Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RVS:2025:102

15 januari 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

202201139/1/R4.

Datum uitspraak: 15 januari 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellant B], wonend in Helmond,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 7 januari 2022 in zaak nr. 21/535 in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B]

en

het college van burgemeester en wethouders van Helmond.

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2020 heeft het college een verzoek van [appellant A] en [appellant B] om handhaving (hierna: het handhavingsverzoek) afgewezen.

Bij besluit van 4 januari 2021 heeft het college het door [appellant A] en [appellant B] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij tussenuitspraak van 14 september 2021 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na deze uitspraak het door haar geconstateerde gebrek in het besluit van 4 januari 2021 te herstellen.

Bij besluit van 19 oktober 2021 heeft het college gebruik gemaakt van de in de tussenuitspraak geboden gelegenheid tot herstel.

Bij einduitspraak van 7 januari 2022 (hierna: de einduitspraak) heeft de rechtbank het beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen de besluiten van 4 januari 2021 en 19 oktober 2021 gegrond verklaard en die besluiten vernietigd.

Tegen de tussenuitspraak en de einduitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld. [appellant A] en [appellant B] hebben om schadevergoeding verzocht.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Bij besluit van 22 februari 2022 heeft het college het door [appellant A] en [appellant B] gemaakte bezwaar alsnog gegrond verklaard en het handhavingsverzoek alsnog gedeeltelijk ingewilligd.

[appellant A] en [appellant B] hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 8 oktober 2024, waar [appellant A], en het college, vertegenwoordigd door mr. M. van Dam, zijn verschenen.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.

Het handhavingsverzoek is gedaan op 27 mei 2020. Dat betekent dat in dit geval het recht, waaronder de Wabo, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.

Inleiding

2.       [appellant A] en [appellant B] wonen aan de [locatie] in Stiphout-Zuid. Stiphout-Zuid is een gebied aan de zuidrand van de wijk Stiphout in Helmond waar het bestemmingsplan "Stiphout-Zuid" (hierna: het bestemmingsplan) geldt. Het bestemmingsplan is op 11 maart 2014 in werking getreden en voorziet onder meer in nieuwbouw van woningen. [appellant A] en [appellant B] hebben op 30 april 2018 een bouwkavel in dit nieuwbouwproject gekocht. In Stiphout-Zuid zijn inmiddels 58 woningen gerealiseerd. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de gemeente bij de verkoop van de bouwkavels in 2017 en 2018 de verwachting heeft gewekt dat de verkeersinrichting van Stiphout-Zuid overeenkomstig de toelichting bij het bestemmingsplan (hierna: de plantoelichting) en het daarbij behorende beeldkwaliteitsplan Stiphout-Zuid (hierna: het beeldkwaliteitsplan) zou worden gerealiseerd. Omdat de verkeersinrichting van Stiphout-Zuid niet met die verwachtingen strookt, is de gerealiseerde verkeersinrichting volgens [appellant A] en [appellant B] op een aantal punten in strijd met het bestemmingsplan. Daarom hebben [appellant A] en [appellant B] het handhavingsverzoek ingediend.

3.       In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het college niet heeft onderkend dat de weg Citroenvlinder in strijd met het bestemmingsplan gedeeltelijk is gerealiseerd in de aan de noordzijde van die weg gelegen bestemming "Groen". Volgens de rechtbank had het college moeten beoordelen of aanleiding bestaat om in dit geval van handhaving af te zien. De rechtbank heeft geoordeeld dat de besluitvorming in zoverre onzorgvuldig is en zij heeft het college in de gelegenheid gesteld om dit gebrek te herstellen.

Het college heeft op 19 oktober 2021 een herstelbesluit genomen. De rechtbank heeft in de einduitspraak dat herstelbesluit vernietigd.

Bij het besluit van 22 februari 2022 heeft het college het bezwaar van [appellant A] en [appellant B] gegrond verklaard, het handhavingsverzoek gedeeltelijk ingewilligd en een last onder dwangsom opgelegd aan de gemeente Helmond om de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo te beëindigen en beëindigd te houden door de Citroenvlinder zodanig te versmallen dat deze volledig in de bestemming "Verkeer - Verblijfgebied" ligt.

