Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Conclusie staatsraad A-G Nijmeijer over toepassing art. 6:19 Awb in bestemmingsplan- en omgevingsplanzaken

In de op 29 mei 2024 verschenen conclusie (ECLI:NL:RVS:2024:2238) adviseert staatsraad advocaat-generaal Nijmeijer (“A-G”),  in reactie op de door de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) gestelde vragen, om de regeling van fictief beroep (als bedoeld in art. 6:19 Awb) voortaan minder ruim toe te passen. Op die manier kan de Afdeling volgens de A-G de omvang van het geding in het reële beroep beperkt houden. 

10 juni 2024

Samenvatting

Samenvatting

Bestuursorganen nemen tijdens een bezwaar- of beroepsprocedure over een besluit regelmatig een nieuw besluit dat het bestreden besluit wijzigt. Art. 6:19 Awb bevat een regeling voor situaties waarin zo’n ‘nader besluit’ wordt genomen. Uit het eerste lid van het artikel volgt dat een bezwaar of beroep tegen een bestreden besluit van rechtswege mede betrekking heeft op een besluit tot intrekking, vervanging of wijziging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Deze regeling van fictief beroep voorkomt aldus een verlies aan rechtsbescherming.

Het betrekken van het nadere besluit in de lopende bezwaar- of beroepsprocedure voorkomt bovendien dat het aanhangige bezwaar of beroep ziet op een inmiddels achterhaald besluit. De A-G constateert dat in bestemmingsplanzaken -geschillen waarover de Afdeling in eerste en enige aanleg oordeelt - de afbakening tussen een nader besluit enerzijds en een primair besluit anderzijds niet eenvoudig blijkt en dat de Afdeling art. 6:19 Awb op dit moment ruim toepast.

Mede met het oog op toekomstige omgevingsplanzaken, kan het volgens de A-G vanuit het oogpunt van een effectieve geschilbeslechting nodig zijn om tot een scherpere afbakening te komen van de gevallen waarin art. 6:19 Awb van toepassing is. Op die manier kan de (potentieel) uitdijende werking van een fictief beroep op de omvang van het geding in het reële beroep worden beperkt. De A-G geeft de Afdeling in dit verband onder meer in overweging om voor het antwoord op de vraag of fictief beroep ontstaat voortaan meer rekening te houden met de precieze aard van het nadere besluit (is dit een herstel- of reparatiebesluit, een nieuw primair besluit of een combinatie van beiden?) en de in het reële beroep ingebrachte beroepsgronden.

Ook zou de kring van beroepsgerechtigden consequent kunnen worden ingeperkt tot diegenen die (i) door het nadere besluit in een nadeliger positie komen te verkeren of (ii) door gewijzigde feiten of omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden verweten geen beroep te hebben ingesteld tegen het oorspronkelijke besluit. 

Artikel delen