De Ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening en houdt de verplichting in om bij het toestaan van een nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren dat daaraan behoefte bestaat. Hiermee wordt beoogd leegstand en onnodige bebouwing te voorkomen en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren.
Onlangs is over dit onderwerp een
Kamerbrief
van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verschenen naar aanleiding van onderzoek naar de werking van de Ladder voor woningbouw.
Er is inmiddels een veelheid aan jurisprudentie beschikbaar over de wijze waarop een behoefteonderzoek moet plaatsvinden om in overeenstemming te zijn met de Ladder. In een tussenuitspraak van 22 mei 2019 (
ECLI:NL:RVS:2019:1668
) die wij in dit blogbericht bespreken bevestigt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State haar eerdere jurisprudentie (bijvoorbeeld
ECLI:NL:RVS:2016:24
) dat bij het behoefteonderzoek de harde plancapaciteit leidend is. De Afdeling overweegt in deze uitspraak voor het eerst (!) expliciet dat bij de harde plancapaciteit moet worden betrokken: het vergelijkbare aanbod dat op basis van onherroepelijke planologische besluiten toelaatbaar is, ook als het aanbod niet is gerealiseerd en de kans op realisatie gering is. Interessant is bovendien het oordeel van de Afdeling dat bij een aanzienlijke overcapaciteit de kwalitatieve meerwaarde van een ontwikkeling niet zonder meer de behoefte aan die ontwikkeling kan rechtvaardigen.
Moet bij de harde plancapaciteit ook het aanbod worden betrokken dat waarschijnlijk nooit zal worden gerealiseerd?
In de uitspraak van 22 mei 2019 ligt een bestemmingsplan voor dat in 2017 door de gemeenteraad van Breda (Raad) was vastgesteld om het bestaande viersterrenhotel Hotel Mastbosch uit te breiden met 53 kamers, een sauna, een fitnessruimte en ruimere parkeermogelijkheden. Een van de vragen die bij de Afdeling voorligt is, of de Raad de behoefte aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling wel voldoende heeft onderbouwd. Artikel 3.1.6. lid 2 Bro verplicht de Raad immers in dit geval de behoefte aan de uitbreiding van het hotel te onderbouwen. Het gaat daarbij zowel om de kwantitatieve behoefte als aan de kwalitatieve behoefte. De kwantitatieve behoefte wordt bepaald door de ontwikkeling af te zetten tegen het bestaande aanbod. Met kwalitatieve behoefte wordt bedoeld de behoefte aan het specifieke karakter van de voorziene stedelijke ontwikkeling.
Om aan deze verplichting te voldoen had de Raad een behoefteonderzoek laten uitvoeren. Daarbij was echter geen rekening gehouden met alle initiatieven die in onherroepelijke planologische besluiten mogelijk worden gemaakt. Bij de behoefteraming was namelijk niet betrokken het hotelaanbod waarvan de kans op realisatie volgens de Raad minder dan 75% was.
Het gehele aanbod in onherroepelijke planologische besluitvorming is relevant
De Afdeling maakt korte metten met de behoefteraming en verwijst daarvoor naar haar uitspraak van 13 januari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:24). Bij het behoefteonderzoek moet de harde plancapaciteit worden betrokken. Daaronder wordt verstaan het gehele aanbod aan in dit geval hotelkamers dat ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan voor de uitbreiding van Hotel Mastbosch in onherroepelijke planologische besluitvorming mogelijk is gemaakt.
Kan de kwalitatieve meerwaarde van de ontwikkeling een overaanbod rechtvaardigen?
De Raad had nog aangevoerd dat de uitbreiding van het hotel een zodanige kwalitatieve meerwaarde heeft ten opzichte van het bestaande aanbod, dat de overcapaciteit die ontstaat te rechtvaardigen is, maar deze grond slaagt ook niet. De Afdeling overweegt dat onvoldoende door de Raad duidelijk is gemaakt waarom het hotel zich in kwalitatief opzicht onderscheidt van het aanbod aan hotelkamers in de regio. Volgens de Afdeling neemt bij een aanzienlijk overschot de kans juist toe dat in de kwalitatieve behoefte reeds geheel of gedeeltelijk wordt voorzien door het andere aanbod aan hotelkamers. De Afdeling draagt de Raad op dit motiveringsgebrek in het besluit te herstellen.
Observaties
De Afdeling onderstreept met deze uitspraak het belang van het betrekken van de harde plancapaciteit bij het behoefteonderzoek dat is vereist op grond van artikel 3.1.6. lid 2 Bro. Het gehele aanbod in het relevante (markt)gebied dat beschikbaar is in onherroepelijke planologische besluitvorming is voor het behoefteonderzoek relevant. Dat geldt ook voor het aanbod dat nog niet is gerealiseerd en misschien ook nooit wordt gerealiseerd. Het belang van deze maatstaf wordt met de uitspraak die in dit blogbericht voorligt nog eens vergroot, doordat bij een fors overaanbod na een berekening met de harde plancapaciteit de kwalitatieve behoefte aan een ontwikkeling ook niet snel soelaas kan bieden. Hoe groter het overaanbod, hoe minder relevant de kwalitatieve meerwaarde is van een ontwikkeling, zo leiden wij af uit de voorliggende uitspraak. Dit wil overigens niet zeggen dat nooit wat op de harde plancapaciteit valt af te dingen. In een uitspraak van 14 februari 2018 (
ECLI:NL:RVS:2018:522
) oordeelde de Afdeling namelijk dat een niet benutte wijzigingsbevoegdheid geen harde plancapaciteit is om rekening mee te houden. Bovendien kunnen wij ons voorstellen dat er situaties zijn waarbij de kwalitatieve behoefte aan een ontwikkeling gemakkelijker is aan te tonen. Bijvoorbeeld wanneer geen uitbreiding van een reeds bestaand hotel voorligt, maar een compleet nieuw hotel met een zodanig vernieuwend concept dat dit hotel een nieuwe vraag creëert.
Door Jan Reinier van Angeren en Sophie Ravelli