Iedere maand schrijven we blogs naar aanleiding van de Didam arresten I en II. In de maand december signaleren we één Didam-uitspraak, namelijk die van 3 december 2024 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Waterschap Rijn en IJssel is eigenaar van een waterzuiveringsinstallatie die niet langer in gebruik is. Het waterschap besloot deze installatie, inclusief terrein en bijgebouwen te verkopen via een openbare verkoopprocedure. De volgende criteria waren van toepassing:
Hoogte van het bod;
Het plan moet een positieve bijdrage leveren aan de omgeving met name langs de Energieweg en de Oude IJssel;
Het initiatief moet passen in het beleid van de gemeente voor het gebied.
Het waterschap heeft in een voorlopige gunningsbeslissing Park Paviljoen Doetinchem B.V. als winnaar aangewezen. Stichting Boomwortel, die als derde eindigde, is opgekomen tegen deze beslissing. Stichting Boomwortel voert aan dat de gunningscriteria onvoldoende duidelijk zijn toegepast en dat onvoldoende inzichtelijk is hoe de beoordelingssystematiek is gehanteerd. In eerste aanleg heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Boomwortel afgewezen.
In hoger beroep vernietigt het hof het vonnis van de voorzieningenrechter. Het hof oordeelt dat de voorlopige gunningsbeslissing niet voldoet aan de eisen van transparantie en toetsbaarheid. Het hof stelt onder meer vast dat:
Niet uit de voorlopige gunningsbeslissing volgt hoe de drie gunningscriteria zijn toegepast en gewogen bij de beoordeling van de inschrijvingen;
De matrix in de voorlopige gunningsbeslissing geen inzicht biedt in de redengeving achter de scores op de criteria;
Een summier plan van een andere inschrijver een hogere score heeft ontvangen dan het meer uitgebreide plan van Boomwortel, zonder voldoende motivering, waardoor het verweer van het waterschap dat een inhoudelijke beoordeling van het door Boomwortel ingediende plan niet kon plaatsvinden omdat het te minimalistisch zou zijn, niet slaagt.
Hieruit volgt dat de voorlopige gunningsbeslissing niet in stand kan blijven. Als het Waterschap de verkoopprocedure wenst voort te zetten, zal het eerst een herbeoordeling van de inschrijvingen moeten uitvoeren. Indien deze herbeoordeling plaatsvindt en de uitkomst daarvan wordt vastgelegd in een nieuwe voorlopige gunningsbeslissing, zal deze inzicht moeten geven hoe de inhoudelijke beoordeling van de inschrijvingen aan de drie gunningscriteria heeft plaatsgevonden en hoe is gewaarborgd dat aan deze criteria in de eindbeoordeling eenzelfde gewicht is toegekend.
Het hof verbiedt het waterschap uitvoering te geven aan de voorlopige gunningsbeslissing en verplicht het tot een herbeoordeling van de inschrijvingen.
Dit arrest benadrukt dat transparantie en objectiviteit van belang zijn in verkoopprocedures door overheidslichamen. Voor een rechtsgeldige gunningsbeslissing is het essentieel dat:
De selectiecriteria objectief, toetsbaar en redelijk zijn;
De beoordelingssystematiek inzichtelijk is en consistent wordt toegepast;
Inschrijvers op basis van de motivering kunnen begrijpen hoe hun inschrijving is beoordeeld.
Voor de praktijk biedt deze uitspraak de les voor overheidslichamen dat zij hun procedures zodanig in dienen te richten dat marktpartijen duidelijk kunnen aflezen op basis waarvan en waarop wordt beoordeeld en hoe die beoordeling plaatsvindt. Voor marktpartijen is dit een teken om bij onduidelijkheid van de beoordeling tijdig te beslissen een kort geding aanhangig te maken.