Het hoger beroep

De plantoelichting, het beeldkwaliteitsplan en de structuurvisie

4.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de plantoelichting en het beeldkwaliteitsplan geen onderdeel uitmaken van het juridisch bindende kader van het bestemmingsplan. [appellant A] en [appellant B] voeren onder verwijzing naar onder meer artikel 7.1 van de regels bij het bestemmingsplan (hierna: de planregels) aan dat het bestemmingsplan op zichzelf bezien zodanig abstract en onduidelijk is dat de plantoelichting en het beeldkwaliteitsplan moeten worden geraadpleegd om te kunnen begrijpen welke concrete inrichting de planwetgever heeft beoogd binnen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied". Volgens [appellant A] en [appellant B] blijkt uit de plantoelichting en het beeldkwaliteitsplan dat in Stiphout-Zuid geen andere wegen dan autoluwe erftoegangswegen zullen komen door enerzijds het centrum van Stiphout in zuidelijke richting te ontsluiten via de weg Vogelenzang ten westen van Stiphout-Zuid en anderzijds de Gasthuisstraat ter hoogte van de weg Stilpot te voorzien van een zogenoemde ‘knip’ om te vermijden dat sluipverkeer door Stiphout-Zuid gaat rijden. In strijd hiermee is de weg Vogelenzang alleen toegankelijk gemaakt voor fietsers en is de Gasthuisstraat ter hoogte van de weg Stilpot voorzien van een verkeersplateau in plaats van een knip, waardoor het autoverkeer vanuit het centrum van Stiphout via Stiphout-Zuid richting het zuiden kan rijden. [appellant A] en [appellant B] stellen dat de in de plantoelichting en het beeldkwaliteitsplan vermelde ontsluiting via de Vogelenzang ook is uitgewerkt in de door de raad van de gemeente Helmond vastgestelde Structuurvisie Stiphout uit 2009 (hierna: de structuurvisie) en dat het bestemmingsplan op die structuurvisie is gebaseerd. Volgens [appellant A] en [appellant B] kan uit de plantoelichting en het beeldkwaliteitsplan ook worden afgeleid dat de voetpaden in Stiphout-Zuid als trottoirs moeten worden aangelegd en dus, anders dan de gerealiseerde voetpaden, hoger moeten zijn dan de rijwegen. [appellant A] en [appellant B] wijzen daarbij op de betekenis van het woord ‘trottoir’ volgens het "Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal". Gelet hierop moet ervan kunnen worden uitgegaan dat de plantoelichting en het beeldkwaliteitsplan deel uitmaken van het bestemmingsplan. Voor zover de inrichting van Stiphout-Zuid niet met de plantoelichting en het beeldkwaliteitsplan strookt, is bij de inrichting van de wijk afgeweken van het bestemmingsplan en is sprake van een overtreding waartegen handhavend kan worden opgetreden, zo betogen [appellant A] en [appellant B]. [appellant A] en [appellant B] achten hierbij ook van belang dat zij ervan mochten uitgaan dat Stiphout-Zuid overeenkomstig de plantoelichting en het beeldkwaliteitsplan zou worden ingericht, gelet op de informatie die in 2017 en 2018 namens de gemeente bij de verkoop van de bouwkavels is verstrekt.

4.1.    Artikel 7.1 van de planregels luidt: "De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie

gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande

verkeer en het bestemmingsverkeer;

b.       parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en

afvalverzamelvoorzieningen;

c.       waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, wateropvang- en

infiltratievoorzieningen;

d.       leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

e.       met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen

zijnde."

4.2.    Gezien de vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 15 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:583, onder 4.2) heeft de rechtbank terecht overwogen dat de plantoelichting en het daarbij behorende beeldkwaliteitsplan geen onderdeel uitmaken van het juridisch bindende kader van het bestemmingsplan. Voor het beeldkwaliteitsplan heeft de rechtbank daarbij terecht verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 27 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1640, waarbij het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. In die uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat het beeldkwaliteitsplan geen juridisch bindend plandeel is. Onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 24 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:477, onder 3.2) heeft de rechtbank ook terecht overwogen dat de op de plankaart vermelde bestemming en de daarbij behorende regels bepalend zijn voor het antwoord op de vraag of een activiteit in strijd is met een bestemmingsplan. De niet bindende plantoelichting heeft in zoverre betekenis, dat deze meer inzicht kan geven over de bedoeling van de planwetgever indien de bestemming en de bijbehorende voorschriften waaraan moet worden getoetst op zichzelf noch in samenhang duidelijk zijn. De bedoeling van de planwetgever kan echter niet afdoen aan wat in planregels ondubbelzinnig is bepaald.

