In de gemeente Bergen in Limburg is een zogenaamd Energielandgoed beoogd. Dit betreft een ontwikkeling van 400 hectare grond, waarvan 180 hectare bestemd is voor zonnevelden. Daarnaast zijn windturbines, natuurontwikkeling en een bezoekerscentrum gepland. Appellanten voeren een aantal beroepsgronden hiertegen.
De gemeente heeft gekozen voor eigen normen bij het bepalen van de maximaal toelaatbare slagschaduw en geluid als gevolg van de windturbines. De windturbinebepalingen uit het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling zijn dus niet gebruikt. Deze zelf gekozen normen zijn opgenomen in de planregels en vergunningvoorschriften.
Appellanten betogen dat de gemeente wel aangesloten is bij de normen uit het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling, en daarom niet voldoet aan de eisen van de Europese SMB-richtlijn. Dit volgt uit de Delfzijl-tussenuitspraak van 2021.
Deze eigen normen hanteren mag, maar alleen als die normen voorzien zijn van een actuele, deugdelijke, op zichzelf staande en op de aan de orde zijnde situatie toegesneden motivering. Dat de regels deels overeenkomen betekent niet dat er geen sprake is van eigen normen, volgens de gemeente.
Voor het aspect slagschaduw is gekozen voor maximaal 6 uur slagschaduw per jaar. Dit is een strengere norm dan die uit de Activiteitenregeling. Voor het aspect geluid komen de normen echter overeen. Die norm is bovendien niet voorzien van een actuele, deugdelijke, op zichzelf staande en op de aan de orde zijnde situatie toegesneden motivering. Er is bijvoorbeeld niet gekeken naar het effect van een lagere energieproductie op de geluidsproductie.
Het betoog op dit punt slaagt.
Appellanten betogen dat met de onderhavige ontwikkeling de gemeentelijke doelstelling voor duurzame energieproductie ruimschoots overschreden wordt. Ze komen daarmee op tegen de windmolens, aangezien met alleen het zonneveld ook aan de doelstelling voldaan wordt, zonder de impact van de windmolens op het woon- en leefklimaat van omwonenden.
De doelstelling van zoveel mogelijk van de energiebehoefte van de gemeente volgt echter wel uit het masterplan, en het betoog slaagt niet.
Een appellant komt op tegen het bestemmingsplan omdat dit zou leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Volgens hem is de landschappelijke inpassing niet planologisch geborgd en is er geen onderzoek gedaan naar de effecten van lichtreflectie op zijn perceel.
Zijn perceel en daarop gelegen woning is in het midden van het plangebied gelegen. De Afdeling oordeelt dat de gemeente de belangen van de appellant onvoldoende meegenomen heeft in de belangenafweging. Binnen de nieuwe planregels zouden de zonnepanelen 33 meter van de woning van appellant gebouwd kunnen worden, en uit het verweer van de gemeente blijkt onvoldoende hoe de impact hiervan meegewogen is.
De andere, talrijke, beroepen slagen niet. De raad en het college worden opgedragen om binnen 20 weken de gebreken te herstellen.