Op 18 februari 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:1816 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam voor het eerst een uitspraak gedaan over de zorgplicht van artikel 2.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving inzake geuroverlast als gevolg van de teelt van cannabis in een glastuinbouwcomplex. Ten eerste was in dit verband de vraag aan de orde of handhavend opgetreden kon worden op grond van de Omgevingswet en het Bal. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan de Wet experiment gesloten coffeeshopketens worden aangemerkt als een lex specialis. Anders dan verzoekster stelt, betekent dit echter niet dat de regels van de Omgevingswet en het Bal niet van toepassing zijn. De Wet experiment gesloten coffeeshopketens sluit de Omgevingswet en het Bal namelijk niet uit, en heeft een ander doel dan de Omgevingswet en het Bal, die het in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving tot doel hebben. Verweerder is bij een overtreding van de Omgevingswet en het Bal in beginsel bevoegd om handhavend op te treden.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het bevoegd gezag bestuursrechtelijk kan handhaven bij een evidente strijd met een specifieke zorgplicht. De voorzieningenrechter oordeelt dat de specifieke zorgplicht uit artikel 2.11 van het Bal in beginsel alleen geldt wanneer het handelen of nalaten van degene die de activiteit verricht onmiskenbaar in strijd is met de zorgplicht. Alleen dan kan een overtreding van de specifieke zorgplicht aan een handhavingsbesluit ten grondslag worden gelegd. De voorzieningenrechter sluit hiermee in zoverre aan bij de invulling die in de rechtspraak is gegeven aan de mogelijkheid tot handhaving van de zorgplicht uit het voorheen geldende artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij overeenkomstig het Geurhinderbeleid heeft gehandeld. De bestreden besluiten berusten daarom op een ondeugdelijk onderzoek. Daarnaast wordt in de bestreden besluiten niet ingegaan op wat in het geval van verzoekster het aanvaardbaar geurhinderniveau is als bedoeld in het Geurhinderbeleid. De voorzieningenrechter kan daarom niet vaststellen of er sprake is van een overtreding van artikel 2.11 van het Bal op grond waarvan verweerder handhavend kon optreden.