4.3.    De wegen en voet- en fietspaden in Stiphout-Zuid liggen binnen de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied". In wat [appellant A] en [appellant B] hebben aangevoerd is geen grond gelegen voor het oordeel dat artikel 7.1 van de planregels, op zichzelf bezien of in samenhang met andere planregels, onduidelijk is over wat binnen deze bestemming is toegestaan. Dat artikel 7.1 van de planregels ook in andere inrichtingsmogelijkheden voorziet dan die in de plantoelichting, het beeldkwaliteitsplan en de verkoopinformatie zijn vermeld, brengt niet met zich dat artikel 7.1 onvoldoende duidelijk is over welk gebruik is toegestaan. Daarom komt in dit geval geen betekenis toe aan de plantoelichting en het beeldkwaliteitsplan bij het antwoord op de vraag of sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan. De verwijzing naar de structuurvisie kan [appellant A] en [appellant B] niet baten, omdat de structuurvisie niet kan afdoen aan wat ondubbelzinnig in de planregels is bepaald. De Afdeling merkt hierbij overigens nog op dat in de structuurvisie niet is vermeld dat een ontsluiting van Stiphout in zuidelijke richting via de weg Vogelenzang moet worden gerealiseerd. De rechtbank heeft terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de inrichting van de weg Vogelenzang als fietspad, het realiseren van het verkeersplateau in de Gasthuisstraat, waardoor deze weg en andere wegen mede een functie krijgen voor het afwikkelen van doorgaand verkeer, en de niet als verhoogde trottoirs aangelegde voetpaden, niet in strijd zijn met artikel 7.1, aanhef en onder a, van de planregels.

Het betoog slaagt niet.

Verkeersbesluiten

5.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het handhavingsverzoek is beperkt tot het niet naleven van het bestemmingsplan en dat om die reden geen oordeel wordt gegeven over een eventuele overtreding van andere regelgeving, waaronder de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw). [appellant A] en [appellant B] voeren aan dat zij in het handhavingsverzoek hebben gevraagd om handhaving van artikel 15, tweede lid, van de Wvw. Volgens [appellant A] en [appellant B] had het college op grond van die bepaling verkeersbesluiten moeten nemen voor de inrichting van de weg Vogelenzang als fietspad, de aanleg van een verkeersplateau in de Gasthuisstraat ter hoogte van de weg Stilpot en de omstandigheid dat de voetpaden in Stiphout-Zuid, door hun hoogte ten opzichte van de rijweg, de facto zijn opengesteld voor gemotoriseerd verkeer.

5.1.    Het handhavingsverzoek heeft als opschrift ‘Verzoek tot handhaving bestemmingsplan Stiphout-Zuid’. [appellant A] en [appellant B] hebben in het handhavingsverzoek omschreven op welke punten de inrichting van Stiphout-Zuid volgens hen in strijd is met het bestemmingsplan. Bij hun vaststelling in het handhavingsverzoek dat voor een aantal uitgevoerde werken een planologische grondslag ontbreekt, hebben [appellant A] en [appellant B] geconstateerd dat ten behoeve van die werken, voor zover zij hebben kunnen nagaan, geen verkeersbesluit is genomen. [appellant A] en [appellant B] hebben aan deze constatering geen concreet verzoek om handhaving gekoppeld. In de conclusie van het handhavingsverzoek verzoeken [appellant A] en [appellant B] alleen om naleving van het bestemmingsplan. Gelet daarop is de Afdeling van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het handhavingsverzoek alleen strekt tot handhaving van het bestemmingsplan.

Het betoog slaagt niet.

Voorgevelrooilijnen

6.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat wat zij over de ligging van voorgevelrooilijnen hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college het handhavingsverzoek moet inwilligen. [appellant A] en [appellant B] voeren aan dat de voorgevelrooilijn van de woningen aan de weg Vuurvlinder niet voldoet aan de op grond van artikel 2.5.5 van de Bouwverordening Helmond 2012 (hierna: de Bouwverordening) geldende vereisten voor de ligging van voorgevelrooilijnen en dat deze vereisten op grond van artikel 14 van de planregels op het bestemmingsplan van toepassing zijn.

