In de uitspraak van 4 december 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:5009) zet de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) met het oog op de rechtsvorming en rechtspraktijk de beoordeling van belanghebbendheid en de toepassing van het relativiteitsvereiste uiteen ten behoeve van de behandeling van ruim 700 beroepschriften die bij meerdere rechtbanken zijn ingediend.
Deze zijn allen gericht tegen het onder de Wet natuurbescherming (“Wnb”) genomen besluit van de toenmalige minister voor Natuur en Stikstof (“minister”) dat ertoe strekt om in 101 eerder aangewezen Natura 2000-gebieden bepaalde habitattypen en soorten alsnog (of beter dan eerder het geval was) te beschermen (“wijzigingsbesluit”). De Afdeling onderscheidt in haar uiteenzetting drie categorieën potentiële belanghebbenden: (i) natuurlijke en rechtspersonen die gronden in eigendom hebben of een (zakelijk) gebruiksrecht hebben op gronden in een op grond van de Habitatrichtlijn aangewezen natuurgebied (“Habitatrichtlijngebied”) (“categorie 1”); (ii) natuurlijke personen die buiten een Habitatrichtlijngebied wonen (“categorie 2”); en (iii) natuurlijke en rechtspersonen die stikstofveroorzakende bedrijfsmatige activiteiten uitvoeren buiten een Habitatrichtlijngebied (“categorie 3”). Voor de vraag of een individuele appellant als belanghebbende bij het wijzigingsbesluit kan worden aangemerkt acht de Afdeling daarnaast relevant dat het (i) wijzigingsbesluit kwalificeert als een omgevingsrechtelijk besluit, (ii) dit besluit is voorbereid met afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (“Awb”) en (iii) het besluit bestaat uit 101 te onderscheiden besluitonderdelen, zodat de belanghebbendheid van een appellant per besluitonderdeel moet worden beoordeeld. Voor betrokkenen in categorie 1 betekent het voorgaande dat zij per definitie belanghebbende zijn bij het besluitonderdeel waarin zij woonachtig zijn. Voor betrokkenen in categorie 2 geldt dat aan de hand factoren zoals afstand tot, zicht op en ruimtelijke uitstraling van het Habitatrichtlijngebied moet worden bepaald of het wijzigingsbesluit ‘gevolgen van enige betekenis’ voor het woon- en leefklimaat heeft. Die factoren gelden ook voor betrokkenen in categorie 3, voor zover het wijzigingsbesluit niet voorziet in een (bestreden) toevoeging of wijziging van de instandhoudingsdoelstelling voor stikstofgevoelige natuurwaarden in een Habitatrichtlijngebied. Is dit laatste wél het geval, dan geldt voor deze groep in beginsel een afstand van 25 kilometer tot het Habitatrichtlijngebied bij het aannemen van belanghebbendheid (een afstand die aansluit aan bij de rekenafstand van AERIUS Calculator).
Voor wat betreft de vraag of het in art. 8:69a Awb neergelegde relativiteitsvereiste in de weg staat aan de vernietiging van onderdelen van het wijzigingsbesluit: dit moet volgens de Afdeling per onderdeel van het wijzigingsbesluit (dat wil zeggen: per Habitatrichtlijngebied) worden beoordeeld (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706). Voor de belanghebbenden in categorie 1 betekent dit dat het relativiteitsvereiste niet in de weg staat aan de vernietiging van onderdelen van het wijzigingsbesluit, als dit besluit onnodig bepaalde habitattypen of soorten aan een Habitatrichtlijngebied toevoegt of een instandhoudingsdoelstelling daarvan wijzigt. Belanghebbenden in categorie 3 komen naar het oordeel van de Afdeling op voor hun belang gevrijwaard te blijven van de gevolgen voor hun bedrijfsvoering door onnodige bescherming. Omdat de in art. 2.1, eerste, vierde en zevende lid, Wnb bedoelde belangen, waarop zij zich met dat betoog beroepen, mede strekken ter bescherming van dit belang, staat het relativiteitsvereiste eveneens niet in de weg aan de vernietiging van onderdelen van het wijzigingsbesluit. Voor belanghebbenden in categorie 2 geldt dat zij opkomen voor het belang van een goed woon- en leefklimaat. Naar het oordeel van de Afdeling is dit een belang dat strikt genomen niet onder het beschermingsbereik van de art. 2.1, eerste, vierde en zevende lid Wnb valt, maar in beginsel wel verweven is met het algemene (natuurbeschermings-)belang dat de Wnb bedoelt te beschermen. Voor het aannemen van verwevenheid - in welk geval het relativiteitsvereiste niet aan een belanghebbende in groep 2 wordt tegengeworpen - dient onder meer de afstand van de woning van betrokkenen tot het Natura 2000-gebied en de inrichting van het gebied tussen ertussen in ogenschouw te worden genomen (vgl. de Afdelingsuitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706).