Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

De toepassing van spoedeisende bestuursdwang in relatie tot de LHS (dan wel LHSO)

De ABRvS heeft op 18 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3742 een erg relevante uitspraak gedaan over de toepassing van spoedeisende bestuursdwang (zoals bedoeld in artikel 5:31 Awb) in relatie tot de interventiematrix van de Landelijke handhavingsstrategie (LHS). Per 1 januari 2024 geldt overigens een vrijwel gelijkluidende opvolger: de Landelijke handhavingsstrategie omgevingsrecht (LHSO), die meer geënt is op de Omgevingswet die per 1 januari 2024 in werking is getreden.

18 september 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Roompot betoogt dat de minister niet heeft gemotiveerd dat er sprake was van een situatie die de toepassing van spoedeisende bestuursdwang rechtvaardigde. Zij verwijst daarbij op de Landelijke Handhavingsstrategie en de daarin opgenomen interventiematrix, waaruit volgens haar volgt dat het toepassen van spoedeisende bestuursdwang hier niet in de rede lag. De minister had haar eerst moeten aanspreken of informeren, aldus Roompot. Zij wijst er daarbij nog op dat de door de minister genoemde afweging van belangen wel al had plaatsgevonden, namelijk door het waterschap Scheldestromen, naar aanleiding van haar aanvraag om verlening van een vergunning op grond van de Waterwet.

De minister heeft spoedeisende bestuursdwang toegepast door het beletten van het voortzetten van de ontgrondingswerkzaamheden in de Verdronken Zwarte Polder. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de situatie zodanig spoedeisend was dat de opschriftstelling en bekendmaking van het bestuursdwangbesluit niet van tevoren kon plaatsvinden. De situatie vereiste volgens de minister onmiddellijk optreden, waarbij hij verwees naar de in artikel 3, tweede lid, van de Ontgrondingenwet vermelde belangen die volgens hem niet waren gewaarborgd in een vergunning. In het besluit op bezwaar heeft de minister in dit verband nader aangegeven dat een voorafgaande toets in het kader van de Ontgrondingenwet niet heeft plaatsgevonden, waardoor niet duidelijk was of de werkzaamheden op deze locatie en op deze wijze konden worden toegestaan en als deze konden worden toegestaan, onder welke eventuele voorwaarden. Omdat de werkzaamheden al in gang waren gezet en de mogelijke gevolgen onomkeerbaar waren, is onmiddellijk ingegrepen.

Beoordeeld dient te worden of de minister, gelet op de ten tijde van de besluitvorming op 17 september 2020 bij hem aanwezige kennis en ter beschikking staande gegevens, tot de conclusie kon komen dat zich een zodanige situatie voordeed dat spoedeisende bestuursdwang was vereist om deze situatie te beëindigen.

Uit eerder genoemde ruimtelijke onderbouwing blijkt dat Roompot ervan uitging dat de werkzaamheden aan de geul onder provinciale regelgeving vielen. Dit standpunt is herhaald in een e-mailbericht van Roompot van 14 september 2020 aan Het Zeeuwse Landschap, dat op die dag is doorgezonden naar Rijkswaterstaat. Uit de Ontgrondingenverordening Zeeland viel volgens Roompot op te maken dat voor deze werkzaamheden geen vergunning op grond van de Ontgrondingenverordening nodig was. Rijkswaterstaat heeft vervolgens op 15 september 2020 in een e-mailbericht aan Roompot laten weten dat hij het bevoegd gezag is voor het project in de Verdronken Zwarte Polder. Om de werken te mogen aanvangen, is een ontgrondingsvergunning nodig die vooraf dient te worden aangevraagd, zo staat in dat e-mailbericht. In de ochtend van 17 september 2020 is er telefonisch contact geweest tussen Rijkswaterstaat en Roompot waarbij het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijkswaterstaat heeft medegedeeld dat de ontgrondingswerkzaamheden in de Verdronken Zwarte Polder pas mochten aanvangen als er een ontgrondingsvergunning was verleend. In een e-mailbericht van dezelfde dag, gestuurd naar aanleiding van dat telefoongesprek, heeft Roompot aangegeven dat zij dacht dat de werkzaamheden zonder ontgrondingsvergunning konden worden uitgevoerd. Zij heeft in het e-mailbericht te kennen gegeven dat, omdat zij wel de juiste procedure wil volgen, de ontgrondingswerkzaamheden worden gepauzeerd.

In de middag van 17 september 2020 heeft een toezichthouder van de afdeling Handhaving van Rijkswaterstaat geconstateerd dat zonder vergunning ontgrondingswerkzaamheden in de Verdronken Zwarte Polder werden uitgevoerd.

De Afdeling is van oordeel dat, gezien de kennis en de gegevens waarover de toezichthouder op 17 september 2020 beschikte, voldoende aanleiding bestond om spoedeisende bestuursdwang toe te passen. Daarbij betrekt de Afdeling het bij de toezichthouder ontstane beeld dat, hoewel erop was gewezen dat voor het project in de Verdronken Zwarte Polder een ontgrondingsvergunning nodig was en was aangegeven dat de werkzaamheden zouden worden gepauzeerd, de werkzaamheden zonder die vergunning toch werden voortgezet.

Dat dit het gevolg was van miscommunicatie over welke werkzaamheden zonder vergunning mochten worden uitgevoerd, zoals in bezwaar is aangevoerd, kan aan dat beeld niet afdoen. De werkzaamheden waren onomkeerbaar en mogelijk nadelig. Voor zover Roompot in dit verband nog heeft aangevoerd dat de gevolgen van deze werkzaamheden al waren beoordeeld door het waterschap, volgt de Afdeling haar daarin niet. Zoals de minister heeft aangegeven heeft het waterschap de gevolgen van de bouw van een strandbrug op de bij haar in beheer zijnde dijk beoordeeld, wat niet hetzelfde is als de gevolgen van een ontgronding in de Verdronken Zwarte Polder.

Over de verwijzing van Roompot naar de interventiematrix in de Landelijke Handhavingsstrategie overweegt de Afdeling dat over de toepassing daarvan in bezwaar weliswaar discussie is ontstaan, maar dat, gelet op wat er in de middag van 17 september 2020 werd geconstateerd, op dat moment voldoende aanleiding bestond om spoedeisende bestuursdwang toe te passen. De Afdeling laat daarom dat wat over de Landelijke Handhavingsstrategie is aangevoerd buiten bespreking.

Artikel delen