Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Dwangsom blijft verbeurd als er niet op tijd uitvoering aan is gegeven, ook als last na de verbeuring wordt herroepen

In de uitspraak ABRvS 26 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2586 was de interessante situatie aan de orde dat een last onder dwangsom is verbeurd omdat er binnen de begunstigingstermijn geen uitvoering aan is gegeven en vervolgens (ruim na het verstrijken van het verbeuringsmoment) de situatie toch wordt gelegaliseerd middels een nieuw bestemmingsplan. Als gevolg van deze legalisatie wordt de last onder dwangsom alsnog herroepen, maar het bevoegd gezag blijft de verbeurde dwangsom invorderen.

29 juni 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Bij besluit van 12 oktober 2016 heeft het college aan [appellanten] opgedragen het tuinhuis op het achtererf van het perceel [tie] in Veenendaal binnen 8 weken te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel terug te brengen naar een staat zodat het voldoet aan de regels van vergunningvrij bouwen. Als zij dat niet doen, dan moeten ze een dwangsom betalen van € 10.000,- per week, met een maximum van € 20.000,-. De last houdt in dat [appellanten] de overtreding binnen acht weken ongedaan moeten maken.

Bij besluit van 25 maart 2019 heeft het college besloten om over te gaan tot invordering van de verbeurde dwangsom van € 10.000,-.

Bij besluit van 22 juni 2021 heeft het college opnieuw besloten op het bezwaar van [appellanten]. Het college heeft daarbij het dwangsombesluit van 12 oktober 2016 herroepen en het invorderingsbesluit van 25 maart 2019 gehandhaafd.

De Afdeling heeft eerder al een tussenuitspraak en een einduitspraak gedaan (tussenuitspraak van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4246, en einduitspraak van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2617). Daarin heeft zij twee eerdere besluiten op bezwaar over de last onder dwangsom vernietigd. In het nieuwe besluit op bezwaar van 22 juni 2021 heeft het college op basis van nieuwe metingen geconstateerd dat [appellanten] alsnog hebben voldaan aan de last, omdat zij diverse wijzigen hebben aangebracht en inmiddels ook het bestemmingsplan "Woongebieden 2018" geldt met iets ruimere regels. Het tuinhuis zoals gemeten bij de nieuwe metingen past binnen dit bestemmingsplan. Het college heeft verder opnieuw vastgesteld dat het tuinhuis ten tijde van de oplegging van de last onder dwangsom ten onrechte zonder vergunning was opgericht, zodat het bevoegd was om daartegen handhavend op te treden. Het college heeft de last onder dwangsom herroepen, omdat op dat moment er geen overtreding meer was. Zoals het college op de zitting heeft toegelicht, gold deze herroeping per de datum van het nieuwe besluit op bezwaar. Het college heeft daarom het invorderingsbesluit van 25 maart 2019 in stand gelaten. [appellanten] zijn het daar niet mee eens.

[appellanten] betogen dat het college het invorderingsbesluit van 25 maart 2019 ten onrechte heeft gehandhaafd. Volgens hen is de last onder dwangsom vanaf het begin onrechtmatig en had het college geen dwangsom mogen invorderen. Bovendien kan volgens [appellanten] het invorderingsbesluit niet worden gehandhaafd, omdat het bouwwerk inmiddels voldoet aan het bestemmingsplan "Woongebieden 2018". Volgens hen blijkt uit de rechtspraak van de Afdeling dat als een overtreder vanwege omstandigheden buiten zijn invloedssfeer niet langer in overtreding is, het invorderingsbesluit niet langer kan worden gehandhaafd.

Verder betogen [appellanten] dat het invorderingsbesluit in strijd met het evenredigheidsbeginsel is genomen. Volgens hen had het college in aanmerking moeten nemen dat er al geruime tijd een rechtmatige situatie is, door de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Woongebieden 2018". Ook voeren zij aan dat er inmiddels al twee besluiten zijn vernietigd door de Afdeling en doen zij een beroep op hun gezinssituatie met zes kinderen en hun financiële omstandigheden.

Bij een besluit over invordering van een verbeurde dwangsom moet aan het belang van de invordering een zwaarwegend gewicht worden toegekend. Een andere opvatting zou afdoen aan het gezag dat behoort uit te gaan van een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom. Alleen in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien. Dit is vaste rechtspraak van de Afdeling. De Afdeling verwijst hiervoor bijvoorbeeld naar haar uitspraak van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:333, onder 3.1.

Het college heeft het invorderingsbesluit terecht gehandhaafd. Het college heeft de last onder dwangsom rechtmatig opgelegd. De begunstigingstermijn liep af op 24 mei 2018 en op 29 mei 2018 heeft het college geconstateerd dat [appellanten] niet binnen de begunstigingstermijn aan de last hebben voldaan. Dit betekent dat de dwangsom is verbeurd. Dat het college het besluit tot opleggen van de last onder dwangsom later zonder terugwerkende kracht heeft herroepen, omdat er inmiddels geen overtreding meer is, is hiervoor niet relevant. Het is ook geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan het college van invordering had moeten afzien.

De uitspraak van de Afdeling van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2600, waarnaar [appellanten] verwijzen, kan niet leiden tot een ander oordeel. De vraag of het college mag overgaan tot invordering van een dwangsom voor een overtreding die door legalisering ongedaan is gemaakt, stond in die uitspraak niet ter discussie.

Het college heeft het invorderingsbesluit daarnaast ook niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel genomen. Dat er al geruime tijd een rechtmatige situatie is en dat er al twee besluiten zijn vernietigd door de Afdeling, zijn geen omstandigheden als gevolg waarvan het college van invordering had moeten afzien. Ook hoefde het college in beginsel geen rekening te houden met de financiële omstandigheden van [appellanten]. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder andere de hierboven vermelde uitspraak van 6 februari 2019, hoeft het bestuursorgaan bij een besluit omtrent invordering van de verbeurde dwangsom in beginsel geen rekening te houden met de financiële draagkracht van de overtreder. Voor een uitzondering op dit beginsel bestaat slechts aanleiding, als evident is dat de overtreder gezien zijn financiële draagkracht niet in staat zal zijn de verbeurde dwangsommen (volledig) te betalen. Dat is hier niet geval, omdat niet is gebleken dat [appellanten] niet aan de verschuldigde dwangsommen zouden kunnen voldoen.

Artikel delen