"De door de aanvrager gemaakte deskundigenkosten komen bij toewijzing van de aanvraag voor volledige vergoeding in aanmerking, voor zover het gaat om redelijke kosten. Het begrip redelijke kosten wordt in de (rechts)praktijk wisselend uitgelegd. Dit komt de uniformiteit niet ten goede. Mogelijk kan de Vereniging van Nederlandse Vereniging van Gemeenten een handleiding ontwikkelen."
(Buiten) wettelijke regels
De onderbouwing van de aanvraag om planschade en nadeelcompensatie vergt specifieke deskundigheid. De meeste aanvragers beschikken niet over deze expertise en laten zich dan ook bijstaan door een deskundige (bijvoorbeeld een taxateur). Deskundigenbijstand brengt kosten met zich. Wordt de aanvraag toegewezen, dan is het bestuursorgaan gehouden de kosten te vergoeden. De kostenvergoeding wordt begrensd door het redelijkheidscriterium. Dit is voor planschade geregeld in art. 6.5 Wro. Een aantal nadeelcompensatieregelingen kent een vergelijkbare regeling.
Titel 4.5 Awb
Art. 4:129, aanhef onder b, Awb bepaalt dat het bestuursorgaan ingeval van toewijzing van de aanvraag om nadeelcompensatie de redelijke kosten ter zake van deskundige bijstand vergoedt (vgl. art. 6:98 lid 2 sub b BW). Dit sluit aan bij de huidige nadeelcompensatie- en planschadepraktijk. Voor de uitleg van het begrip redelijke kosten verwijst de wetgever naar de in de rechtspraak ontwikkelde dubbele redelijkheidstoets (
Kamerstukken II
2010/11, 32 621, nr. 3, p. 28). Art. 6.5 Wro en de bepalingen in de nadeelcompensatieverordeningen komen te vervallen na inwerkingtreding van titel 4.5 Awb. Het is niet bekend wanneer titel 4.5 Awb in werking zal treden.
Redelijke kosten
Van redelijke kosten is sprake indien het inroepen van deskundigenbijstand redelijk was en de omvang van de gemaakte kosten redelijk is. Dit wordt de dubbele redelijkheidstoets genoemd. Wat redelijk is, hangt af van de omstandigheden van het geval (zie ook: F.A. Mulder, Kosten van deskundigen- en rechtsbijstand bij planschade en nadeelcompensatie
, O&A
2004, p. 101-108). De rechtspraak geeft hiertoe een aantal aanwijzingen.
Inschakelen deskundigenbijstand
De Afdeling acht het inschakelen van een taxateur ten behoeve van een aanvraag om een tegemoetkoming in de planschade in de regel niet noodzakelijk. De gedachte hierachter is dat de door de gemeente ingeschakelde taxateur (goed) in staat is de waardevermindering te beoordelen. Eventuele voor het conceptadvies gemaakte taxatiekosten worden in beginsel dus niet vergoed (ABRvS 11 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1032). Een vergelijkbare overweging treft men niet aan in de nadeelcompensatierechtspraak (zie ook:
Kamerstukken II
2010-2011, 32 621, nr. 4, p. 14). Mogelijk omdat het bij nadeelcompensatiezaken veelal gaat om inkomensschade en niet om waardevermindering. Bijstand door een accountant ter onderbouwing van de omvang van de inkomensschade wordt in de regel als redelijk aangemerkt (zie anders: art. 10 lid 2 Beleidsregel nadeelcompensatie infrastructuur en Waterstaat 2019).
Uurtarief deskundige
Het is vaste rechtspraak dat de kosten in een redelijke verhouding moeten staan tot het aantal aan de zaak bestede uren. Daarbij zijn van belang het gedeclareerde uurtarief en het totale bedrag dat gedeclareerd is. Een uurtarief van 195 acht de Afdeling niet onevenredig hoog (ABRvS 24 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3509). Dat geldt niet voor een uurtarief van 225. In die zaak matigde de Afdeling het uurtarief door deze bij te stellen naar een uurtarief van 175 (ABRvS 21 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2528). Uurtarieven van > 125 en 155 acht de Afdeling eveneens redelijk (ABRvS 27 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2600 en ABRvS 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2016:3305). Een uurtarief van 75 treft men ook aan in de rechtspraak (zie onder meer: ABRvS 7 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018;3601 en ABRvS 15 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1650). De Minister van Infrastructuur en Waterstaat hanteert dit tarief bij kostenvergoeding in planschade- en nadeelcompensatiezaken. De Afdeling heeft aangegeven het uurtarief 75 niet meer te hanteren. Verder is het vaste rechtspraak dat bestuursorgaan zich bij de kostenvergoeding niet mogen aansluiten bij het tarievenstelsel in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het Besluit proceskosten bestuursrecht dat een uurtarief van 121,95 voorschrijft, is uitsluitend van toepassing op de kostenvergoeding in de bezwaar- en beroepsfase (ABRvS 12 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:450).
Werkzaamheden deskundige
Onder de kostenvergoeding valt het indienen van een zienswijze op het conceptadvies van de door het bestuursorgaan ingeschakelde deskundige. Illustratief is de genoemde uitspraak van de Afdeling van 24 september 2014. Waarom de Afdeling het aantal gedeclareerde uren (27,75 uur) matigde tot 16 uur valt niet goed in te zien. Er zijn geen uitspraken bekend in hoeverre de overige werkzaamheden declarabel zijn. Men denke hierbij aan het locatiebezoek, het bijwonen van de hoorzitting en de onderhandelingen om te komen tot een schikking (vergelijk: Besluit ter vergoeding van kosten van deskundige bijstand bij minnelijke grondverwerving () ter voorkoming van gerechtelijke onteigening van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat).
Afsluitende opmerkingen
Duidelijk is dat redelijke kosten van deskundigenbijstand bij toewijzing van de aanvraag om planschade en nadeelcompensatie voor vergoeding in aanmerking komen. Daarbij heeft de Afdeling een aantal criteria ontwikkeld. De uren die de deskundige aan de zaak heeft besteed, moeten in een redelijke verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden. Daarbij is het gedeclareerde uurtarief van belang. De als redelijk aangemerkte uurtarieven variëren aanzienlijk. Dit komt de uniformiteit niet ten goede. Een uurtarief van 75 is niet gerechtvaardigd. Verder zijn er geen vaste maatstaven welke werkzaamheden declarabel zijn. Daaronder valt in ieder geval het opstellen van een reactie op het conceptadvies. Mogelijk kan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een en ander standaardiseren. Daarbij wordt gedacht aan een handleiding (vergelijk de Handleiding vergoeding kosten bezwaar en administratief beroep van de Rijksoverheid, september 2002). Een bijkomend voordeel is dat bestuursorganen de kostenvergoeding voortaan zelfstandig kunnen afdoen. Dit werkt kostenbesparend en verhoogt mogelijk de acceptatiegraad van de uitkomst van het verzoek om kostenvergoeding.