Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Bestuursorgaan heeft functioneel daderschap onrechtmatige woningverhuur onvoldoende onderbouwd: Afdeling vernietigt boetebesluit

In de uitspraak van 12 juni 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2393) oordeelt de Afdeling dat het college van burgemeester en wethouders (“college”) de eigenaar van een woning ten onrechte als functioneel dader heeft aangemerkt wegens overtreding van de Huisvestingswet, zodat het college niet bevoegd was tot het opleggen van een bestuurlijke boete.

20 juni 2024

Samenvatting

Samenvatting

Het college had de boete opgelegd, nadat toezichthouders hadden geconstateerd dat de woning in strijd met art. 21, eerste lid, aanhef en onder a, Huisvestingswet 2014 (“Hvw”) werd gebruikt voor toeristische verhuur. Daarbij werd - anders dan bij het onder strikte voorwaarden gedoogde gebruik van de woning voor bed & breakfast (“B&B”) - niet voldaan aan de eis dat minimaal 60% ten de gebruiksoppervlakte van de woning ten dienste moet blijven staan aan (enkel) de hoofdbewoner van het pand. Het verhuren van de woning vond plaats via een bekende boeking website. In geschil is de vraag of het college de eigenaar van het pand, een rechtspersoon, terecht als functioneel dader heeft aangemerkt.

De Afdeling overweegt dat zij in haar uitspraken van 31 mei 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2067 en ECLI:NL:RVS:2023:2071) haar rechtspraak over het overtrederschap heeft genuanceerd en zij aansluiting heeft gezocht bij de strafrechtelijke criteria voor functioneel daderschap (zoals geformuleerd door de strafkamer van de Hoge Raad). Volgens de nieuwe lijn kan een rechtspersoon worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit, indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon, omdat de gedraging in beginsel alleen dan kan worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn, indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen: (a) het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon, (b) de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon, (c) de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening en (d) de rechtspersoon over de gedraging kon beschikken en deze, kort gezegd, heeft aanvaard. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college niet met stukken onderbouwd dat het in strijd met de regels voor het exploiteren van een B&B in gebruik geven van de woning voor toeristische verhuur van de woning dienstig is geweest aan de eigenaar van de woning (sub c). Evenmin heeft het college aangetoond dat de eigenaar de illegale verhuur zou hebben aanvaard (sub d). Zo heeft de eigenaar direct het pand direct na de verwerving bezocht en met de enige bewoner c.q. huurder gesproken over de verhuurd van de woning voor B&B. Op grond van de feitelijke situatie en de inschrijving van de huurder was aannemelijk dat deze het pand daadwerkelijk bewoonde en dat het mogelijk was het pand volgens de regels als B&B te verhuren. Volgens de Afdeling heeft het college niet onderbouwd dat de eigenaar van het pand het gebruik van de woning onvoldoende heeft gecontroleerd, temeer nu niet gebleken was van aanwijzingen om onrechtmatig gebruik te vermoeden. Bovendien heeft de eigenaar na het bekend worden met de onrechtmatige toeristische verhuur de huurrelatie met de huurder direct beëindigd. Onder deze omstandigheden heeft het college niet aangetoond dat de pandeigenaar de overtreding zou hebben aanvaard. Omdat het college deze ten onrechte heeft aangemerkt als functioneel dader, heeft het college de boete ook ten onrechte opgelegd.

Artikel delen