6.1.    Artikel 14 van de planregels luidt sinds de wijziging daarvan bij het op 27 februari 2018 vastgestelde bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Parkeren" (hierna: het paraplubestemmingsplan) als volgt:

"a.      Bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw dient op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid te worden gerealiseerd en vervolgens in stand te worden gehouden. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, indien wordt voldaan aan de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2017', als vastgesteld op 10 februari 2017. Indien deze beleidsregel gedurende de werking van dit plan wordt gewijzigd, dient aan de gewijzigde beleidsregel te worden voldaan;

b.       Bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw waarvoor een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen dient hieraan op het betreffende perceel tenminste voldaan te worden."

6.2.    De vereisten uit de Bouwverordening waarop [appellant A] en [appellant B] zich beroepen, zijn niet van toepassing op grond van artikel 14 van de planregels, dan wel op grond van een andere planregel. Voor zover [appellant A] en [appellant B] zich in hoger beroep direct op de Bouwverordening beroepen, kan het betoog hun niet baten, alleen al omdat hiervoor onder 5.1 is vastgesteld dat het handhavingsverzoek alleen zag op handhaving van het bestemmingsplan.

Het betoog slaagt niet.

Parkeerplaatsen

7.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet kan worden geconcludeerd dat in strijd met het bestemmingsplan sprake is van te weinig parkeergelegenheid in Stiphout-Zuid. [appellant A] en [appellant B] voeren aan dat op grond van het bestemmingsplan een parkeernorm geldt van 2,3 voor dure woningen en 2,1 voor middenklasse woningen. Volgens [appellant A] en [appellant B] zijn alle 58 woningen in Stiphout-Zuid dure woningen, zodat in Stiphout-Zuid in openbaar toegankelijk gebied en op eigen terrein minimaal 135 parkeerplaatsen beschikbaar moeten zijn. Indien het college moet worden gevolgd in zijn standpunt dat in Stiphout-Zuid 50 dure en 8 middenklasse woningen zijn gerealiseerd, dan moeten volgens [appellant A] en [appellant B] in totaal minimaal 132 parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Omdat in Stiphout-Zuid slechts 129 parkeerplaatsen beschikbaar zijn, is sprake van strijdigheid met het bestemmingsplan, zo betogen [appellant A] en [appellant B].

7.1.    Artikel 8.1 van de planregels luidt:

"De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       vrijstaande en aaneengesloten woningen met dien verstande dat ter

plaatse van de aanduiding 'vrijstaand’ uitsluitend vrijstaande

woningen zijn toegelaten;

b.       aan huis gebonden beroepen;

[…] en waarbij het parkeren conform de Beleidsregel parkeernormen Helmond 2007 wordt geregeld."

7.2.    Op grond van de Beleidsregel parkeernormen Helmond 2007, genoemd in artikel 8.1 van de planregels, de Beleidsregel parkeernormen Helmond 2017, genoemd in artikel 14, onder a, van de planregels, en de daaropvolgende Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020 (hierna samen: het parkeerbeleid), hoort Stiphout-Zuid bij de gebiedscategorie "Rest". Tussen partijen is niet in geschil dat in Stiphout-Zuid 58 woningen en 129 parkeerplaatsen zijn gerealiseerd en dat al deze woningen koopwoningen zijn. In het parkeerbeleid staat in de tabel met parkeernormen voor de categorie woningen, in de kolom "Rest", het kencijfer 1,8 bij middenklasse koopwoningen en het kencijfer 2 bij dure koopwoningen. In de kolom "Aandeel bezoekers" staat: "0,3 pp per woning". Naar het oordeel van de Afdeling gelden deze kencijfers als parkeernormen en is in deze parkeernormen een bezoekersaantal van 0,3 verdisconteerd. [appellant A] en [appellant B] hebben bij hun berekening het bezoekersaandeel bij de kencijfers opgeteld en zijn derhalve van een onjuiste parkeernormering uitgegaan. Uitgaande van de juiste parkeernormen moeten op grond van het parkeerbeleid in Stiphout-Zuid 116 parkeerplaatsen beschikbaar zijn als alle 58 woningen dure woningen zijn. Indien, zoals het college stelt, sprake is van 50 dure woningen en 8 middenklasse woningen, moeten in Stiphout-Zuid 115 parkeerplaatsen beschikbaar zijn. In Stiphout-Zuid zijn in totaal 129 parkeerplaatsen.

Alleen al hierom slaagt het betoog niet.

