Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Bestemmingsplanregeling voor bestemmingsplanactiviteiten (art. 7c Bu Chw) blijkt regeling voor binnenplanse afwijkingsactiviteiten, maar is desalniettemin onvoldoende rechtszeker en in strijd met Wro

De Afdeling oordeelt in haar uitspraak van 19 juni 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2506) dat het in strijd met de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de rechtszekerheid is om in een bestemmingsplan een regeling voor binnenplanse afwijkingsactiviteiten op te nemen die voorschrijft dat rechtstreeks moet worden getoetst aan niet uitputtend bepaald toepasselijk gemeentelijk beleid dat zelf op onderdelen onvoldoende concreet en objectief is bepaald om te kunnen dienen als toetsingskader voor te verlenen omgevingsvergunningen.

26 juni 2024

De planregels zijn in casu opgenomen in een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte (als bedoeld in art. 2.4 Crisis- en Herstelwet jo. art. 7c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (“Bu Chw”)) dat voorziet in de revitalisering van een deel van de binnenstad. Omdat in dit geval sprake is van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kunnen verder op grond van artikel 7c, eerste lid, onder a en b, van het Bu Chw, in aanvulling op artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, in het plan ook regels worden gesteld die strekken ten behoeve van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies. De eigenaar van een aantal percelen binnen het plangebied kan zich niet verenigen met het plan en voert onder meer aan dat verschillende planregels geen concreet herleidbare open norm bevatten waar de in de planregels genoemde beleidsregels aan zijn gekoppeld.

De Afdeling stelt vast dat de gemeenteraad heeft beoogd om gebruik te maken van de mogelijkheid die art. 7c, veertiende lid, Bu Chw biedt om voor een gebruiksactiviteit (in enge zin) die niet in strijd is met het bestemmingsplan toch een omgevingsvergunning te verlangen, maar dat de daartoe vastgestelde regeling van ‘bestemmingsplanactiviteiten’ niet alleen ziet op gebruik in enge zin maar deels of volledig ook op bouwactiviteiten. Daarmee zien de planregels niet op ‘bestemmingsplanactiviteiten’ als bedoeld in art. 7c, veertiende lid, Bu Chw, maar als binnenplanse afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in art. 3.6, eerste lid, onder c, Wro.

Omdat de betreffende planregels zelf ontoereikend zijn als toetsingskader voor een aan te vragen omgevingsvergunning, beschouwt de Afdeling de regeling voor de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid in strijd met de Wro en de rechtszekerheid. 

Artikel delen