Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Dwangsom asbest: waren maatregelen tegen betreding besmet gebied voldoende?

Appellante is eigenares van een perceel. Op dit perceel staat de woning van appellante en een loods. De woning en de loods zijn van elkaar afscheiden door een tuin en beplanting. De loods wordt verhuurd aan derden. Op dit perceel, nabij de loods, is asbest aangetroffen. Hierom heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergeijk (hierna: ‘het college’) aan appellante een last onder dwangsom opgelegd van 50.000,- euro vanwege overtreding van de Woningwet, het Asbestverwijderingsbesluit 2005 en het Bouwbesluit 2012. Appellante verbeurt de dwangsom indien:

29 november 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Sloopwerkzaamheden worden verricht anders dan door een gecertificeerd bedrijf;

Sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd zonder dat een volledige melding, inclusief een actueel asbestinventarisatierapport, is gedaan en deze melding is geaccepteerd;

Appellante het met asbest besmette gedeelte van het perceel weer betreedt of toestaat dat dit wordt betreden voordat sanering is uitgevoerd.

In deze zaak gaat het om de last onder c. Er is namelijk discussie over de vraag of appellante heeft toegestaan dat het besmette gedeelte van het perceel is betreden. Het college heeft vastgesteld dat er mensen aanwezig waren in het besmette gebied. Volgens het college heeft appellante onvoldoende zorg gedragen om te voorkomen dat personen het besmette gedeelte van het perceel betraden.

De rechtbank oordeelde dat het standpunt van het college terecht is. Naar het oordeel van de rechtbank omvat het woord ‘toestaan’ meer dan alleen de uitdrukkelijke toestemming van appellante om het besmette gebied te betreden. Het omvat namelijk ook dat appellante de noodzakelijke maatregelen had moeten treffen om te voorkomen dat het besmette gebied betreden werd. De maatregelen die appellante getroffen heeft, namelijk het met afzetlinten met de boodschap ‘verboden toegang asbest’ en het telefonisch op de hoogte brengen van de huurders over het verbod, waren volgens de rechtbank onvoldoende. Appellante had volgens de rechtbank verdergaande maatregelen moeten treffen zoals het versturen van schriftelijke mededeling aan de huurders van het verbod op straffe van opzegging of opschorting van de huurovereenkomst, het innemen van sleutels, afscherming van het gebied met hekken, of het houden van (camera)toezicht.

Hoger beroep

In hoger beroep stelt appellante dat zij de last onder c heeft nageleefd. Ze heeft namelijk niemand toestemming gegeven om het besmette gebeid te betreden. Volgens appellante is de interpretatie van de rechtbank van het woord ‘toestaan’ te breed. Voor zover de rechtbank wel een juiste betekenis aan het woord ‘toestaan’ heeft gegeven, voert appellante aan dat er voldoende maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat andere personen het besmette gebied zouden betreden.

De Afdeling stelt allereerst vast dat het niet aannemelijk is dat appellante huurders heeft toegestaan om het besmette gebied te betreden. Daarnaast oordeelt de Afdeling dat de last onder c niet zover strekt dat appellante naast de afzetlinten en het informeren van de huurders aanvullende maatregelen had moeten treffen om te voorkomen dat huurders of anderen het besmette gebied op het perceel zouden betreden. Gelet hierop is niet aannemelijk gemaakt door het college dat appellante de last onder c niet heeft nageleefd. De Afdeling verklaart het hoger beroep van appellante dan ook gegrond.

Artikel delen