De Rechtbank Overijssel oordeelt in de uitspraak van 22 november 2024 (ECLI:NL:RBOVE:2024:6183) dat met het per 1 januari 2024 vergunningvrij worden van een voorheen vergunningplichtige erfafscheiding het procesbelang van eisers om een inhoudelijk oordeel te verkrijgen over hun tegen de verleende omgevingsvergunning gerichte beroep is komen te vervallen.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak voldoende procesbelang wordt aangenomen, als het resultaat dat met de procedure wordt nagestreefd ook daadwerkelijk kan worden bereikt én het realiseren van dat resultaat voor de betrokkene feitelijk betekenis kan hebben. Voor de vraag of er (nog) een procesbelang bestaat, is dus relevant wat de betrokkene met het rechtsmiddel nastreeft. Als hij reeds een zodanige rechtspositie heeft als met de procedure maximaal kan worden verwezenlijkt, ontbreekt een procesbelang. De bestuursrechter is alleen dan tot het beoordelen van rechtsvragen geroepen als dit van betekenis is voor het geschil over een besluit van een bestuursorgaan. De bestuursrechter is niet gehouden tot beantwoording van uitsluitend principiële rechtsvragen (vgl. de Afdelingsuitspraak van 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:703). Omdat de onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vergunde erfafscheiding onder de Omgevingswet (“Ow”) zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit (als bedoeld in art. 5.1, eerste lid, onder a Ow) of (technische) bouwactiviteit (in de zin van art., 5.1, tweede lid, onder a, Ow) mag worden gerealiseerd, is het procesbelang van eisers hangende de beroepsprocedure komen te vervallen. De rechtbank verklaart het beroep om die reden niet-ontvankelijk.