De opvang van dak- en thuislozen, verschillende beschermde woonvormen, de begeleiding van personen met een psychiatrische zorgbehoefte, Skaeve Huse; het zijn functies en bestemmingen waarvan iedereen vindt dat ze nodig zijn en gefaciliteerd moeten worden. Maar die goodwill stopt – meestal uit angst voor overlast – echter vaak bij de eigen backyard, zodat over omgevingsvergunningen of bestemmingsplannen die deze woonzorgvormen mogelijk maken regelmatig wordt geprocedeerd. Naast het goede woon- en leefklimaat, gaat het daarbij regelmatig over de vraag of de beoogde voorziening wel binnen de vigerende bestemming past, oftewel waar zorg begint en wonen eindigt en vice versa.
Zo ook in de uitspraak van 20 november 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4738) waarin Stichting IrisZorg in Deventer haar (inmiddels uitgevoerde) voornemen om een kantoorgebouw te gaan gebruiken voor de opvang van personen met psychische/psychosociale problemen, verdedigde. Het gaat om een vorm van beschermd wonen. Om het pand hiervoor geschikt te maken en 25 wooneenheden met gemeenschappelijke voorzieningen te realiseren, waren interne verbouwingen nodig.
De gevraagde omgevingsvergunning werd verleend, omdat het bouwplan en het beoogde gebruik volgens het college van B&W in overeenstemming zijn met de geldende bestemming/functie "Maatschappelijk" van het bestemmingsplan “Chw-bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen”. In beroep was een aanvullende beschrijving van het zorgconcept gegeven waarmee volgens de rechtbank afdoende duidelijk werd dat het plan binnen het bestemmingsplan paste..
In hoger beroep werd betoogd dat de beoogde gebruiksfunctie van het pand doorsloeg naar wonen in plaats van zorg, terwijl wonen binnen de bestemming “Maatschappelijk” nu juist niet is toegestaan. Dat er sprake is van een begeleidings- of behandelingstraject, zou onvoldoende zeggen over de aard en mate waarin zorg nodig is en betekent niet dat sprake is zorg. Ook was niet gebleken dat er sprake is van een verplicht begeleidings- of behandelingstraject, aldus appellant.
Dus wat is het? Wonen of toch zorg? Voor de praktijk zijn de volgende overwegingen van de Afdeling bestuursrechtspraak hierover relevant:
Bij toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan moet niet alleen worden beoordeeld of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming kan worden gebruikt, maar ook of het bouwwerk daadwerkelijk met het oog op het toegestane gebruik wordt gebouwd. Dit houdt in dat een bouwwerk in strijd is met de bestemming als redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of ook zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan de doeleinden die de bestemming toestaat.
In casu gaat het om de begeleiding van en zorg verleend door de Stichting aan personen met een niet-somatische hulpvraag. Die zorg en begeleiding zijn erop gericht om deze personen te leren zelfstandig te wonen. Er is 24-uurszorg (op afroep) beschikbaar. Het begeleidings- of behandelingstraject is voor de personen verplicht. De beschrijving van dit concept werd niet betwist met uitzondering van het punt dat op de 25 bewoners maar maximaal twee begeleiders overdag en één beveiliger ’s nachts in het pand aanwezig zijn. Daarmee zouden er te weinig medewerkers aanwezig zijn om voldoende zorg aan de 25 bewoners te kunnen leveren, en zou de woonfunctie overheersen.
De vraag ligt voor of sprake is van een woonsituatie met nagenoeg zelfstandige bewoning of van een situatie, waar sprake is van wonen met zorg. Nagenoeg zelfstandige bewoning is ter plaatse niet toegestaan. Gaat het om wonen met zorg, dan is dit te kwalificeren als een maatschappelijke voorziening ten behoeve van "welzijn" en "gezondheidszorg" en dat is op grond van het Chw-bestemmingsplan wel toegestaan. Er moet vervolgens betekenis worden toegekend aan de mate van zorg, inclusief toezicht en begeleiding, die aan de bewoners van de betrokken woningen wordt verleend.
Doorslaggevend is dat het verblijf van de personen in het pand sterk verwerven is met de zorg die aan hen wordt geboden. Het doel van de zorg is erop gericht op het aanleren van (woon)vaardigheden met als doel dat de personen in de toekomst (meer) zelfstandig kunnen wonen. Hiervoor ontvangen de bewoners een aantal uren begeleiding per dag. In het pand zijn ook continu twee medewerkers overdag en ten minste één beveiliger met zorgaantekening ’s nachts aanwezig. Het begeleidingstraject heeft daarnaast een verplicht karakter. Als de personen hun (zorg)afspraken niet nakomen, dan moeten zij uiteindelijk de wooneenheid verlaten. Dat laatste is ook het geval, als de personen in staat zijn om (meer) zelfstandig te wonen. De Stichting bepaalt of de personen in de wooneenheid mogen wonen. Dit alles duidt op zo’n intensieve mate van zorg dat het wonen door de personen in het pand dan ook niet is aan te merken als (nagenoeg) zelfstandige bewoning.
Niet van doorslaggevende betekenis is de hoeveelheid zorg die de medewerkers aan elk van de 25 bewoners individueel kunnen verlenen, maar de 24/7-beschikbaarheid en het verplichtende karakter van de zorg. Daarbij komt dat in het pand door de medewerkers ook groepszorg kan worden gegeven en andere zorgmedewerkers het pand bezoeken om individuele zorg en begeleiding aan de bewoners te geven.
Het blijft casuïstisch, maar ook deze uitspraak geeft weer wat meer praktische houvast bij de beoordeling of het gaat om wonen, of om zorg.