In een uitspraak van 16 oktober 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) geoordeeld dat de burgemeester van de gemeente Alkmaar (“burgemeester”) een aanvraag voor een evenementenvergunning terecht heeft afgewezen. De aanvraag zag op het organiseren van een evenement tijdens Koningsdag 2022. Hoewel een geslaagd hoger beroep er niet meer toe kan leiden dat de aanvrager het evenement alsnog kan organiseren – Koningsdag 2022 is immers al even geleden – kan de aanvrager nog wel een (proces)belang hebben bij een rechtmatigheidsoordeel van de Afdeling over de afwijzing van de aanvraag. Dit kan van belang zijn in een eventuele schadeprocedure.
De burgemeester vond dat de bij de aanvraag aangeleverde stukken onvoldoende en onvolledig waren. De aanvrager is daarom in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende stukken aan te leveren maar heeft dit niet gedaan, waarna de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (“Awb”) buiten behandeling is gesteld. In bezwaar heeft de burgemeester de buitenbehandelingstelling herroepen en de aanvraag afgewezen. Aan de herroeping heeft de burgemeester ten grondslag gelegd dat de beslistermijn van acht weken is overschreden waardoor de aanvraag niet meer buiten behandeling kon worden gesteld. Artikel 4:5, vierde lid, van de Awb schrijft voor dat een besluit om de aanvraag niet te behandelen binnen vier weken moet worden genomen nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. De aanvrager heeft tot 17 maart 2022 de tijd gehad om de aanvraag aan te vullen en de aanvraag is met het primaire besluit op 22 maart 2022 buiten behandeling gesteld. Aan artikel 4:5, vierde lid, van de Awb is dus voldaan. De burgemeester heeft hier echter rekening gehouden met de beslistermijn uit artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (“APV”). Daaruit volgt dat binnen acht weken op een aanvraag moet worden beslist.
De Afdeling laat zich in deze uitspraak eerst uit over de vraag of de burgemeester in bezwaar een inhoudelijk besluit op de aanvraag kon nemen. De Afdeling oordeelt daarover dat artikel 4:5 van de Awb een zogenoemde ‘kan-bepaling’ is. Een bestuursorgaan kan ervoor kiezen een aanvraag niet te behandelen. Dit geeft de burgemeester beleidsruimte, wat betekent dat de burgemeester er ook voor kan kiezen om in plaats daarvan een onvolledige aanvraag af te wijzen. Dit is dus ook mogelijk indien nog binnen de beslistermijn een besluit op de aanvraag wordt genomen. Een afwijzing is bovendien in het belang van de aanvrager, omdat hierdoor de inhoud van het besluit ter discussie kan staan in plaats van enkel de vraag of de aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld.
Vervolgens laat de Afdeling zich uit over de vraag of de vergunning terecht is geweigerd. Volgens de Afdeling heeft de burgemeester terecht geoordeeld dat de voor het evenement noodzakelijke plannen onvolledig of incompleet waren. Omdat de burgemeester hierdoor geen goede inschatting kon maken over de openbare orde en openbare veiligheid heeft hij zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat die belangen zich tegen verlening van de vergunning verzetten