Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Boete voor foutparkeren terwijl eigenaar in het buitenland is

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: ‘het college’) laat op 8 april 2022 borden plaatsen met de mededeling dat er van 14 tot 22 april 2022 een parkeerverbod geldt en een wegsleepregeling van kracht is. Na het plaatsen van de borden laat het college een kentekenlijst opstellen met de voertuigen die geparkeerd staan in de zone waar het tijdelijke parkeerverbod gaat gelden.

28 oktober 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Op 14 april 2022 constateert een buitengewoon opsporingsambtenaar dat er een voertuig in de zone geparkeerd is. Dit voertuig staat niet op de kentekenlijst. Naar aanleiding hiervan besluit het college dezelfde dag om bestuursdwang toe te passen door het voertuig weg te slepen en in bewaring te stellen. De kosten hiervan worden op de eigenaar verhaald. De eigenaar (hierna: ‘appellant’) gaat in bezwaar tegen dit besluit. Op 18 juli 2022 besluit het college het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Op 14 februari 2023 verklaart de rechtbank het door appellant ingestelde beroep ongegrond. Vervolgens besluit het college op 21 maart 2024 om het besluit van 18 juli 2022 in te trekken en het bezwaar van appellant ongegrond te verklaren. Tegen de uitspraak van de rechtbank van 14 februari 2023 heeft appellant hoger beroep ingesteld.

Hoger beroep

Aan het besluit van 18 juli 2022, de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar, is ten grondslag gelegd dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Echter is het inmiddels niet in geschil dat het bezwaarschrift wel op tijd is ingediend. Het hoger beroep is gegrond en het, inmiddels ingetrokken besluit van 18 juli 2022, wordt vernietigd door de Afdeling.

Beroep

Het besluit van 21 maart 2024, namelijk de intrekking van de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar en het besluit om het bezwaar van appellant ongegrond te verklaren, wordt geacht van rechtswege onderwerp te zijn van dit geding (op basis van 6:24 Awb jo. 6.19, eerste lid, Awb).

Appellant voert aan dat hij zijn voertuig vóór 8 april 2022 heeft geparkeerd in de zone waar het parkeerverbod gold. Nu hij van 28 januari 2022 tot en met 17 april 2022 niet in Nederland was, kon hij niet weten dat er hier een tijdelijk parkeerverbod zou gaan gelden. Hierom stelt appellant dat de kosten van het wegslepen en in bewaring stellen van het voertuig niet voor zijn rekening behoren te komen. Daarnaast stelt hij dat het kenteken van zijn voertuig niet op de kentekenlijst staat vanwege een fout. Hij stelt dat er een vergelijkbaar kenteken op de lijst staat, en dat dit kenteken eigenlijk zijn kenteken had moeten zijn.

Juridisch kader

Volgens de vaste lijn van de Afdeling gaat de uitoefening van bestuursdwang samen met het kostenverhaal. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt als de aangeschrevene geen verwijt valt te maken over de ontstane situatie en als bij het ongedaan maken van de strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken, dat moet worden geoordeeld dat de kosten in redelijkheid niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene moeten komen.

Oordeel van de Afdeling

De Afdeling verklaart het beroep van appellant ongegrond. Het college heeft namelijk gesteld dat het kenteken op de kentekenlijst die vergelijkbaar was met het kenteken van appellant toebehoort aan een auto die op 17 november 2022 is gesloopt. Dit volgt uit informatie van de Dienst Wegverkeer. Hierom is het niet aannemelijk dat er sprake is van een vergissing. Daarnaast is de auto kort na de inbewaringstelling op 14 april door een huisgenoot van appellant opgehaald bij de bewaarplaats. Hieruit volgt dat de huisgenoot over het voertuig kon beschikken tijdens het verblijf van appellant in het buitenland. Het is niet uit te sluiten dat de huisgenoot het voertuig nadat de borden geplaatst zijn heeft geparkeerd in de zone van het parkeerverbod.

Artikel delen