Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Acculaadstation vergunningvrij? Ziet artikel 2, onderdeel 18, onder b Bijlage II Bor enkel op kleinschalige voorzieningen?

In de uitspraak van de Afdeling van 19 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2505 is ingegaan op de vraag of een acculaadstation al dan niet vergunningvrij is op basis van artikel 2, aanhef onderdeel 18, onder b van bijlage II Bor.

21 juni 2024

Samenvatting

Samenvatting

Dit artikellid bepaalt het volgende. Een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c Wabo is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:  een bouwwerk ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening, voor zover het betreft:  een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van (…) het opladen van accu’s van voertuigen (…). In de zaak geeft de Afdeling een oordeel of de rechtbank al dan niet terecht het standpunt heeft ingenomen dat dit artikellid enkel betrekking zou kunnen hebben op kleinschalige voorzieningen.

Bij besluit van 21 september 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Breda geweigerd handhavend op te treden tegen de aanwezigheid en het gebruik van een acculaadstation voor elektrische auto’s op het terrein van Hotel Princeville. Princeville exploiteert een hotel aan de Princenhagelaan 5 in Breda. Op het terrein stonden aanvankelijk 12 laadpalen, 1 transformator en 6 omvormers voor elektrische auto’s van het merk Tesla. Eind 2020 is dat aantal uitgebreid tot 16 laadpalen en 8 omvormers: het acculaadstation. Het acculaadstation is gebouwd op het terrein van Princeville, maar is eigendom van Tesla.

Princeville en Tesla betogen in hoger beroep dat het college terecht heeft geconcludeerd dat het acculaadstation zonder omgevingsvergunning mag worden gebouwd en gebruikt. Het oordeel van de rechtbank hierover is volgens hen onjuist. Uit artikel 2, aanhef en onderdeel 18, aanhef en onder b, van Bijlage II van het Bor volgt niet dat ook naar de kleinschaligheid en planologische impact van de betrokken bouwwerken moet worden gekeken. Volgens Tesla en Princeville had de rechtbank bij de letterlijke lezing van het artikel moeten blijven. Doordat de rechtbank heeft beoordeeld of het acculaadstation kleinschalig is, heeft het aan een buitenwettelijke eis getoetst die bovendien tegen de bedoeling van de wetgever en de rechtszekerheid en uitvoerbaarheid van de regel ingaat. Daarnaast betogen zij dat de rechtbank ten onrechte waarde heeft gehecht aan de planologische impact van het bouwwerk, aangezien voor een bouwwerk dat valt onder artikel 2 van Bijlage II van het Bor geen planologische toets hoeft te worden uitgevoerd.

Het college heeft zich in het nieuwe besluit weer op het standpunt gesteld dat het acculaadstation zonder omgevingsvergunning mag worden gebouwd en gebruikt.

[appellant sub 3] betoogt in het incidenteel hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het acculaadstation een infrastructurele of openbare voorziening is, zoals beschreven in de aanhef van onderdeel 18, van artikel 2, van Bijlage II van het Bor. Aangezien het acculaadstation is gelegen op het perceel van Princeville en niet op gemeentegrond of in de publieksruimte kan volgens hem niet gesproken worden van een openbare voorziening. Daarnaast staat het opladen van Tesla’s onvoldoende in samenhang met infrastructuur waardoor geen sprake is van een infrastructurele voorziening. Dat is volgens hem al voldoende om tot de conclusie te komen dat een omgevingsvergunning hiervoor nodig is.

Verder sluit hij zich aan bij het oordeel van de rechtbank over de interpretatie van artikel 2, aanhef en onderdeel 18, aanhef en onder b, van Bijlage II van het Bor, dat nog een grond biedt voor de conclusie dat een omgevingsvergunning nodig is.

De Afdeling overweegt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het acculaadstation een openbare voorziening is. Het acculaadstation heeft een openbaar karakter omdat er geen belemmeringen zijn voor het gebruik maken ervan. Het is voor iedere bezitter van een elektrische auto toegankelijk en deze kan aldaar dan ook gebruik maken van de aanwezige accu-oplaadfaciliteit. De eigendom van de grond, waarop het betreffende bouwwerk zich bevindt of de omstandigheid dat het gaat om een service tegen betaling, is voor de openbaarheid niet bepalend. Het toegankelijk zijn voor een ieder is bepalend, en dat is hier het geval. Of het acculaadstation een infrastructurele voorziening is, hoeft daarom geen bespreking. Het betoog van [appellant sub 3] slaagt niet.

Naar het oordeel van de Afdeling slaagt het betoog van Princeville en Tesla wel en is het standpunt van het college juist, dat voor het acculaadstation geen omgevingsvergunning nodig is op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel 18, aanhef en onder b, van Bijlage II van het Bor. Het acculaadstation valt immers onder de letterlijke tekst van deze bepaling, te weten een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van het opladen van accu’s van voertuigen.

