Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

17e RECHTERLIJKE UITSPRAAK BOPA! (participatie + sociale veiligheid en overlast)

Er komen inmiddels steeds meer uitspraken beschikbaar over het instrument van de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). Op 28 oktober 2024 is een uitspraak gepubliceerd van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2024:10701). De 17e BOPA-uitspraak ging over het gebruik voor het huisvesten van 14 alleenstaande minderjarige vreemdelingen en begeleid wonen.

28 oktober 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de initiatiefnemer in dit geval voldoende aan participatie heeft gedaan. Hierbij is van belang dat in de Omgevingswet geen eisen worden gesteld aan de wijze waarop aan participatie moet zijn vormgegeven. Nu er een informatieavond voor omwonenden is geweest en draagvlak geen voorwaarde is om een ontwikkeling mogelijk te maken, heeft deze bezwaargrond geen redelijke kans van slagen.

De sociale veiligheid en (de te verwachten) overlast zijn aspecten die het college bij de beoordeling of er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties moet betrekken bij zijn besluitvorming. De voorzieningenrechter is van oordeel deze aspecten onvoldoende zijn betrokken in de ruimtelijke onderbouwing, de daarop door het college gebaseerde besluitvorming en de door het college te verrichten ruimtelijke belangenafweging in het bijzonder. Het college dient in de bezwaarfase dan ook nader te onderzoeken en te motiveren dat met het toestaan van de huisvesting van de minderjarige vreemdelingen sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Na afweging van de belangen die verzoekster heeft gesteld bij de schorsing van de omgevingsvergunning hangende de bezwaarfase komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat deze belangen minder zwaar wegen dan het belang van vergunninghouder en de belangen van de alleenstaande minderjarige vreemdelingen bij uitvoering van het bestreden besluit.

De eerdere 16 BOPA-uitspraken zijn de volgende:

•1. Rb. Gelderland van 29 maart 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:1822;

•2. Rb. Noord-Holland 2 april 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:3117;

•3. Rb. Gelderland 11 april 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:2126;

•4. Rb. Gelderland 13 mei 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:2827;

•5. Rb. Zeeland West-Brabant 9 augustus 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:5121;

•6. Rb. Midden-Nederland 9 augustus 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:4727;

•7. Rb Amsterdam 12 augustus 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4679;

•8. Rb. Gelderland 23 augustus 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:5749;

•9. Rb. Midden-Nederland 26 augustus 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:5097 ;

•10. Rb. Zeeland West-Brabant 29 augustus 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:5780;

•11. Rb. Gelderland 30 augustus 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:5928;

•12. Rb. Den Haag 13 september 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:14503;

•13. Rb. Midden-Nederland 30 september 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:4951;

•14. Rb. Midden-Nederland 3 oktober 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:5244;

•15. Rb. Gelderland 14 oktober 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:6960;

• 16. Rb. Overijssel 24 oktober 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:5423.

In de uitspraak van 28 oktober 2024 beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de verleende omgevingsvergunning voor het huisvesten van alleenstaande minderjarige vreemdelingen in het gebouw aan [adres]. Bij besluit van 19 juni 2024 (bestreden besluit) heeft het college deze omgevingsvergunning verleend.

Verzoekster voert aan dat zij en andere omwonenden onvoldoende zijn betrokken bij de totstandkoming van de verleende omgevingsvergunning en dat onvoldoende participatie heeft plaatsgevonden. Zij vreest met name voor de (sociale) veiligheid en overlast in de omgeving en meent dat haar belangen en de belangen van andere omwonenden onevenredig worden aangetast. Verzoekster vindt het besluit onduidelijk doordat niet blijkt waarvoor omgevingsvergunning is verleend. In het besluit is volgens haar ook onvoldoende geborgd dat er 24 uurs begeleiding en toezicht voor de minderjarige vreemdelingen is.

