Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Bestemmingsplan en Didam-jurisprudentie + relativiteit

Over de verwijzing naar het arrest van 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778 (Didam) overweegt de Afdeling het volgende. In dat arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat uit het gelijkheidsbeginsel voortvloeit dat: "een overheidslichaam dat het voornemen heeft een aan hem toebehorende onroerende zaak te verkopen, ruimte moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen naar deze onroerende zaak indien er meerdere gegadigden zijn voor de aankoop van de desbetreffende onroerende zaak of redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere gegadigden zullen zijn.

26 oktober 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

In dat geval zal het overheidslichaam met inachtneming van de hem toekomende beleidsruimte criteria moeten opstellen aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn. Het gelijkheidsbeginsel brengt ook mee dat het overheidslichaam, teneinde gelijke kansen te realiseren, een passende mate van openbaarheid moet verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de onroerende zaak, de selectieprocedure, het tijdschema en de toe te passen selectiecriteria. Het overheidslichaam moet hierover tijdig voorafgaand aan de selectieprocedure duidelijkheid scheppen door informatie over deze aspecten bekend te maken op zodanige wijze dat (potentiële) gegadigden daarvan kennis kunnen nemen."

Daargelaten of zonder meer kan worden geconcludeerd dat niet aan vereisten uit dit arrest is voldaan, betekenen de eventuele gevolgen van dit arrest voor de koopovereenkomst tussen de gemeente Tynaarlo en de ontwikkelaars voor de betreffende gronden niet op voorhand dat het plan als zodanig niet uitvoerbaar is. Een bestemmingsplan regelt immers niet door welke gegadigde het moet worden uitgevoerd. Vereniging EP Zakelijk en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de raad op voorhand had moeten inzien dat het bestemmingsplan niet kan worden uitgevoerd zonder dat de daarvoor benodigde gemeentelijke gronden in strijd met het gelijkheidsbeginsel, zoals nader is uitgewerkt in dit arrest, aan de projectontwikkelaar zijn verkocht (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 20 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1157).

Voor zover Vereniging EP Zakelijk en anderen zich beroepen op het Didam-arrest, stelt de raad dat aan hen het relativiteitsvereiste moet worden tegengeworpen. Omdat gelet op het voorgaande de beroepsgrond over het Didam-arrest niet slaagt, hoeft niet te worden ingegaan op de vraag of het relativiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:69a van de Awb aan de vernietiging van het besluit op deze grond in de weg staat.

Artikel delen