De, voor velen, bekende zaak over de elektriciteitscentrale Amercentrale van RWE, gaat over drie besluiten: het besluit waarbij een verzoek om handhavend op te treden tegen de Amercentrale van MOB en Leefmilieu is afgewezen, het besluit waarbij de natuurvergunning uit 2019 is verleend, en het besluit waarbij een verzoek om intrekking van de natuurvergunning uit 2011 is afgewezen.
De Afdeling stelt in de handhavingsdiscussie vast dat de emissie van de betreffende stoffen, onderdeel uitmaakte van het in 2011 vergunde project. De Amercentrale handelde door deze stoffen uit te stoten dus niet in strijd met de natuurvergunning uit 2011 of met de Wnb. De Afdeling komt in deze uitspraak daarom tot het oordeel dat de rechtbank het beroep tegen de weigering om handhavend op te treden tegen de Amercentrale terecht ongegrond heeft verklaard.
Verder heeft RWE een natuurvergunning aangevraagd voor de wijziging van het bedrijf. Het college heeft de natuurvergunning op basis van intern salderen verleend. Daarvoor heeft het college vastgesteld dat de aangevraagde bedrijfssituatie niet leidt tot een toename van stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie. De referentiesituatie is ontleend aan de natuurvergunning uit 2011.
De rechtbank heeft de vergunning vernietigd omdat er gebruik was gemaakt van onbenutte ruimte. Op basis van het nieuwe beoordelingskader (zie de Rendac uitspraak, die is opgenomen in de flits) komt de Afdeling tot het oordeel dat de vergunning terecht is vernietigd.
Met betrekking tot het verzoek om intrekking van de vergunning overweegt de Afdeling dat door de rechtspraakwijziging over Rendac, de intrekking van de natuurvergunning uit 2011, namelijk als passende maatregel kan worden ingezet. Dat betekent dat in dit geval niet meer relevant is of de natuurvergunning uit 2011 een verslechteringsvergunning is of niet. Het college heeft in het kader van artikel 5.4, tweede lid, van de Wnb onvoldoende inzichtelijk gemaakt met welke maatregelen uitvoering wordt of zal worden gegeven aan de noodzakelijke daling van stikstofdepositie binnen een afzienbare termijn. De Afdeling komt dus tot het oordeel dat de rechtbank het besluit waarbij het college het verzoek van MOB en Leefmilieu om de natuurvergunning uit 2011 in te trekken heeft afgewezen, terecht heeft vernietigd.