De beoordeling van de bevoegdheid tot handhaving

8.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat bij de beantwoording van de vraag of het college bevoegd is het bestemmingsplan te handhaven ook moet worden betrokken of de gemeente Helmond heeft gehandeld in strijd met de in de Omgevingswet vervatte zorgplicht, de in de Ambtenarenwet vervatte gedragscodes, Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Wvw, de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en de Algemene plaatselijke verordening Helmond 2020. Verder moet bij de beantwoording van die vraag worden betrokken of de gemeente Helmond heeft gehandeld in strijd met het verbod op vooringenomenheid, het verbod van detournement de procedure, het verbod van detournement de pouvoir, het zorgvuldigheidsbeginsel, het fair-play beginsel, het motiveringsbeginsel, het rechtzekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel, de materiële zorgvuldigheid en het evenredigheidsbeginsel, zo betogen [appellant A] en [appellant B].

8.1.    Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is het verboden om zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. Als dit verbod wordt overtreden, dan is het college bevoegd om handhavend op te treden. Voor het ontstaan van die bevoegdheid is niet relevant of bij dat verboden gebruik van gronden of gebouwen al dan niet is gehandeld in strijd met andere wet- en regelgeving of algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Het betoog slaagt niet.

Het beroep tegen het besluit van 22 februari 2022

9.       Het besluit van 22 februari 2022 wordt, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.

10.     [appellant A] en [appellant B] betogen dat het college niet heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank, omdat het college slechts beperkt is ingegaan op wat zij in bezwaar hebben aangevoerd.

10.1.  In de tussenuitspraak heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om het door de rechtbank geconstateerde gebrek te herstellen. In de einduitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het gebrek niet is hersteld en dat het college dat gebrek alsnog moet herstellen. In het dictum van de einduitspraak heeft de rechtbank echter geen opdracht aan het college gegeven waaraan het college bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar moet voldoen. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 22 februari 2022 niet strookt met een door de rechtbank aan het college gegeven opdracht.

Het betoog slaagt niet.

Verzoek om schadevergoeding

11.     [appellant A] en [appellant B] verzoeken om schadevergoeding ten bedrage van € 30.174,38, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop zij eigenaar zijn geworden van hun perceel aan de [locatie] in Helmond.

11.1.  [appellant A] en [appellant B] hebben hun verzoek om schadevergoeding op de zitting beperkt tot € 25.000,00, zodat de Afdeling op grond van artikel 8:89, tweede lid, van de Awb bevoegd is om daarvan kennis te nemen. [appellant A] en [appellant B] stellen dat die schade is veroorzaakt doordat het karakter van de wijk is veranderd en de inrichting van de wijk afwijkt van de verkeersluwe wijk zonder sluipverkeer. De Afdeling stelt vast dat dit geen schadeoorzaak is als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb op grond waarvan een veroordeling tot vergoeding van geleden schade kan worden uitgesproken.

Voor zover [appellant A] en [appellant B] verzoeken om schade die zij hebben geleden als gevolg van het volgens hen onrechtmatig genomen besluit, geldt dat voor het toekennen van schadevergoeding een causaal verband moet bestaan tussen dat besluit en de gestelde schade. Het college heeft zich in het besluit van 22 februari 2022 op het standpunt gesteld dat het in het besluit van 16 juli 2020 ten onrechte heeft geweigerd om handhavend op te treden tegen de met het bestemmingsplan strijdige aanleg van een gedeelte van de Citroenvlinder op gronden met de bestemming "Groen". Het college heeft inmiddels handhavend opgetreden tegen die overtreding van het bestemmingsplan. [appellant A] en [appellant B] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de door hen gestelde schade het gevolg is van de omstandigheid dat het college die overtreding niet al bij het besluit van 16 juli 2020 heeft geconstateerd. Dit betekent dat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Conclusie

12.     Het hoger beroep is ongegrond. De rechtbankuitspraken moeten worden bevestigd, voor zover aangevallen. Het beroep tegen het besluit van het college van 22 februari 2022 is ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

13.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bevestigt de rechtbankuitspraken, voor zover aangevallen;

II.       verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Helmond van 22 oktober 2022, kenmerk S&B.JT 1.2022.0012.001, ongegrond;

III.      wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. G.O. van Veldhuizen en mr. J.C.A. de Poorter, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.J.C. Robben, griffier.

w.g. Hoekstra

voorzitter

w.g. Robben

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2025

610-1096

Artikel delen