluitend het besluit van 11 juni 2024 aan de orde is. Wat [appellant] heeft aangevoerd over het volgens hem ten onrechte vastgestelde bestemmingsplan "Nieuw Calslagen 2016" en het daaraan ten grondslag gelegen door M+P raadgevende ingenieurs B.V. opgestelde rapport "Akoestisch onderzoek industrielawaai ten behoeve van bouwlocatie Nieuw Calslagen te Kudelstaart" van 28 juli 2016, de volgens hem ten onrechte verleende omgevingsvergunningen voor woningen aan de Jan Lunenburg Oever, de verwijdering van meerpalen, het afgraven van een strekdam en de eigendomsverhoudingen, kan in deze procedure geen rol spelen. Voor zover [appellant] verwijst naar gegevens uit procedures over die onderwerpen, heeft de Afdeling dat in haar beoordeling betrokken.
Intrekking
4. [appellant] heeft op de zitting de beroepsgronden over het niet persoonlijk in kennis zijn gesteld van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit en over het niet fysiek ter inzage hebben gelegen van het besluit tot wijziging met de bijbehorende stukken ingetrokken, zodat deze niet meer hoeven te worden besproken.
Inhoudelijk
5. [appellant] voert aan dat er in het door M+P raadgevende ingenieurs B.V. opgestelde rapport "Actualisering akoestisch onderzoek betreffende bouwlocatie Nieuw Calslagen" van 5 februari 2024 (hierna: het akoestisch rapport), welk rapport aan het besluit tot wijziging ten grondslag heeft gelegen, ten onrechte van wordt uitgegaan dat op zijn perceel feitelijk geen jachthaven wordt geëxploiteerd. In dat kader wijst hij erop dat het college op 12 mei 2023 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de herbouw van een botenhuis op het perceel [locatie 3]. Ook is er volgens hem in het akoestisch onderzoek geen rekening mee gehouden dat de oostelijke strekdam op het kadastrale perceel 7022 de bestemming "Recreatie - Jachthaven 1" heeft.
5.1. In het akoestisch rapport staat dat het woningbouwplan
Nieuw Calslagen inmiddels is gerealiseerd. In opdracht van de gemeente is akoestisch onderzoek uit 2016 geactualiseerd, waarbij is uitgegaan van de huidige informatie uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen. Direct aangrenzend aan de woningbouwlocatie ligt het perceel [locatie 3]. In het akoestisch rapport staat dat op dit perceel het planologisch mogelijk is om een jachthaven op te richten en in bedrijf te hebben. In het akoestisch rapport staat verder dat de geluidbelasting van de jachthaven is berekend door uit te gaan van normaal voorkomende werkzaamheden van een jachthaven waaronder het rijden en parkeren van personenwagens, het afspuiten van boten met een hogedrukreiniger, het in bedrijf zijn van een kraan om boten in het water te laten of uit het water te halen en lichte werkzaamheden aan boten. De geluidbelasting van de genoemde bronnen is gebaseerd op geluidmetingen die bij andere jachthavens zijn uitgevoerd.
5.2. Zoals de Afdeling al eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2932, over het in 2015 vastgestelde bestemmingsplan "Nieuw Calslagen", moet bij de beoordeling van de geluidbelasting niet worden uitgegaan van de feitelijke situatie op het perceel [locatie 3], maar van wat planologisch mogelijk is. De vraag of op het perceel van [appellant] daadwerkelijk een jachthaven wordt geëxploiteerd, is dus niet van belang. In het akoestisch rapport wordt terecht uitgegaan van wat planologisch mogelijk is op het perceel, namelijk het oprichten en in bedrijf hebben van een jachthaven. In figuur 1 uit het akoestisch rapport is verder aangegeven aan welke gronden de bestemming "Recreatie - Jachthaven 1" is toegekend. De Afdeling stelt vast dat tot deze gronden ook de strekdam behoort. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat in het akoestisch rapport geen rekening zou zijn gehouden met de strekdam.
Het betoog slaagt niet.
6. [appellant] vreest verder dat exploitatie van de jachthaven onmogelijk wordt door de aanwezigheid van de woningen op de ten oosten van zijn percelen aanwezige woningbouwlocatie "Nieuw Calslagen". In dat kader wijst hij erop dat uit het akoestisch rapport volgt dat bij verschillende woningen de grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en voor de maximaal optredende geluidsniveaus zullen worden overschreden.
6.1. Artikel 1 van de regels van het besluit tot wijziging luidt: "De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie TAM-IMRO - [locatie 1]-[locatie 2], waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0358.TAMOP22A-VG01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl/."
Artikel 2 luidt: "Een omgevingsvergunning voor het bouwen van geluidgevoelige gebouwen binnen de grenzen van dit TAM-IMRO omgevingsplan wordt alleen verleend als het geluid door een activiteit anders dan wonen in een geluidgevoelige ruimte niet hoger is dan de waarde bedoeld in tabel 22.3.3."
