Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Emissie-eisen asfaltcentrale gelden ook voor de stof naftaleen

De Rechtbank Oost-Brabant oordeelt in de uitspraak van 29 mei 2024 (ECLI:NL:RBOBR:2024:2252) dat er geen reden is om de emissie-eis voor de stof naftaleen bij asfaltcentrales (als bedoeld in art. 5:46, eerste lid, onder a, Activiteitenbesluit), onverbindend te verklaren.

10 juni 2024

Samenvatting

Samenvatting

Aanleiding voor dit oordeel is een geschil over een toegewezen verzoek om handhaving gericht tegen een asfaltcentrale, waarbij het college een last onder dwangsom heeft opgelegd vanwege het overtreden van art. 5.46, eerste lid, onder a, Activiteitenbesluit milieubeheer. In geschil is onder meer de van toepassing verklaarde emissie-eis voor de stof naftaleen. De asfaltcentrale betoogt dat naftaleen, gelet op het relatief geringe toxische gehalte, niet als Zeer Zorgwekkende Stof (“ZZS”) kan worden aangemerkt en daarom ten onrechte is als een PAK (polycyclische aromatische koolwaterstof) betrokken is in de normstelling van art. 5.46 Activiteitenbesluit.

De rechtbank begrijpt uit dit betoog dat de asfaltcentrale het onevenredig vindt om van asfaltcentrales vergaande maatregelen te verlangen om emissies van deze stof te voorkomen (omdat het moeilijk is en niets toevoegt). De rechtbank overweegt dat de juistheid van een norm in een algemeen verbindend voorschrift niet in iedere zaak ter discussie worden gesteld: er kan immers geen beroep worden ingesteld tegen een algemeen verbindend voorschrift. De verbindendheid van een normstelling kan wel na een exceptieve toetsing van dit algemeen verbindend voorschrift ter discussie worden gesteld. Dit houdt in dat een rechter een algemeen verbindend voorschrift, dat geen wet in formele zin is, in een zaak over een besluit dat op dat voorschrift is gebaseerd toetst op rechtmatigheid.

Daarbij bekijkt de rechtbank of het voorschrift niet in strijd is met hogere regelgeving. De rechter komt ook de bevoegdheid toe te beoordelen of dat algemeen verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het besluit waarover de zaak gaat. Bij die indirecte toetsing van het algemeen verbindend voorschrift vormen de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijk richtsnoer (vgl. de uitspraak van het College van beroep voor bedrijfsleven van 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190). De rechtbank ziet geen aanleiding om art. 5:46 Activiteitenbesluit onverbindend te verklaren omdat naftaleen mogelijk abusievelijk - en daarmee in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel - tot de PAK als bedoeld in art. 5:46 Activiteitenbesluit wordt gerekend.

 De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de betreffende norm al geruime tijd in het Activiteitenbesluit is opgenomen en ongewijzigd in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is opgenomen. In het licht van het voorzorgbeginsel en gelet op de mogelijke risico’s van naftaleen ziet de rechtbank geen aanleiding om art. 5.46 Awb onverbindend te verklaren. Ook het meenemen van naftaleen bij een controle op overtreding van art. 5:46 Activiteitenbesluit is daarom niet onevenredig (vgl. de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 6 februari 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:586). De rechtbank neemt verder in aanmerking dat het voor dit bedrijf en voor andere asfaltcentrales niet onmogelijk is om door middel van maatregelen aan de normstelling in art. 5:46 Activiteitenbesluit te voldoen. Het bedrijf wordt, zo concludeert de rechtbank, daarom niet onevenredig zwaar in haar belangen geschaad.

Artikel delen