De tekst van deze bepaling bevat ook geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het hier alleen zou gaan over een laadpaal, zoals [appellant sub 3] betoogt  Ook de bij de laadpalen behorende omvormers en transformatorkast zijn bouwwerken ten behoeve van het opladen van accu’s van voertuigen.

De systematiek en de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 2, aanhef en onderdeel 18, aanhef en onder b, van Bijlage II van het Bor geven geen redenen om af te wijken van de letterlijke tekst van dit artikel en om de lezing van de rechtbank te volgen dat deze bepaling zo moet worden geïnterpreteerd dat deze alleen bedoeld is voor kleinschalige voorzieningen.

In de eerste plaats geeft de systematiek van het Bor geen indicatie dat voor de toepasselijkheid van artikel 2, onderdeel 18, van belang moet worden geacht dat sommige daarin genoemde vergunningvrije bouwwerken tot kleinschalige voorzieningen zijn beperkt, zoals het door [appellant sub 3] genoemde onderdeel ‘onderdeel 18, aanhef en onder a’.

De Afdeling heeft daarbij eerder geoordeeld over een bouwwerk dat valt onder onderdeel b’, ‘(naderingsverlichting). Daarbij heeft zij de schaal hiervan niet in de beoordeling betrokken (zie de uitspraak van de Afdeling van 18 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:129, onder 22.2).

In de tweede plaats blijkt uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling niet dat ondanks de redactie ervan, toch bedoeld is om de bouwwerken ten behoeve van het opladen van accu’s van voertuigen te beperken tot kleinschalige voorzieningen.

In de nota van toelichting bij het besluit van 15 juni 2004 tot wijziging van [artikel 3 van] het Besluit bouwvergunningvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken (hierna: Bblb) (Staatsblad 2004, 291) staat dat bij de categorie van bouwwerken die inmiddels is opgenomen in het huidige artikel 2, aanhef en onderdeel 18, aanhef en onder b, van Bijlage II van het Bor, bewust het begrip "van beperkte omvang" is geschrapt en expliciet is gemaakt op welke bouwwerken de betrokken bepaling specifiek van toepassing is.

In de Wet van 18 maart 2010, houdende regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten (Crisis- en herstelwet) is aan dit artikelonderdeel toegevoegd: "het opladen van accu’s van voertuigen met een elektromotor als hoofdmotor," (Staatsblad 2010, 135). De geschiedenis van totstandkoming van deze toevoeging geeft geen indicatie dat hiermee is beoogd een beperking aan te brengen voor de omvang van de bouwwerken of deze te beperken tot kleinschalige voorzieningen.

De geschiedenis van totstandkoming van het Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht,) geeft ook geen indicatie dat een dergelijke beperking is beoogd bij het onderdeel waarin deze regels uit het Bblb in het Bor zijn overgenomen (Staatsblad 2010, 143; p. 152).

Anders dan de rechtbank overweegt, kan de planologische impact geen rol spelen bij de beoordeling van de vraag of het acculaadstation valt onder de regeling van artikel 2 van bijlage II van het Bor, omdat deze regeling juist een uitzondering bevat op - indien aan de orde - het vereiste van een omgevingsvergunning wegens strijd met een bestemmingsplan dat is opgenomen in artikel in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

Omdat de Afdeling tot de conclusie komt dat de omvang van het acculaadstation geen rol speelt bij de beoordeling van de vraag of deze zonder vergunning mag worden gebouwd en gebruikt, komt zij niet toe aan de betogen van Princeville en Tesla dat het acculaadstation kleinschalig is.

Conclusie is dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat voor het acculaadstation een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wabo is vereist. Het college is er dus terecht vanuit gegaan dat een dergelijke vergunning niet nodig is en dat op die grond niet handhavend tegen het acculaadstation kan worden opgetreden.

Waar is het geregeld onder de Omgevingswet?

Ook in de Omgevingswet is het oprichten van bouwwerken ten behoeve van het opladen van accu’s vergunningvrij. Onder de Omgevingswet bestaat een knip tussen de bouwtechnische activiteit en de omgevingsplanactiviteit. Voor beide categorieën is geregeld dat een acculaadstation vergunningvrij kan worden opgericht.

Voor de omgevingsplanactiviteit is in artikel 2.29, onder p, aanhef en onder en onder iii geregeld dat een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor het opladen van accu’s van voertuigen vergunningvrij is voor de omgevingsplanactiviteit.

Voor de bouwtechnische activiteit is dit geregeld in artikel 2.27, lid 2, onder i, onder Bbl.

Artikel delen