Artikel 4.1 luidt: "De regel in artikel 2 gaat voor op artikel 8.3.1 van het bestemmingsplan Nieuw Calslagen 2016 (NL.IMRO.0358.09A-VG01) dat onderdeel is van het tijdelijke deel van dit omgevingsplan als bedoeld in artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet."
6.2. Artikel 22.45 van de regels van het omgevingsplan luidt:
"1. Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld over de artikelen 22.44, 22.49 en 22.50 en de paragrafen 22.3.2 tot en met 22.3.26.
2. Met een maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van de artikelen 22.49 en 22.50 en de paragrafen 22.3.2 tot en met 22.3.26.
3. Een maatwerkvoorschrift wordt gesteld met het oog op de belangen, bedoeld in artikel 22.42.
4. Op het stellen van een maatwerkvoorschrift over een milieubelastende activiteit zijn de instructieregels in paragraaf 5.1.4 en artikel 5.165 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, van overeenkomstige toepassing."
Artikel 22.63 luidt:
"1. Met het oog op het voorkomen of het beperken van geluidhinder is het geluid door een activiteit op een geluidgevoelig gebouw, niet hoger dan de waarde, bedoeld in tabel 22.3.1.
Tabel 22.3.1 Waarde voor geluid op een geluidgevoelig gebouw:
[…];
3. Met het oog op het voorkomen of het beperken van geluidhinder is het geluid door een activiteit, in een geluidgevoelige ruimte binnen een in- of aanpandig geluidgevoelig gebouw, niet hoger dan de waarde, bedoeld in tabel 22.3.3.
Tabel 22.3.3 Waarde voor geluid in een geluidgevoelige ruimte binnen een in- of aanpandig geluidgevoelig gebouw:
."
6.3. Uit het akoestisch rapport volgt dat als gevolg van de exploitatie van de jachthaven op het perceel [locatie 3] het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, zoals opgenomen in tabel 22.3.1 van de regels van het omgevingsplan, op de gevels van verschillende woningen in de woningbouwlocatie "Nieuw Calslagen" zal worden overschreden met maximaal 8 dB(A) en dat ook het maximale geluidniveau, zoals ook opgenomen in die tabel, zal worden overschreden met maximaal 11 dB(A). Het blijkt dat de overschrijdingen vooral (maar niet uitsluitend) optreden bij de eerstelijnsbebouwing aan de westzijde van de woningbouwlocatie, aan de zijde van de jachthaven.
6.4. De Afdeling stelt vast dat de regels van het besluit tot wijziging alleen betrekking hebben op (delen van) de percelen [locatie 4], [locatie 5, locatie 6], [locatie 7], [locatie 8], [locatie 9] en [locatie 10]. De Afdeling stelt verder vast dat met het besluit tot wijziging geen nieuwe planologische ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt op deze percelen ten opzichte van wat daar op grond van het onherroepelijke bestemmingsplan "Nieuw Calslagen 2016" is toegestaan. Dat betekent dat in deze procedure tegen het besluit tot wijziging niet meer aan de orde kan komen of het mogelijk maken van woningbouw op deze percelen zal leiden tot een beperking van de planologische exploitatiemogelijkheden voor een jachthaven op het perceel van [appellant]. Ter verduidelijking overweegt de Afdeling naar aanleiding van het betoog van [appellant] dat uit het akoestisch rapport volgt dat bij verschillende woningen de waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en voor de maximaal optredende geluidsniveaus zullen worden overschreden, als volgt. Uit het akoestisch rapport volgt dat als op het perceel [locatie 3] daadwerkelijk een jachthaven zal worden geëxploiteerd er op de gevels van verschillende woningen in de woningbouwlocatie "Nieuw Calslagen" overschrijding van de in tabel 22.3.1 van de regels van het omgevingsplan opgenomen geluidswaarden zal plaatsvinden. Op zitting heeft het college toegelicht dat in dat geval echter op grond van artikel 22.45 van de regels van het omgevingsplan met een maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van deze geluidswaarden, zodat de bedrijfsvoering van de jachthaven niet zal worden beperkt. Het college heeft verder onweersproken gesteld dat alle 15 woningen in de woningbouwlocatie "Nieuw Calslagen" inmiddels zijn gebouwd en dat daarbij zodanige gevelisolatie is getroffen dat, als daadwerkelijk een jachthaven zal worden geëxploiteerd, zonder meer kan worden voldaan aan de in tabel 22.3.3 van de regels van het omgevingsplan opgenomen maximale binnenwaarden. Dat zijn de geluidswaarden die zijn toegestaan in een geluidsgevoelige ruimte van een woning.
Het betoog slaagt niet.
7. Wat [appellant] voor het overige heeft aangevoerd geeft ook geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit tot wijziging in strijd is met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties of anderszins met het recht.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.
w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Driessen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2024
634