Tussen partijen is niet in geschil dat het huisvesten van de minderjarige vreemdelingen in het gebouw aan [adres] in strijd is met het (tijdelijk deel van) omgevingsplan van de gemeente Hoeksche Waard. Op het perceel was vóór 1 januari 2024 het bestemmingsplan “Correctieve herziening Wonen” van kracht. Dat bestemmingsplan maakt sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 onderdeel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan van de gemeente Hoeksche Waard. Volgens het bestemmingsplan “Correctieve herziening Wonen” geldt op het perceel de gebruiksfunctie “Maatschappelijk” met de functieaanduiding “Wonen”. Het gebruik als huisvesting voor minderjarige vreemdelingen past niet binnen de van toepassing zijnde regels, omdat de regels alleen bestaande woningen toestaan. In de bestaande situatie zijn geen woningen aanwezig.

Een activiteit die in strijd is met het (tijdelijk deel van) het omgevingsplan wordt een omgevingsplanactiviteit genoemd. Op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet is het verboden om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten. In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan beoordelingsregels. Deze beoordelingsregels vormen het toetsingskader dat geldt wanneer het college de omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verleent. In artikel 8.0a, tweede lid, van het Bkl staat dat de omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit alleen wordt verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de initiatiefnemer in dit geval voldoende aan participatie heeft gedaan. Hierbij is van belang dat in de Omgevingswet geen eisen worden gesteld aan de wijze waarop aan participatie moet zijn vormgegeven. Nu er een informatieavond voor omwonenden is geweest en draagvlak geen voorwaarde is om een ontwikkeling mogelijk te maken, heeft deze bezwaargrond geen redelijke kans van slagen.

Uit het bestreden besluit blijkt dat het verzoekformulier en de ruimtelijke onderbouwing deel uitmaken van de omgevingsvergunning. Hiermee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende duidelijk dat de omgevingsvergunning is verleend voor het gebruik van het gebouw aan [adres] voor het huisvesten van 14 alleenstaande minderjarige vreemdelingen en dat het begeleid wonen betreft. Dit neemt niet weg dat verweerder in het te nemen besluit op bezwaar duidelijker naar voren moet laten komen wat de 24 uurs begeleiding van de minderjarige vreemdelingen inhoudt en hoe hieraan concreet vorm wordt gegeven.

De voorzieningenrechter stelt vast dat de zorgen van verzoekster voornamelijk gaan over de (sociale) veiligheid in de buurt en (de te verwachten) overlast. De sociale veiligheid en (de te verwachten) overlast zijn aspecten die het college bij de beoordeling of er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties moet betrekken bij zijn besluitvorming. De voorzieningenrechter is van oordeel deze aspecten onvoldoende zijn betrokken in de ruimtelijke onderbouwing, de daarop door het college gebaseerde besluitvorming en de door het college te verrichten ruimtelijke belangenafweging in het bijzonder. Het college dient in de bezwaarfase dan ook nader te onderzoeken en te motiveren dat met het toestaan van de huisvesting van de minderjarige vreemdelingen sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Na afweging van de belangen die verzoekster heeft gesteld bij de schorsing van de omgevingsvergunning hangende de bezwaarfase komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat deze belangen minder zwaar wegen dan het belang van vergunninghouder en de belangen van de alleenstaande minderjarige vreemdelingen bij uitvoering van het bestreden besluit. Hierbij speelt een belangrijke rol dat de minderjarige vreemdelingen inmiddels in het gebouw aan [adres] wonen. Hoewel duidelijk is dat verzoekster en andere omwonenden daadwerkelijk overlast ondervinden, is de voorzieningenrechter niet gebleken dat deze overlast dusdanig is dat de omgevingsvergunning moet worden geschorst met als gevolg dat de minderjarige vreemdelingen niet langer onderdak hebben. Dit neemt niet weg dat het college met vergunninghouder en Alleen Samen Zorg in gesprek moet gaan hoe de overlast kan worden beperkt. De wijze waarop wordt vormgegeven aan de onder punt 8 genoemde 24 uurs begeleiding van de minderjarige vreemdelingen en de mogelijkheden van (rechtstreeks) contact van de omwonenden met (de begeleiders van) Alleen Samen Zorg spelen hierbij een belangrijke rol.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de omgevingsvergunning niet wordt geschorst en dat het gebouw aan [adres] (nog steeds) kan worden gebruikt voor de huisvesting van 14 alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

Artikel delen