Uit de Afdelingsuitspraak van 4 december 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4989) volgt dat de artt. 172 en 174 Gemeentewet in dit geval geen grondslag kunnen bieden voor handhavend optreden tegen een moskee die beweerdelijk geweld en onderdrukking van vrouwen en ongelovigen propageert.
Een stichting die opkomt voor de rechten en positie van vrouwen had de burgemeester gevraagd hiertegen handhavend op te treden door bijvoorbeeld het sluiten van de moskee, het opleggen van een gebiedsverbod aan een nader genoemde gast-imam of het stilleggen van de website van de moskee. In geschil is of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de burgemeester dit verzoek mocht afwijzen, omdat de artt. 172 en 174 Gemeentewet in dit geval geen toereikende grondslag zouden bieden. De Afdeling overweegt dat in deze zaak de beginselplicht tot handhaving niet aan de orde is. Naar het oordeel van de Afdeling biedt artt. 174 Gemeentewet in dit geval geen grondslag voor handhavend optreden, omdat een moskee geen ‘voor het publiek openstaande gebouw’ is zoals bedoeld in het wetsartikel. Volgens de Afdeling heeft de rechtbank terecht overwogen dat dit uit de wetsgeschiedenis van de Wet openbare manifestaties (Wom) volgt. De Afdeling voegt daaraan toe dat moskeeën en andere gebedshuizen weliswaar doorgaans voor het publiek toegankelijk zijn, maar dat het de beheerders van de gebedshuizen zijn die bepalen aan wie zij toegang verschaffen. Specifiek ten aanzien van de in art. 172, derde lid, Gemeentewet neergelegde ‘lichte bevelsbevoegdheid’ van de burgemeester overweegt de Afdeling dat deze bevoegdheid niet specifiek in het leven is geroepen om het recht op het belijden van een godsdienst of levensovertuiging te beperken in gevallen als hier aan de orde. Deze bevoegdheid, zo verduidelijkt de Afdeling, biedt geen grondslag om het grondwettelijk gegarandeerde recht op het belijden van een godsdienst of levensovertuiging (art. 6 Grondwet) te beperken, net zo min als dat het geval is ten aanzien van het in art. 7, eerste lid Grondwet verankerde recht op vrijheid van meningsuiting. Omdat de stichting specifiek had verzocht om handhavend op te treden op grond van de artt. 172 en 174 Gemeentewet was de burgemeester niet gehouden te onderzoeken of hij op grond van andere wettelijke grondslagen zou kunnen handhaven. Met een overweging ten overvloede wijst de Afdeling erop dat voor de stichting de weg naar de burgerlijke rechter openstaat, voor zover sprake zou zijn van aan de moskee toe te rekenen onrechtmatige uitlatingen.