Het college van burgemeester en wethouders van de Friese gemeente De Fryske Marren (hierna: ‘het college’) verleende bij besluit van 20 augustus 2021 een omgevingsvergunning voor het bouwen van een loods en bedrijfswoning. Deze loods zal worden gebruikt voor de huisvesting van maximaal 56 zoogkoeien en voor de opslag van veevoer en materieel.
Stichting Gaasterlân Natuerlân en anderen (hierna: ‘de Stichting en anderen’) maakten tegen dit besluit bezwaar, en gingen – nadat het college het bezwaar ongegrond verklaarde – tegen dit besluit in beroep. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en droeg het college op een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Bij besluit van 3 augustus 2022 verklaarde het college het bezwaar van de Stichting en andere wederom ongegrond. De Stichting en anderen hebben tot slot hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
De Stichting en anderen betoogden dat er een verklaring van geen bedenkingen van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân was vereist, omdat voor het bouwplan een vergunning is vereist op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: ‘de Wnb’) in verband met een nabijgelegen Natura 2000-gebied. De vergunninghouder had echter al een Wnb-vergunning voor het project aangevraagd bij gedeputeerde staten. Dit betekent volgens de Afdeling dat appellanten tegen dit toekomstig besluit van gedeputeerde staten kunnen opkomen. Een beoordeling door de Afdeling over de omstandigheden ten tijde van het besluit van 3 augustus 2022 voegt hier volgens de Afdeling niets aan toe, omdat geen verklaring van geen bedenkingen meer is vereist nu er een aanvraag om Wnb-vergunning is gedaan. De Afdeling heeft om deze reden dit betoog van de Stichting en anderen niet verder besproken en het beroep ongegrond verklaard. Ook de overige gronden van de Stichting en anderen over onder andere de toelaatbaarheid van de goothoogte en de bouw van een serre werden ongegrond verklaard door de Afdeling, omdat er geen strijd is met geldende regelgeving.