Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Eerste uitspraak m.b.t. concreet zicht op legalisering onder de Omgevingswet

In een uitspraak van de voorzieningenrechter van de ABRvS van 25 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3040 is voor het eerst een rechterlijke beoordeling te lezen van de vraag of sprake kan zijn van concreet zicht op legalisering onder de Omgevingswet (vanwege een al dan niet aan de orde zijnde wijziging van het omgevingsplan).

26 juli 2024

Samenvatting

Samenvatting

Uit de richtinggevende uitspraak van de ABRvS van 3 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2645 over het handhavingsovergangsrecht van de Invoeringswet Omgevingswet volgt hoe het leerstuk van concreet zicht op legalisering moet worden beoordeeld in zaken die onder het overgangsrecht van handhaving vallen (artikel 4.23 Invoeringswet Omgevingswet).

In de zaak waarover op 25 juli 2024 uitspraak is gedaan was bij besluit van 12 juli 2023 aan [verzoekers] een last onder dwangsom opgelegd. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.

Artikel 4.23 van de Invoeringswet Omgevingswet gaat volgens de overzichtsuitspraak van 3 juli 2024 niet over beantwoording van de vraag of sprake is van concreet zicht op legalisatie van de overtreding. Bij beantwoording van die vraag zijn de Omgevingswet en de daarbij behorende omgevingsrechtelijke regels van belang. Bij de beoordeling of sprake is van concreet zicht op legalisatie is immers het materiële recht zoals dat geldt op het moment van het nemen van het besluit op bezwaar relevant (het nieuwe recht dus, YS).

Verzoekers voeren aan dat er concreet zicht op legalisatie is omdat een aanvraag is gedaan voor een omgevingsvergunning voor de erfafscheiding. Ook is een verzoek gedaan om de bestemming van de gronden waarop de erfscheiding staat te wijzigen.

Voor zover [verzoekers] wijzen op de ingediende aanvraag voor de omgevingsvergunning en het verzoek om de bestemming te wijzigen, overweegt de voorzieningenrechter dat deze zijn ingediend na de beslissing op bezwaar van 28 februari 2024. Alleen al daarom kunnen dit verzoek en deze aanvraag niet tot een concreet zicht op legalisatie leiden. Voor zover [verzoekers] aanvoeren dat het college in het verleden zelf plannen had om de bestemming te wijzigen, wijst de voorzieningenrechter erop dat er geen ontwerpbestemmingsplan, of ontwerpwijziging voor het omgevingsplan ter inzage is gelegd. Om die redenen ziet de voorzieningenrechter in wat is aangevoerd voorlopig geen reden om te oordelen dat de rechtbank tot de conclusie had moeten komen dat vanwege een concreet zicht op legalisatie van handhavend optreden had moeten worden afgezien.

Uit de uitspraak van 25 juli 2024 kan dus worden afgeleid dat de lijn dat een ontwerpbestemmingsplan ter inzage moet zijn gelegd (wil er sprake zijn van concreet zicht op legalisering) kan worden doorgetrokken naar een wijziging van het omgevingsplan. Er moet voor concreet zicht op legalisering vanwege een komende omgevingsplanwijziging dus sprake zijn van een ter inzage gelegde ontwerpwijziging van het omgevingsplan.

Eén voorspelling over wanneer er sprake zal zijn van concreet zicht op legalisering onder de Omgevingswet uit mijn tweeluik hieromtrent is dus uitgekomen.

Het tweeluik is hieronder nogmaals te lezen:

Artikel delen